Resolutie van het Europees Parlement van 3 oktober 2023 over Europees vervoer dat voldoet aan de behoeften van vrouwen ()
Het Europees Parlement,
–gezien de artikelen2 en3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
–gezien de artikelen4, 8, 10, 19, 91, 153 en157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien de artikelen21 en23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
–gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN en de daarin opgenomen duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), met name SDG5 en de bijbehorende streefcijfers en indicatoren,
–gezien het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 18december 1979,
–gezien de EU-richtlijnen over diverse aspecten van gelijke behandeling van vrouwen en mannen die vanaf 1975 zijn vastgesteld, waaronder Richtlijn79/7/EEG van de Raad van 19december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid(1), Richtlijn92/85/EEG van de Raad van 19oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie(2), Richtlijn2004/113/EG van de Raad van 13december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten(3), Richtlijn2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep(4), Richtlijn (EU)2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn2010/18/EU van de Raad(5), Richtlijn2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn86/613/EEG van de Raad(6), en Richtlijn(EU)2023/970 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen (richtlijn beloningstransparantie)(7),
–gezien de mededeling van de Commissie van 17juni 2009 getiteld “Een duurzame toekomst voor het vervoer: naar een geïntegreerd, technologiegeleid en gebruikersvriendelijk systeem” (),
–gezien de mededeling van de Commissie van 5maart 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” (),
–gezien de mededeling van de Commissie van 9december 2020 getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit – Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (),
–gezien de mededeling van de Commissie van 14juli 2021 getiteld “‘Fit for 55’: het EU-klimaatstreefdoel voor 2030 bereiken op weg naar klimaatneutraliteit” (),
–gezien de mededeling van de Commissie van 14december 2021 getiteld “Het nieuwe EU-kader voor stedelijke mobiliteit” (),
–gezien Verordening (EU)2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr.561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr.165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen(8),
–gezien zijn resolutie van 11 september 2012 over de rol van vrouwen in de groene economie(9),
–gezien zijn resolutie van 29november 2018 over de situatie van vrouwen met een handicap(10),
–gezien de EU-strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030,
–gezien zijn resolutie van 21januari 2021 over het genderperspectief in de COVID-19-crisis en de periode na de crisis(11),
–gezien zijn resolutie van 21januari 2021 over de EU-strategie inzake gendergelijkheid(12),
–gezien werkdocument nr.298 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) uit 2013 getiteld “Promoting the employment of women in the transport sector – Obstacles and policy options” (Bevordering van werk voor vrouwen in de vervoerssector – Belemmeringen en beleidsopties),
–gezien zijn resolutie van 6oktober 2021 over het EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-2030 – Volgendestappen op weg naar “Vision Zero”(13),
–gezien zijn resolutie van 16 februari 2023 over de ontwikkeling van een EU-fietsstrategie(14),
–gezien de strategie voor gendergelijkheid 2018-2023 van de Raad van Europa,
–gezien de gendergelijkheidsindex2022 van het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE),
–gezien de studie van de beleidsondersteunende afdeling Rechten van de burger en Constitutionele Zaken van zijn directoraat-generaal Intern Beleid van de Unie van 16december 2021 getiteld “Women and transport” (Vrouwen en vervoer),
–gezien het verslag van de Commissie van 14september 2022 getiteld “Study on the social dimension of the future EU transport system regarding users and passengers – Final report” (Studie over de sociale dimensie van het toekomstige vervoerssysteem van de EU wat gebruikers en passagiers betreft – Eindverslag),
–gezien artikel54 van zijn Reglement,
–gezien het advies van de Commissie vervoer en toerisme,
–gezien het verslag van de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid (A9-0239/2023),
A.overwegende dat gendergelijkheid een kernwaarde van de EU moet zijn en dat effectief is; overwegende dat gendergelijkheid essentieel is voor een bloeiende Europese levensstijl en om ervoor te zorgen dat alle burgers in verscheidenheid verenigd zijn; overwegende dat het genderperspectief in alle EU-beleid moet worden geïntegreerd door middel van gendermainstreaming en genderbudgettering; overwegende dat het EIGE specifiek benadrukt dat gendermainstreaming een onderdeel moet zijn van de voorbereiding van alle beleidsmaatregelen en programma’s, alsook van relevante uitgaven, bijvoorbeeld voor infrastructuur, en tevens opmerkt dat de doelstelling om gendergelijkheid te bevorderen en discriminatie te bestrijden ook moet gelden voor de vervoerssector;
B.overwegende dat er op 1 januari 2021 in de Europese Unie 229miljoen vrouwen en 219miljoen mannen waren(15), een feit waarmee rekening moet worden gehouden in op maat gesneden beleidsmaatregelen en besluitvorming op het gebied van vervoer in alle lidstaten; overwegende dat een goed begrip van genderspecifieke elementen, zoals de behoeften en ervaringen van vrouwen, bij het ontwerpen, uitvoeren, monitoren en evalueren van vervoersbeleid en -programma’s op alle politieke, economische en maatschappelijke gebieden noodzakelijk is om te waarborgen dat vrouwen, gezinnen en huishoudens in al hun diversiteit, ouderen, jongeren, personen met een handicap, lhbtiq+-personen, mensen van kleur en andere kwetsbare groepen hier in gelijke mate baat bij hebben en ongelijkheid niet wordt bestendigd;
C.overwegende dat het EIGE specifiek benadrukt dat gendermainstreaming een onderdeel moet zijn van de voorbereiding van alle beleidsmaatregelen en programma’s, alsook van relevante uitgaven, bijvoorbeeld voor infrastructuur, en tevens opmerkt dat de doelstelling om gendergelijkheid te bevorderen en discriminatie te bestrijden ook moet gelden voor de vervoerssector;
D.overwegende dat steden overal ter wereld inzetten op beleid om het autogebruik terug te dringen en voorrang te geven aan het openbaar vervoer als middel om congestie, luchtverontreiniging en de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan; overwegende dat reistijd, veiligheid en de bebouwde omgeving als de meest bepalende factoren worden beschouwd wanneer reizigers hun vervoerswijzen kiezen; overwegende dat de reistijd met het openbaar vervoer echter ongeveer drie keer zo lang is als met een personenauto, veelal door lange wachttijden voor bussen of door congestie bij het opstappen in metrostations tijdens het spitsuur(16);
E.overwegende dat de COVID-19-pandemie en de noodzakelijke lockdowns als gevolg hiervan mensen hebben laten inzien dat essentiële diensten die lokaal en op billijke wijze toegankelijk zijn met minimale belemmeringen belangrijk zijn voor het welzijn en de gezondheid van de hele samenleving, waaronder vrouwen, kwetsbare groepen, gezinnen in al hun diversiteit, de jonge generatie en ouderen;
F.overwegende dat onderzoek in tal van lidstaten heeft uitgewezen dat gendergerelateerd geweld in de openbare ruimte en het openbaar vervoer een bijzonder significant probleem is en dat de beveiligingsmaatregelen en de slachtofferhulp nog steeds ontoereikend zijn; overwegende dat volgens het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) bijna 55% van de vrouwen in de Europese Unie te maken heeft gehad met seksuele intimidatie in het openbaar vervoer(17); overwegende dat er talrijke meldingen zijn van seksueel geweld in diverse vervoerswijzen, bijvoorbeeld door bestuurders van ritdelingplatforms en taxi’s; overwegende dat dit een negatief effect kan hebben op de vervoerskeuzen van vrouwen in al hun diversiteit, alsook op hun mogelijkheden op het gebied van werk en onderwijs en op maatschappelijk en professioneel gebied;
G.overwegende dat aanbieders van ritdeling en platformvervoer de verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen aan de veiligheid van personen en dat aanbieders de plicht hebben de veiligheid vanuit genderperspectief te verbeteren; overwegende dat technologie reizen voor vrouwen en meisjes veiliger kan maken door het werk van beveiligingstechnici, waaronder vrouwelijke ingenieurs, die innovatieve nieuwe veiligheidskenmerken hebben ontworpen;
H.overwegende dat een slecht ontworpen vervoersbeleid de huidige armoede en sociale uitsluiting nog kan verergeren; overwegende dat er nog steeds een gebrek is aan naar geslacht en gender uitgesplitste gegevens, alsook aan gegevens die zijn uitgesplitst naar andere sociaal-economische factoren, zoals inkomen, levensomstandigheden en arbeidsstatus; overwegende dat er ook nog steeds een gebrek is aan genderanalyse van vervoer en mobiliteit in de hele EU en aan gegevens die zijn uitgesplitst naar andere factoren, zoals leeftijd; overwegende dat dit gebrek aan uitgesplitste gegevens een belemmering vormt voor de uitvoering van een doelgericht genderresponsief en inclusief vervoersbeleid voor personen, gezinnen en huishoudens in al hun diversiteit; overwegende dat naar gender uitgesplitste gegevens een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van een vervoersbeleid dat naar behoren rekening houdt met genderverschillen; overwegende dat de momenteel beschikbare gegevens niet altijd vergelijkbaar en gestandaardiseerd zijn en niet efficiënt kunnen worden benut; overwegende dat verder diepgaand onderzoek nodig is naar de psychologische en sociale factoren die bepalend zijn voor de specifieke behoeften en voorkeuren van vrouwen met betrekking tot het gebruik van vervoerswijzen; overwegende dat meer gegevens nodig zijn om een duidelijk onderscheid te maken tussen de belemmeringen en het gebrek aan mogelijkheden die vrouwen beletten om toegang te krijgen tot de vervoerssector en de factoren die hen doen besluiten om te vertrekken of te blijven;
I.overwegende dat het percentage vrouwen dat in de vervoerssector werkt in de hele EU gemiddeld ongeveer 22% bedraagt, met aanzienlijke verschillen tussen de subsectoren in de vervoerssector (land, lucht, zee) en tussen de lidstaten; overwegende dat vrouwen te maken krijgen met meer intimidatie en seksueel geweld in het vervoer dan mannen, hetgeen waarschijnlijk een van de redenen is voor het feit dat vrouwen in het vervoer beperkt vertegenwoordigd zijn;
J.overwegende dat het volgen van een genderresponsieve aanpak op het gebied van stadsplanning en het uitvoeren van een genderanalyse van vervoersdiensten van groot belang zijn om de levenskwaliteit van vrouwen in al hun diversiteit te verbeteren; overwegende dat deze aanpak bovendien transformerend kan zijn voor alle gebruikers, waaronder gezinnen en huishoudens in al hun diversiteit, die de kansen zullen kunnen benutten die steden en perifere gebieden bieden, terwijl tegelijk ruimere sociale, economische en milieuvoordelen worden gerealiseerd; overwegende dat een beter genderevenwicht en meer diversiteit en inclusie leiden tot meer diverse werkplekken, waardoor banen in de vervoerssector aantrekkelijker worden en de vervoerssector als geheel concurrerender wordt;
K.overwegende dat luchtverontreiniging verantwoordelijk is voor de aanzienlijke versnelling van osteoporose bij vrouwen; overwegende dat vrouwen met een verminderde botmassa en vroege tekenen van osteoporose een verhoogd risico op letsel in het openbaar vervoer lopen(18);
L.overwegende dat het gebruik van vervoer verschilt per gender en volgens andere factoren, zoals complexiteit, duurzaamheid, frequentie, wijze, duur, doel, kosten, beveiliging, toegankelijkheid en veiligheid; overwegende dat verschillende genders daarom verschillende vervoersbehoeften en -wensen hebben, vaak als gevolg van hardnekkige genderstereotypen en -ongelijkheden, waarbij het openbaar vervoer en auto’s op verschillende manieren worden gebruikt; overwegende dat vrouwen vaker gecompliceerder reispatronen hebben, vaker voor openbaar vervoer kiezen en onderweg diverse haltes inlassen, en dat zij vaker zullen reizen tijdens daluren, met name vanwege zorgtaken; overwegende dat mannen vaker kiezen voor autovervoer en vaker een rechtstreekse dagelijkse route hebben dan vrouwen, waarbij 31% van de vrouwen het openbaar vervoer gebruikt, tegenover 24% van de mannen(19);
M.overwegende dat vrouwen gemiddeld langer leven, hetgeen gewoonlijk gepaard gaat met een beperkte mobiliteit en dus extra problemen bij het gebruik van vervoersdiensten;
N.overwegende dat er op het gebied van openbaar vervoer of infrastructuurplanning nog te weinig aandacht wordt besteed aan de behoeften van vrouwen; overwegende dat inzicht in vervoerspatronen en de mobiliteit van vrouwen in al hun diversiteit van fundamenteel belang is voor de ontwikkeling van een genderbewust vervoersbeleid, dat vrouwen een gunstig klimaat moet bieden waarin zij veilige, toegankelijke, betrouwbare, duurzame en niet-discriminerende vervoerswijzen kunnen delen; overwegende dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn als deskundigen en beleidsmakers in de vervoerssector en bij de planning van de mobiliteit in steden;
O.overwegende dat veilig woon-werkverkeer voor vrouwen die in de vervoerssector werken niet altijd gegarandeerd is, met name wanneer zij vroeg beginnen en/of ‘s avonds laat klaar zijn; overwegende dat seksuele intimidatie en gendergerelateerd geweld in het vervoer het reisgedrag van vrouwen beïnvloedt; overwegende dat de vrees voor intimidatie in de openbare ruimte niet beperkt is tot vrouwen en meisjes maar ook veel voorkomt bij lhbtiq+-personen, die daardoor gehinderd worden in hun sociale en economische integratie;
P.overwegende dat vrouwen in tegenstelling tot mannen vaker gebruikmaken van collectieve en duurzame vervoerswijzen, zoals openbaar vervoer, lopen of fietsen, waarbij zij vaak onderdelen aaneenrijgen, waardoor zij een versnellend effect hebben op de veranderingen in het kader van de groene transitie; overwegende dat dit grotere loopvolume, wanneer het wordt gerealiseerd in schone lucht, een positief effect kan hebben op de gezondheid van vrouwen en meisjes, aangezien hierdoor de cardiovasculaire risico’s verminderen en de mechanische kwaliteit van bloedvaten verbetert;
Q.overwegende dat de stedenmissie van de Commissie tot doel heeft dat 100 steden in de EU tegen 2030 klimaatneutraal zijn door verschillende maatregelen, waaronder de instelling van autovrije stadscentra zodat de inwoners meer gebruik gaan maken van openbaar vervoer, actieve mobiliteit en koolstofarme vervoersoplossingen; overwegende dat de verwezenlijking van de SDG’s inzake gendergelijkheid moet worden gekoppeld aan de opwindende rol die vrouwen potentieel kunnen spelen om het koolstofvrij maken van de vervoerssector te versnellen; overwegende dat het uitbannen van mobiliteitsarmoede een wezenlijk onderdeel is van de doelstelling van de Europese Green Deal om te zorgen voor een rechtvaardige transitie waar niemand aan zijn lot wordt overgelaten; overwegende dat vrouwen vaker in mobiliteitsarmoede verkeren, in het bijzonder alleenstaande moeders, die 85% van de eenoudergezinnen uitmaken, vrouwen uit minderheidsgroepen, vrouwen met een laag inkomen, alsook alleenstaande vrouwen, vrouwen met een handicap en oudere vrouwen;
R.overwegende dat bij de invoering van nieuwe voertuig- en automatiseringstechnologieën rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van vrouwen en de veiligheid en duurzaamheid moet worden vergroot, en burgers met beperkte IT-geletterdheid en beperkte toegang tot internet niet mogen worden uitgesloten;
S.overwegende dat softwareoplossingen ecosystemen op het gebied van mobiliteit kunnen modelleren, simuleren, analyseren en optimaliseren, en dat daarom bij de ontwikkeling ervan rekening moet worden gehouden met genderspecifieke behoeften;
T.overwegende dat duurzaam vervoer, zoals openbaar vervoer, met name lokale treinen, en fietsen, gelijke toegang tot mobiliteitsdiensten vereist, door middel van maatregelen die betaalbaarheid en een grotere mobiliteit voor iedereen waarborgen, met inbegrip van ouderen en personen met een handicap, en een dienstverlening van dezelfde kwaliteit garanderen in de stad en op het platteland;
U.overwegende dat veiligheid en gemak belangrijke factoren zijn die vrouwen en meisjes ervan weerhouden de fiets te nemen; overwegende dat zij vaker onderweg zijn met een kinderwagen of baat hebben bij het gebruik van een bakfiets voor de uitvoering van zorgtaken; overwegende dat vrouwen bij het kiezen van een vervoerswijze doorgaans meer rekening houden met duurzaamheid en veiligheid; overwegende dat vrouwen vaker de fiets nemen als er veilige en aaneengesloten fietspaden en -stroken voorhanden zijn; overwegende dat fietsvriendelijke infrastructuur, fietsstroken en gescheiden fietspaden de feitelijke en gepercipieerde veiligheid vergroten en zo meer mensen, en met name vrouwen, aansporen om de fiets te nemen; overwegende dat de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke applicaties voor het delen van fietsen opwindende nieuwe reismogelijkheden biedt, ook voor mensen die in plattelandsgebieden wonen;
V.overwegende dat wegen over het algemeen niet ontworpen zijn om mensvriendelijk te zijn, met voetgangers al te vaak een bijzaak, en dat, als er voorzieningen voor voetgangers bestaan, deze vaak ontoereikend zijn;
W.overwegende dat de verschillen in lichaamsbouw tussen mannen en vrouwen een belangrijke bepalende factor zijn voor de kwetsbaarheid bij auto-ongevallen; overwegende dat mannen vaker betrokken zijn bij een auto-ongeval, maar dat vrouwen die betrokken zijn bij een auto-ongeval 47% meer kans lopen om ernstig gewond te raken(20), 71% meer kans om matig gewond te raken en 17% meer kans om te overlijden(21); overwegende dat vrouwen bij een ongeval ook twee keer zo vaak in het voertuig klem komen te zitten(22); overwegende dat bij het ontwerp van voertuigen en wagons, ook voor veiligheidselementen als autostoelen en gordels, vaak wordt uitgegaan van een groter, stereotiep mannelijk lichaam, met als gevolg minder efficiëntie en gebruiksgemak en bij ongevallen een veel groter risico op ernstig letsel en een hoger sterftecijfer voor kleinere mensen, met inbegrip van vrouwen en meisjes; overwegende dat bij de ontwikkeling van auto’s, gordels, stoelen en airbags voornamelijk gebruikgemaakt wordt van biologisch realistische testpoppen op basis van een mannenlichaam; overwegende dat genderresponsieve crashtestnormen nog niet wettelijk verplicht zijn;
X.overwegende dat vervoersinfrastructuur met een goed ontworpen en veilige omgeving op overstapplaatsen (waaronder hubs en andere vervoerscentra) een positief effect heeft zowel op de feitelijke als op de gepercipieerde veiligheid(23);
Y.overwegende dat vrouwen en andere ouders en verzorgers die alleen met baby’s of peuters reizen, geconfronteerd worden met bijkomende logistieke uitdagingen tijdens veiligheidscontroles op luchthavens en andere internationale terminals, in vliegtuigen wanneer zij gebruikmaken van sanitaire voorzieningen of wanneer zij van boord gaan; overwegende dat reizen met het openbaar vervoer moeilijk is als de toegang en de ruimte voor kinderen in kinderwagens en buggy’s beperkt is; overwegende dat vrouwen vaker in vervoersarmoede verkeren, in het bijzonder alleenstaande moeders, vrouwen uit minderheidsgroepen, vrouwen met een laag inkomen, alsook alleenstaande vrouwen, vrouwen met een handicap en oudere vrouwen;
Z.overwegende dat werkgelegenheid, toegang tot diensten en sociale inclusie nauw samenhangen met de toegang tot vervoer en mobiliteit; overwegende dat mobiliteitsbelemmeringen de toegang van vrouwen tot banen en essentiële diensten zoals gezondheidszorg en onderwijs in de weg staan, hetgeen gevolgen heeft voor hun accumulatie van menselijk kapitaal, zowel voor zichzelf als voor de personen te hunnen laste;
AA.overwegende dat het aannemen van meer vrouwen in het openbaar vervoer tot veiliger openbaar vervoer leidt voor vrouwelijke werknemers en passagiers(24);
AB.overwegende dat in de in 2017 uitgevoerde enquête van de Europese Federatie van vervoerswerknemers 63% van de respondenten al te maken had gehad met geweld, waarvan 49% door klanten, 22% door collega’s en 17% door managers/chefs; overwegende dat 80% van de vrouwen die een incident had gemeld, van mening was dat haar klacht geen negatieve gevolgen had gehad voor de dader en de werkomgeving niet veiliger had gemaakt(25);
AC.overwegende dat vrouwen hun soort werk moeten kunnen kiezen op basis van hun eigen vrije keuze en behoeften, zodat zij hun volledige potentieel kunnen verwezenlijken, zonder te worden beperkt door genderstereotypen of andere externe belemmeringen; overwegende dat vrouwen, die te maken hebben met belemmeringen die de vervoerssector voor hen minder aantrekkelijk maken, zoals een agressieve cultuur, genderstereotypen, discriminatie en ongelijke behandeling, een gebrek aan evenwicht tussen werk en privéleven, een gebrek aan gezondheids- en veiligheidsmaatregelen, waaronder toegang tot behoorlijke sanitaire voorzieningen en een hoog niveau van geweld en intimidatie, op alle niveaus ondervertegenwoordigd zijn in de banen in de vervoerssector, waarbij zij gemiddeld ongeveer 16% uitmaken van het totale aantal werknemers(26), en dat zij bijzonder zeldzaam zijn in leidinggevende functies; overwegende dat de sector maatregelen moet nemen om de ondervertegenwoordiging van vrouwen in operaties, besluitvorming, planning en onderzoek aan te pakken; overwegende dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om de inbreng van vrouwen op het gebied van vervoer in het algemeen te verkrijgen; overwegende dat een sterkere vertegenwoordiging van vrouwen in de sector ertoe zou bijdragen dat beter rekening wordt gehouden met de behoeften van vrouwen op het gebied van vervoer; overwegende dat, als deze kwesties worden aangepakt, dit ertoe zou bijdragen dat het ontwerp van producten, systemen en beleidsmaatregelen de behoeften weerspiegelt van de meerderheid van de samenleving, namelijk vrouwen, en van kwetsbare groepen, gezinnen in al hun diversiteit, jongeren en ouderen; overwegende dat, als de vervoerssector aantrekkelijker wordt gemaakt voor vrouwen, dit ten goede zal komen aan alle werknemers in de sector en zal zorgen voor meer veerkracht en duurzaamheid in de sector als geheel;
AD.overwegende dat de maritieme sector een door mannen gedomineerde omgeving is, waar vrouwen naar schatting slechts 2% uitmaken van het mondiale werknemersbestand, horecapersoneel op cruiseschepen inbegrepen, en slechts 1% van de zeelieden(27); overwegende dat volgens het BIMCO/ICS-verslag over het personeelsbestand van zeelieden uit 2021, vrouwen wereldwijd momenteel slechts 1,2% van dit personeelsbestand uitmaken; overwegende dat de positie van vrouwen in de maritieme gemeenschap de afgelopen jaren is verbeterd, maar dat dit te traag gaat, en dat mannen nog steeds het overwicht hebben in traditionele sectoren als vervoer, de bouw of de visserij;
AE.overwegende dat vrouwelijke werknemers 40% uitmaken van het totale personeel in het luchtvervoer in Europa; overwegende dat de meerderheid van de vrouwelijke werknemers in de luchtvaart werken bij de klantenservice en in de administratie en dat vrouwen ondanks de vooruitgang van de afgelopen jaren nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in leidinggevende functies; overwegende dat wereldwijd slechts 3% van de vliegtuigpiloten vrouw is(28); overwegende dat in een enquête uit 2018 van Women in Aviation International 71% van de ondervraagde vrouwen aangaf slachtoffer te zijn geweest van pesten op het werk;
AF.overwegende dat het percentage vrouwelijke vrachtwagenchauffeurs in de meeste Europese regio’s minder is dan 3%, en het percentage bus- en reisbuschauffeurs minder dan 12%(29); overwegende dat volgens de Internationale Wegvervoerorganisatie (IRU) in 2019 slechts 2% van de chauffeurs in Europa vrouw was, terwijl het tekort aan chauffeurs steeds groter wordt en tot 40% van de vacatures niet ingevuld raakt; overwegende dat slechte arbeidsomstandigheden de belangrijkste reden zijn voor deze situatie; overwegende dat, volgens een studie van de IRU, 87% van de chauffeurs ouder dan 55jaar en 73% van de chauffeurs jonger dan 24jaar van mening is dat het feit dat ze vaak lange tijd van huis moeten zijn doorslaggevend is als verklaring voor het lage aantal sollicitaties in de sector;
AG.overwegende dat de vervoerssector rekening moet houden met de specifieke behoeften van vrouwen teneinde hun gezondheid en veiligheid, zowel op het werk als tijdens verplaatsingen, te waarborgen; overwegende dat het vervoer in veel sectoren en landen in de wereld nog steeds wordt gezien als een sector waarin vrouwen geconcentreerd zijn in lager betaalde banen met in vergelijking weinig carrièremogelijkheden; overwegende dat volgens de IAO geweld, discriminatie, psychologische en seksuele intimidatie en intimidatie op de werkplek, pesterijen en een gebrek aan basisvoorzieningen voor werknemers in de vervoerssector belangrijke factoren zijn die banen in de sector minder aantrekkelijk maken voor vrouwen en het moeilijk maken om mensen die in de sector werken te behouden, wat in sommige sectoren leidt tot een moeilijke situatie; overwegende dat automatisering en digitalisering het karakter van voorheen erg belastende functies hebben veranderd, een uitdaging vormen en de sector aantrekkelijker kunnen maken voor vrouwen; overwegende dat vrouwen een minderheid vormen onder treinbestuurders, met name bestuurders van goederentreinen; overwegende dat deze situatie te wijten is aan moeilijke arbeidsomstandigheden, met name voor vrouwen; overwegende dat het gebrek aan toiletten en toiletpapier en andere slechte, onhygiënische omstandigheden in goederen- en passagierstreinen een groot obstakel vormen voor een toename van het aantal vrouwen dat in de sector werkt; overwegende dat het verdelen van menstruatieondergoed niet volstaat voor een betere ervaring van vrouwen en meisjes wanneer zij gebruikmaken van toiletvoorzieningen; overwegende dat verbeteringen alleen kunnen worden gerealiseerd door adequate toiletten te installeren, om te zorgen voor positieve en herstellende toiletpauzes tijdens en tussen reizen;
AH.overwegende dat vervoersbedrijven in bijna alle vervoerswijzen te kampen hebben met aanzienlijke aanwervingsproblemen, onder meer als gevolg van arbeidsomstandigheden die onverenigbaar zijn met een goed evenwicht tussen werk en privéleven en met zorgtaken en als gevolg van lage lonen, met name voor mobiel personeel; overwegende dat de personeelstekorten in de vervoerssector kunnen worden geremedieerd door de indienstneming van meer vrouwen, hetgeen kan worden bereikt door de sector concurrerender en voor vrouwen aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door een verbetering van de arbeidsomstandigheden(30);
AI.overwegende dat kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) een rol kunnen spelen bij de revitalisatie van de vervoerssector en de bevordering van gendergelijkheid;
AJ.overwegende dat het belangrijk is efficiënte, duurzame en betaalbare mobiliteit in plattelandsgebieden en perifere gebieden te bevorderen en in stand te houden; overwegende dat het bevorderen en in stand houden van efficiënte en betaalbare mobiliteitsopties, die betere verbindingen en toegankelijkheid mogelijk maken, van cruciaal belang zijn voor grotere economische en sociale kansen in deze gebieden en regio’s; overwegende dat de connectiviteit in plattelandsgebieden onvoldoende ontwikkeld is, als gevolg van een vaak gebrekkige vervoersinfrastructuur en onregelmatige verbindingen, hetgeen leidt tot een ongelijke toegang tot gezondheidszorg; overwegende dat de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke applicaties voor het delen van fietsen of auto’s veelbelovende nieuwe reis- en mobiliteitsmogelijkheden biedt voor mensen die in plattelandsgebieden wonen; overwegende dat vrouwen in plattelandsgebieden doorgaans minder vaak een rijbewijs hebben of over een auto beschikken dan mannen, maar tegelijkertijd meer verplaatsingen maken dan mannen voor het verrichten van zorgtaken;
AK.overwegende dat vrouwen, meisjes en andere kwetsbare groepen die in plattelandsgebieden wonen belemmeringen ondervinden om steun te krijgen, met inbegrip van gezondheidszorg, wanneer zij het slachtoffer zijn van gendergerelateerd geweld vanwege het aanhoudende gebrek aan een goed ontwikkelde vervoersinfrastructuur; overwegende dat deze belemmeringen onder meer bestaan in duur en slecht toegankelijk vervoer en een gebrek aan mogelijkheden om contact op te nemen met vervoers- en zorgdiensten in plattelandsgebieden;
AL.overwegende dat ontoereikend collectief vervoer ernstig het vermogen kan belemmeren van vrouwen, meisjes en andere kwetsbare personen om levensreddende geneesmiddelen, profylactische behandeling na blootstelling en noodanticonceptiemiddelen te verkrijgen;
1.bevestigt nogmaals het engagement van de EU voor de verwezenlijking van gendergelijkheid op het gebied van vervoer, en wijst op de vooruitgang die tot nu toe is geboekt; beklemtoont dat er concrete maatregelen nodig zijn om de veiligheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van vervoersdiensten te verbeteren, evenals de kansen op het vinden van een baan en de arbeidsomstandigheden in de sector voor vrouwen in al hun diversiteit;
2.neemt met bezorgdheid kennis van de demografische verandering in sommige regio’s van de Unie; is van mening dat overheden gelet hierop een krachtiger beleid moeten voeren om de vergrijzing van de actieve bevolking en de daarmee samenhangende arbeidstekorten aan te pakken, hetgeen de mogelijkheid kan bieden aan getalenteerde vrouwen om de tekorten in te vullen;
3.benadrukt dat vrouwen zowel bij het fysieke ontwerp als bij de uitvoering van vervoersdiensten moeten worden betrokken indien men gendergelijkheid in de sector wil verwezenlijken;
4.benadrukt dat gendermainstreaming op het gebied van vervoer over de hele linie positieve effecten heeft, met inbegrip van sociale inclusie en werkkansen; beklemtoont het belang van gendermainstreaming op het gebied van vervoer voor de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie; herhaalt in dit verband zijn verzoek aan de Commissie, de lidstaten en de lokale overheden om voor intersectionele gendermainstreaming te zorgen in de plannen op het gebied van vervoer en stedelijke mobiliteit en om vrouwen en meisjes in al hun diversiteit, met inbegrip van vrouwen met een handicap, te raadplegen en te betrekken bij de besluitvormingsprocessen, teneinde ervoor te zorgen dat vervoer en stadsplanning daadwerkelijk aan de beantwoorden behoeften van vrouwen;
5.merkt op dat monitoring van en verslaglegging over in de EU uitgevoerde vervoersmaatregelen essentieel zijn om die maatregelen verder af te stemmen op de veranderende mobiliteitspatronen van vrouwen en mannen en van een vergrijzende bevolking; benadrukt in dit verband dat het delen van beste praktijken en het raadplegen van lokale belanghebbenden, met inbegrip van vrouwen- en lhbtiq+-verenigingen, van essentieel belang zijn om de beleidsmaatregelen op het gebied van vervoer te optimaliseren; erkent dat duurzame mobiliteit de waardigheid van personen moet waarborgen en zowel in overeenstemming moet zijn met de EU-strategie voor gendergelijkheid als met de EU-strategie voor lhbtiq+-personen; benadrukt voorts dat betrokkenheid van de belanghebbenden van cruciaal belang is om de behoeften van vervoersgebruikers, met name de specifieke behoeften van vrouwen in al hun diversiteit, beter te begrijpen en erin te voorzien, en om zich te verzekeren van de medewerking van de belanghebbenden(31);
6.herinnert eraan dat genderstereotypering, vooroordelen en discriminatie vrouwen uitsluiten van economische, politieke en sociale activiteiten, met als gevolg een gebrek aan efficiëntie, een grotere verspilling van menselijke hulpbronnen, een gebrek aan inkomsten en economische afhankelijkheid voor vrouwen, en een belemmering vormen voor de politieke participatie van vrouwen; benadrukt dat vrouwen werkzaam moeten zijn en op gelijke wijze bij zaken betrokken moeten worden op alle niveaus en in alle sectoren van het vervoer, met inbegrip van de besluitvorming; stelt vast dat er middelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat vrouwen vertegenwoordigd zijn in onderzoek en besluitvorming op vervoersgebied;
7.betreurt het gebrek aan gestandaardiseerde, naar geslacht en gender uitgesplitste vervoersgegevens en genderanalyses die met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming zijn verzameld voor alle vervoerswijzen, zoals vastgesteld in de studie “Vrouwen en vervoer”; verzoekt de Commissie daarom na te gaan of de uitwisseling van gendergegevens tussen vervoersactoren moet worden opgenomen in de gemeenschappelijke Europese gegevensruimte, om lacunes in de vervoersgegevens te remediëren en input te leveren voor de beleidsvorming; wijst op de noodzaak van meer raadpleging en gegevens om de gewoonten en behoeften van vrouwen in de vervoerssector te identificeren; stelt in dit verband tevreden vast dat energie en vervoer de thematische focus zijn van de editie 2023 van de gendergelijkheidsindex van het EIGE, hetgeen zal bijdragen tot een beter begrip op basis van de waarschijnlijke gevolgen van de transitie naar een koolstofarme samenleving vanuit een gender- en intersectioneel perspectief; merkt op dat deze index enquêtegegevens zal omvatten over milieuvriendelijk gedrag met betrekking tot vervoer en over mogelijke gevolgen voor de tijd die wordt besteed aan onbetaalde zorg;
8.is van mening dat de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden de oorzaken van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de vervoerssector moeten achterhalen en verdere gegevens moeten verzamelen en sleutelindicatoren moeten vaststellen, zoals genderspecifieke statistieken, gegevens over sociaal-economische factoren en naar geslacht gedifferentieerde mobiliteitsgegevens over gebruik en vereisten voor elke vervoerswijze en blootstelling aan risico's, alsmede leeftijds- en handicapgerelateerde gegevens, teneinde de belemmeringen voor vrouwen in het vervoer in kaart te brengen en weg te nemen, de verkeersveiligheid te verbeteren, inzicht te krijgen in reispatronen en de mobiliteit te optimaliseren, rekening houdend met de behoeften van vrouwen, en tevens bij te dragen tot het ontwerpen van openbaar vervoer en beleidsinitiatieven met betrekking tot zowel vervoersgebruikers als werknemers; is van mening dat de verzamelde gegevens ter beschikking moeten worden gesteld van alle belanghebbende partijen; wijst erop dat de EU-beleidsvorming op het gebied van vervoer gebaseerd moet zijn op betrouwbare, toegankelijke en gedetailleerde gegevens, in combinatie met effectbeoordelingen, om bij te dragen aan het mainstreamen van een genderbewuste aanpak in al het relevante EU-beleid en effectief tegemoet te komen aan de behoeften van vrouwen;
9.verzoekt de vervoersbedrijven in de lidstaten de verzameling aan te moedigen van uitgesplitste gegevens, zodat een betere feitenbasis kan worden opgebouwd voor genderbewuste planning, robuuste uitgangswaarden kunnen worden vastgesteld en trends kunnen worden geïdentificeerd, en het concurrentievermogen kan worden versterkt, aangezien het vervoer zo beter zou aansluiten bij de behoeften van een dynamische samenleving en economie die voortdurend in verandering zijn;
10.merkt op dat artificiële intelligentie (AI) het vermogen heeft om geanonimiseerde datasets over het gebruik van openbaar vervoer samen te stellen en intermodale diensten of inclusieve vervoerstoepassingen te ontwikkelen, waarbij ook de vereisten op het gebied van gender kunnen worden nageleefd; erkent dat dit het potentieel heeft om het vervoer te verbeteren, met name voor vrouwen, aangezien het kan helpen zorgen voor een aanpassing aan de specifieke behoeften van vrouwen en meisjes in al hun diversiteit;
11.is ingenomen met de lancering van het nieuwe initiatief van de Commissie voor een netwerk van diversiteitsambassadeurs voor de vervoerssector, dat tot doel heeft diversiteit, gelijkheid en inclusie in de vervoerssector van de EU te bevorderen, de bewustmaking te vergroten en verschillende initiatieven te ontwikkelen en uit te voeren zowel uit het perspectief van vervoersgebruikers als uit dat van werknemers;
12.dringt erop aan dat veiligheidsprestatietests en crashtests ook genderbewuste normen en biologisch realistische testpoppen op basis van een vrouwenlichaam omvatten; erkent dat AI ons meer inzicht kan verschaffen in de manier waarop diverse vormen van menselijke lichaamsbouw verschillend reageren in een noodsituatie; benadrukt het feit dat het bij besluitvorming nodig is om gebruik te maken van gendergegevens; verzoekt de Commissie en de lidstaten de genderkloof op veiligheidsgebied aan te pakken door ervoor te zorgen dat de nationale instanties voor normalisatie en organisaties voor normontwikkeling een plan voor genderbewuste normen en normontwikkeling opnemen in hun genderactieplan, in overeenstemming met de acties in de verklaring voor genderbewuste normen; is ingenomen met het feit dat de verschillen in het aantal dodelijke ongevallen worden teruggedrongen in de nieuwste automodellen(32);
Inzicht in de mobiliteit van vrouwen en billijkheid in het vervoer
13.benadrukt de verschillende verwachtingen, reispatronen, behoeften en ervaringen van vrouwen als vervoersgebruikers; dringt aan op wetgeving op dit gebied en op een genderperspectief in het vervoer om ten volle rekening te houden met het perspectief van vrouwen, aangezien zij nog steeds meer zorgtaken verrichten in de samenleving, teneinde de duurzaamheid en de efficiëntie te vergroten en beter te voorzien in de maatschappelijke behoeften, met inbegrip van de behoeften van vrouwen met een handicap en vrouwen uit gemarginaliseerde groepen;
14.betreurt het feit dat micromobiliteit nog niet goed werkt voor vrouwen, doordat het ontwerp en de tenuitvoerlegging ervan doorgaans het werk is van mannen; verzoekt aanbieders van micromobiliteit rekening te houden met de behoeften van vrouwen in al hun diversiteit, om een betere toepassing te garanderen van het genderperspectief in duurzame steden;
15.verzoekt de lidstaten voldoende gegevens te gebruiken wanneer zij besluiten nemen over landgebruik; benadrukt het feit dat stedelijke en plattelandsgebieden moeten worden ingericht om rekening te houden met de vervoersgewoonten van alle genders;
Inclusieve mobiliteitsdiensten en adequate infrastructuur
16.dringt aan op maatregelen om de beschikbaarheid en betaalbaarheid te waarborgen van duurzame vervoerswijzen, met inbegrip van fietsen, teneinde te voorzien in de behoeften van vrouwen en ervoor te zorgen dat comfortabele, veilige en stressvrije multimodale verplaatsingen werkelijkheid worden;
17.merkt op dat het concept van de “15-minutenstad”, waarbij alle essentiële voorzieningen van thuis uit bereikbaar zijn via een korte wandeling, fietsrit of rit met het openbaar vervoer, een positief effect kan hebben voor de levenskwaliteit van vrouwen en meisjes;
18.merkt op dat vrouwen met een handicap te maken hebben met specifieke belemmeringen en discriminatie als passagiers en werknemers in het vervoer, die vaak onzichtbaar blijven en niet worden aangepakt; erkent de belangrijke rol die wordt gespeeld door assistentiedieren zoals geleidehonden, die de veiligheid waarborgen van blinde en dove vrouwen en andere kwetsbare personen; verzoekt de lidstaten en de Commissie er nauwgezet op toe te zien dat toegankelijkheid wordt gemainstreamd in hun beleids- en wetgevingsmaatregelen; spoort de lidstaten voorts aan tot de ontwikkeling van openbaarvervoersbeleid en vervoersinfrastructuur, bijvoorbeeld busstructuren, die de mobiliteit van vrouwen met een handicap vergemakkelijken, en tot het bevorderen van opleiding inzake toegankelijkheid voor werknemers in het openbaar vervoer;
19.betreurt het feit dat reisbijstandskaarten of neklinten en andere bewegwijzering minder goed werken bij grensoverschrijdende reizen, hetgeen een extra belasting vormt voor vrouwen en meisjes met een handicap wanneer zij reizen door de Unie; verzoekt de Commissie in dit verband een pan-Europese QR-code te ontwikkelen die als Europees reisbijstandskaart fungeert, grensoverschrijdend reizen gemakkelijker maakt en vrouwen in al hun diversiteit helpt taalkundige en andere logistieke belemmeringen te overwinnen;
20.benadrukt dat vlot in- en uitstappen in de metro met kleine kinderen of een kinderwagen een hele opgave kan zijn;
21.verzoekt openbaarvervoerbedrijven na te denken over een holistisch, genderinclusief ontwerp, bijvoorbeeld voor de lussen in bussen, die momenteel voor veel vrouwen moeilijk bereikbaar zijn, aangezien zij vaak ontworpen zijn door mannen voor een mannelijk lichaam, dat doorgaans groter is;
22.verzoekt de lidstaten en de regionale en lokale overheden ervoor te zorgen dat in vervoersinfrastructuur, met name bij de modernisering ervan, ten volle rekening wordt gehouden met de continuïteit, toegankelijkheid en veiligheid van duurzame voetgangers- en fietsinfrastructuur en andere duurzame verbindingen, en wordt gestreefd naar synergieën met deze verbindingen met het oog op het bevorderen van actieve vervoerswijzen;
23.merkt op dat het voor vrouwen, waaronder vrouwen met zuigelingen of andere kleine kinderen in kinderwagens en vrouwen met een handicap, een lastige opgave kan zijn om in te stappen, vanwege de grote opening tussen het perron en het rijtuig, alsook door de aanwezigheid, in sommige oudere versies van rollend materieel, bussen en reisbussen, van treden;
24.verzoekt de lidstaten en de lokale overheden alle segmenten van de samenleving die er specifiek aan werken om vrouwen, kwetsbare groepen, gezinnen in al hun diversiteit, jongeren en ouderen, alsook personen met een beperkte mobiliteit er meer toe te brengen om waar mogelijk gebruik te maken van koolstofarme en emissievrije vervoerswijzen, zoals lopen en fietsen, door te zorgen voor goed ontworpen trottoirs en fietspaden die voldoende breed zijn voor kinderwagens en bakfietsen, een uitgebreid en geïntegreerd netwerk van hoogwaardige, gescheiden fietsstroken en veilige en toegankelijke fietsenstallingen, ook voor bakfietsen, met name bij vervoersinfrastructuur als trein- en busstations; benadrukt dat brede, gescheiden fietsstroken niet alleen het algehele fietsgebruik verhogen, maar ook hebben geholpen om de genderkloof op fietsgebied te dichten;
25.merkt op dat de toenemende populariteit van elektrische fietsen en andere, vergelijkbare opties, gekoppeld aan lokale of nationale financiële stimuleringsmaatregelen, de reële en gepercipieerde levensvatbaarheid hebben vergroot van fietsen als positieve vervoerskeuze; is ingenomen met de programma’s van diverse lidstaten om jongeren of niet-traditionele doelgroepen aan te moedigen te gaan fietsen, hetgeen op zijn beurt kan aanzetten tot een modal shift; roept op tot veilige fietsenstallingen en -opslagplaatsen en vraagt dat wordt voorzien in de meest elementaire sanitaire behoeften door het garanderen van schone, hoogwaardige sanitaire voorzieningen in kantoren en openbare gebouwen, die ook moeten tegemoetkomen aan de behoeften van vrouwelijke fietsers; verzoekt de lidstaten en de lokale overheden ervoor te zorgen dat fietsen kunnen worden meegenomen op treinen en bussen, met het oog op het ontwikkelen van intermodaal vervoer; is ingenomen met de richtsnoeren van de Commissie voor fietsprojecten in de EU, waarin bestaande adviezen worden gebundeld in één consistente en universele online leidraad, waar gebruikers de informatie kunnen vinden die het relevantst is voor hun situatie; dringt erop aan dat het Parlement en de Raad binnen een redelijke termijn overeenstemming bereiken over fietsinfrastructuur, rekening houdend met de behoeften van plattelandsgemeenschappen, zodat kan worden voorzien in infrastructuur langsheen het openbare wegennet die is uitgerust met slimme vervoerssystemen, middels de nodige wijzigingen in Richtlijn 2010/40/EU(33);
26.benadrukt dat een beter ontwerp van de infrastructuur, zoals busstations op loopafstand, meer ritten tijdens daluren, een betere beschikbaarheid van de dienstverlening voor vrouwen in plattelandsgebieden en infrastructuur die geschikt is voor kinderwagens, de gebruiksvriendelijkheid voor vrouwen kan vergroten en vrouwen kan aanmoedigen het openbaar vervoer en duurzamere vervoerswijzen te gebruiken;
27.verzoekt de lidstaten te onderzoeken hoe verschillende budgettaire oplossingen ten goede komen aan verschillende groepen en over te gaan tot de invoering van genderbudgettering;
28.brengt in herinnering dat de lidstaten een brede waaier aan financieringsinstrumenten van de EU ter beschikking staat om te investeren in de mobiliteitsbehoeften van vrouwen en in banen voor vrouwen in de vervoerssector, alsook om mobiliteitsarmoede aan te pakken, waaronder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Sociaal Fonds+, het Sociaal Klimaatfonds en het Cohesiefonds; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de door deze fondsen ondersteunde maatregelen en investeringen voldoen aan het gendergelijkheidsbeginsel en dat er nauwlettend op wordt toegezien dat de tenuitvoerlegging van deze financieringsinstrumenten ten goede komt aan vrouwen;
29.benadrukt dat bij het onderhoud van het wegennet, met inbegrip van seizoensgebonden maatregelen zoals sneeuwruimen en -ploegen, voorrang moet worden gegeven aan actieve mobiliteit en duurzaam of openbaar vervoer, alsook aan de toegang tot dagverblijven en andere trottoirs die essentieel zijn;
30.betreurt dat, hoewel ongeveer een derde van de middelen van het herstel- en veerkrachtfonds in het kader van de pijler voor groene transitie bestemd is voor duurzame mobiliteit, er niet genoeg middelen worden uitgetrokken voor het bevorderen van gendergelijkheid in de vervoerssector; verzoekt de Commissie en de lidstaten om in het kader van het herstel- en veerkrachtfonds projecten voor gendergelijkheid in de vervoerssector voor te stellen en uit te voeren;
31.dringt erop aan nieuwe vliegtuigen uit te rusten met toiletten die passagiers met een handicap of volwassenen die een kind begeleiden voldoende ruimte bieden om zonder problemen bij het toilet te komen, het toilet binnen te gaan en zich daar te bewegen, de baby te verschonen of een baby te helpen tijdens het toiletbezoek, omdat dit gendergelijkheid zal bevorderen; wijst erop dat het belangrijk is specifieke en veilige ruimtes aan te wijzen waar kinderen kunnen worden achtergelaten, zodat ouders hen te allen tijde kunnen zien tijdens de noodzakelijke veiligheidscontroles;
32.verzoekt de lidstaten, lokale overheden en belanghebbenden ervoor te zorgen dat op de drukste routes speciaal ontworpen voertuigen worden ingezet met een lage vloer en dat overstapplaatsen zodanig zijn ontworpen dat de toegankelijkheid van het voertuig wordt verbeterd, en drempelvrije toegang te bieden tot metro- en treinstations, om de vervoerservaringen van vrouwen te verbeteren;
33.benadrukt de rol van lokale overheden bij het aanbieden van openbaarvervoersdiensten aan burgers en de mate waarin zij op de hoogte zijn van de behoeften van hun gemeenschap, waaruit blijkt dat lokale overheden vaak dicht bij vrouwen staan; herinnert eraan hoe belangrijk het is de lokale overheden te ondersteunen bij het aanbieden van vervoersdiensten die tegemoetkomen aan de behoeften van vrouwen, kwetsbare groepen, ouderen, personen met een handicap en mensen die in plattelandsgebieden en ultraperifere gebieden wonen; verzoekt de lidstaten in dit verband de financiering van lokale overheden niet te verlagen;
De veiligheid en beveiliging van vrouwen in vervoersomgevingen waarborgen
34.dringt aan op een grotere nadruk op veiligheid en beveiliging in de planning van het openbaar vervoer en de stedelijke mobiliteit, bijvoorbeeld door middel van adequate, duurzame straatverlichting en goed verlichte overstapplaatsen, om situaties te voorkomen waarin vrouwen voor hun woon-werkverkeer worden geconfronteerd met donkere, akelige plekken; dringt er daarnaast op aan dat in ontwerpen voor geïntegreerde vervoerssystemen rekening wordt gehouden met “de laatste kilometer”, met name tijdens de daluren, alsook op goede verbindingen van en naar alle gebieden, waaronder economisch achtergestelde gebieden en vestigingen van de hulpdiensten;
35.benadrukt dat belangrijk is dat werkgevers en overheidsinstanties samenwerken om vrouwelijke werknemers veilig openbaar vervoer van en naar het werk te bieden, met inbegrip van de mogelijkheid voor werkgevers om te zorgen voor veilig vervoer voor werknemers die ’s nachts na een late dienst naar huis pendelen of wanneer er geen openbaar vervoer beschikbaar is, en door middel van genderspecifieke risicobeoordeling bij de vervoersplanning; benadrukt dat preventieve maatregelen, zoals bushaltes op goed zichtbare plaatsen, meer verlichting, noodoproepknoppen, de aanwezigheid van personeel aan boord van bussen en de mogelijkheid om ’s nachts op verzoek uit te stappen op specifieke plaatsen, de veiligheid kunnen vergroten; verzoekt openbaarvervoerbedrijven ervoor te zorgen dat gebruikers elektronische betaalmiddelen kunnen gebruiken, zodat vrouwen en meisjes zich niet in een onaangename of zelfs onveilige situatie bevinden doordat zij geen gepast geld bij zich hebben en daardoor niet veilig met het openbaar vervoer kunnen terugkeren naar huis; herinnert eraan dat openbaarvervoerbedrijven een zorgplicht hebben om te garanderen dat passagiers toegang hebben tot communicatiemiddelen voor noodhulp, zodat slachtoffers snel hulp kunnen krijgen, met name wanneer het rijtuig leeg is; verzoekt vervoersbedrijven voor al hun personeel cursussen op maat te organiseren over het opmerken en bestrijden van gendergerelateerd geweld en adequate slachtofferhulp; verzoekt de lidstaten om onder meer via voorlichtingscampagnes de aandacht te vestigen op maatregelen om intimidatie en gendergerelateerd geweld in het openbaar vervoer en in de openbare ruimte te voorkomen en te bestrijden; verzoekt rechtshandhavingsinstanties tijdens piekuren meer politieagenten in te zetten, waaronder meer vrouwelijke agenten, om daders af te schrikken en kwetsbare personen een gevoel van veiligheid te geven;
36.spoort de lidstaten aan maatregelen te nemen om het gemotoriseerd verkeer rond scholen en kinderopvangcentra te verminderen en veilige routes naar scholen te ontwikkelen;
37.moedigt de lidstaten aan meer gebruik te maken van digitalisering en nieuwe vervoersmodellen, waarmee aan vrouwen betere, veiligere, toegankelijkere en betaalbaardere diensten kunnen worden geboden;
38.vraagt dat in applicaties voor ritdeling een veiligheidstoolkit wordt ingebouwd om alle belangrijke veiligheidsinformatie en -functies voor klanten en chauffeurs te centraliseren op één plaats in de app; benadrukt voorts dat daarin ook noodoproepknoppen, vertrouwde contacten en geanonimiseerde adressenoverzichten moeten worden opgenomen, alsook waarschuwingen in de app over fietsstroken en voetgangers;
39.merkt op dat het nuttig kan zijn buschauffeurs toe te staan om op vaste routes passagiers te laten uitstappen tussen haltes, zodat vrouwen en meisjes ‘s nachts kunnen aankomen op een plek die dichter bij hun bestemming ligt;
40.merkt op dat vrouwen een belangrijke rol spelen bij het vormgeven van de mobiliteitskeuzen van gezinnen en dat hun negatieve ervaringen, bijvoorbeeld met onveiligheid, inefficiëntie en onbetaalbaarheid bij het gebruik van bepaalde collectieve en duurzame vervoerswijzen, waaronder openbaar vervoer, lopen en fietsen, maar ook nieuwere opties zoals elektrische steps, ontmoedigend kunnen werken, vervoerswijzen onaantrekkelijk kunnen maken en begrijpelijkerwijs aanzienlijke ongerustheid en angst kunnen veroorzaken, zodat inefficiënte verplaatsingen worden bestendigd; erkent dat een hoogwaardig en doorgaans betaalbaar openbaar en collectief vervoer bijdraagt tot de emancipatie van vrouwen; verzoekt de lidstaten in dit verband maatregelen te nemen om te zorgen voor veiligere voorzieningen voor fietsers en voetgangers, waaronder maatregelen om het verkeer luwer te maken en investeringen ter verbetering van de infrastructuur teneinde kwetsbare weggebruikers naar behoren te beschermen;
41.benadrukt dat het openbaar vervoer ervoor moeten zorgen dat vrouwen veilig kunnen reizen, zonder bedreigingen, ongemakkelijke situaties of het risico van geweld; acht het belangrijk dat voor bestuurders, vervoersmedewerkers en personeel op overstapplaatsen regelmatig opleidingen over genderbewustzijn worden georganiseerd, waarbij zij ook leren hoe zij gevallen van gendergerelateerd geweld en intimidatie moeten melden en wie zij moeten waarschuwen; benadrukt in dit verband dat het belangrijk is vervoerscontractanten en belanghebbenden bij de opleidingssessies en bewustmaking te betrekken;
42.wijst op de uitdagingen voor vrouwen, die verhoudingsgewijs nog steeds vaker dan mannen verzorger zijn, met name rekening houdend met de specifieke situatie in plattelandsgebieden, waar het openbaar vervoer meestal nog onderontwikkeld is; benadrukt dat beleidsmaatregelen ter bevordering van duurzaam vervoer vrouwen, gezinnen in al hun diversiteit, gelijkheid van lhbtiq+-personen, ouderen, jongeren en andere kwetsbare groepen en mensen die in plattelandsgebieden wonen, niet mogen uitsluiten; verzoekt de lidstaten te zorgen voor duurzame en betaalbare mobiliteitsopties in plattelandsgebieden, waaronder een hogere frequentie, een betere betaalbaarheid en een grotere regelmaat in de dienstverlening; merkt op dat mobiliteitsdiensten op aanvraag een populaire oplossing zijn gebleken wanneer zij worden aangeboden in gebieden met een geringe vraag en in plattelands- en ultraperifere gebieden, en dat zij het potentieel hebben om te voorzien in sommige van de behoeften waarin door de afnemende kwaliteit van het openbaar vervoer in deze gebieden niet wordt voorzien;
43.verzoekt de nationale en lokale overheden ervoor te zorgen dat elektrische steps en deelfietsen niet worden achtergelaten op het trottoir en daar niet voor bestemde plaatsen, waar zij een hindernis vormen voor voetgangers, bijvoorbeeld vrouwen met kinderwagens, en risico’s opleveren voor blinde en slechtziende personen, ouderen en vrouwen met een handicap, die erover kunnen struikelen; verzoekt belanghebbenden in dit verband in applicaties een functie op te nemen die gebruikers erop wijst dat zij hun steps langs de stoeprand moeten parkeren, rekening houdend met andere gebruikers van het trottoir, waaronder vrouwen met kinderwagens, mensen in een rolstoel en slechtzienden;
44.merkt op dat onderdoorgangen en voetgangersbruggen grote veiligheidsrisico’s en toegankelijkheidsproblemen kunnen opleveren voor pendelaars, waaronder actieve pendelaars, vrouwen met kinderwagens, ouderen en personen met een handicap; verzoekt de nationale en lokale overheden alle partijen bij het stadsontwikkelingsproces te betrekken om nieuwe onderdoorgangen en voetgangersbruggen te creëren (of de bestaande waar nodig aan te passen), om ervoor te zorgen dat zij schoon, veilig, inclusief, goed aangegeven, visueel aantrekkelijker en toegankelijk voor alle gebruikers zijn; dringt er in dit verband op aan de betrokkenheid aan te moedigen van meer vrouwen bij het ontwerp- en planningsproces, zodat deze bebouwde omgevingen worden ontworpen op een meer voetgangersvriendelijke en genderbewuste manier;
45.verzoekt de lokale overheden ervoor te zorgen dat duurzame stedelijke mobiliteitsplannen voorzien in de mobiliteitsbehoeften van mensen, met bijzondere nadruk op vrouwen en de overkoepelende behoefte aan een betere levenskwaliteit voor alle burgers;
Vrouwen en werkgelegenheid in de vervoerssector
46.onderstreept dat vrouwelijke werknemers in de vervoerssector op alle niveaus kunnen worden geconfronteerd met belemmeringen, zoals gendervooroordelen en stereotypering, intersectionele discriminatie en een slecht evenwicht tussen werk en privéleven, die vrouwen met verantwoordelijkheden onevenredig treffen, en een lager loon dan mannen voor gelijk of gelijkwaardig werk, alsook een gebrek aan voorzieningen of slecht aangepaste voorzieningen, die intimidatie en geweld mogelijk maken; merkt op dat vrouwen in de vervoersector ook beschikken over weinig rolmodellen of professionele mentoren, waardoor het moeilijk is om vrouwen in deze sector aan te trekken en te behouden; vraagt openbaarvervoerexploitanten in dit verband te erkennen dat de eerste ervaringen van vrouwen, hoe zij worden onthaald en behandeld, en of zij worden gesteund en bevorderd, bepalend zijn voor hun bereidheid om in de sector te blijven werken; roept de lidstaten op de richtlijn vrouwelijke bestuurders en de richtlijn beloningstransparantie zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen;
47.merkt op dat volgens cijfers van Eurostat de arbeidsparticipatie van vrouwen van 20 tot 64 jaar in de EU in 2018 67% bedroeg, terwijl de arbeidsparticipatie van vrouwen in de Europese vervoerssector nog lager was (22%); merkt in dit verband op dat ongeveer een derde van de werkende vrouwen in de EU (30%) deeltijds werkte, bijna vier keer zoveel als het percentage mannen (8%); verzoekt de lidstaten daarom voltijdse en deeltijdse banen voor vrouwen te bevorderen en te ondersteunen, eventueel door middel van beleidsinitiatieven zoals ondersteuning van de toegang tot kinderopvang;
48.benadrukt dat elke vorm van discriminatie, intimidatie, pesten en geweld op de werkplek moet worden uitgebannen; verzoekt de Commissie daarom haar inspanningen op te voeren om in alle relevante wetgeving gendergerelateerde bepalingen op te nemen, in overeenstemming met de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit en de strategie voor gendergelijkheid, om gendergerelateerde discriminatie en ongelijkheden aan te pakken en te zorgen voor een veilige werkomgeving voor vrouwen in alle vervoerswijzen, alsook alle noodzakelijke preventieve en afschrikkende maatregelen te treffen (bv. veilige en beveiligde parkeerplaatsen);
49.verzoekt de Commissie en de lidstaten discriminatie te bestrijden en te zorgen voor de tenuitvoerlegging van beleid en bestaande wetgeving om de loonkloof tussen mannen en vrouwen aan te pakken en de arbeidsomstandigheden voor iedereen in de vervoerssector te verbeteren, met inbegrip van maatregelen of initiatieven die het evenwicht tussen werk en privéleven kunnen verbeteren, genderspecifieke risicobeoordelingen en een genderevenwichtige benadering van gezondheid en veiligheid aan te moedigen, maatregelen te bevorderen die zorgen voor veilige en beveiligde werkplekken, zoals cursussen tegen intimidatie voor werknemers en alle managementniveaus, protocollen met duidelijke juridische procedures en maatregelen om slachtoffers adequaat te ondersteunen, hetgeen alle werknemers in de vervoerssector ten goede zou komen;
50.veroordeelt alle vormen van seksistisch, discriminerend of vernederend gedrag ten aanzien van werknemers in de vervoerssector; onderstreept ondubbelzinnig dat voor dergelijk gedrag een nultolerantie moet gelden; verzoekt openbaarvervoerbedrijven ervoor te zorgen dat in alle communicatie genderneutrale taal wordt gebruikt; wijst erop dat factoren als arbeidsomstandigheden, beloning, werkomgeving, opleiding en evenwicht tussen werk en privéleven van vitaal belang zijn om meer vrouwen aan trekken in vervoerssector; erkent dat het alleen door een verbetering van de arbeidsomstandigheden in de verschillende takken van de vervoerssector mogelijk zal zijn om in de sector meer vrouwen in dienst te nemen en te houden; is van mening dat de aanwezigheid van meer vrouwen in de sector een inspirerende manier is om tot echte gelijkheid op de werkplek te komen en de enige manier om het gebrek aan vrouwelijke beroepsbeoefenaars in de sector te remediëren;
51.roept de lidstaten op tot het bestrijden van gendersegregatie op de arbeidsmarkt, die gebaseerd is op en versterkt wordt door de mythe dat vrouwen niet in staat of fysiek ongeschikt zijn om bepaalde taken, werkzaamheden of functies uit te voeren;
52.is ingenomen met het relatieve succes en het potentieel van sommige kmo’s om goede netwerken met andere bedrijven, klanten en lokale overheden op te zetten om potentiële vrouwelijke werknemers te bereiken, alsook om arbeidsbureaus te benaderen teneinde getalenteerde, gekwalificeerde en enthousiaste vrouwelijke kandidaten te vinden;
53.verzoekt de lidstaten om de tenuitvoerlegging van IAO-Verdrag nr.190 inzake het uitbannen van geweld en pesterijen op de werkvloer, dat ook van toepassing is op het woon-werkverkeer (artikel3, puntf)), waardoor de wettelijke verantwoordelijkheid van de werkgever op dit gebied wordt benadrukt;
54.onderstreept dat als er sprake is van een onevenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen en in sommige gevallen van een “mannelijke cultuur” in de vervoerssector, dit kan leiden tot intimidatie en gendergerelateerd geweld; wijst erop dat geweld op de werkplek in diverse takken van de vervoerssector een essentieel element is om het gebrek aan vrouwen in de sector te begrijpen; benadrukt dat dergelijk geweld het gevolg kan zijn van seksistische of zelfs misogyne praktijken of verband kan houden met externe factoren, zoals aanvallen door passagiers (in het openbaar vervoer) en/of georganiseerde bendes in het goederenvervoer; verzoekt de EU en haar lidstaten de bestrijding van geweld op het werk tot prioriteit te maken en dringt erop aan dat er meer gegevens over dit onderwerp worden verzameld om dit soort aanvallen op de mensenrechten beter te begrijpen, te analyseren en te bestrijden;
55.verzoekt de Commissie gelijke opleidingsmogelijkheden voor mannen en vrouwen te bevorderen; merkt op dat opleiding een van de hoekstenen van professionele en persoonlijke ontwikkeling is en zorgt voor dezelfde mate van professionaliteit voor mannen en vrouwen;
Empowerment van vrouwen in de vervoerssector
56.benadrukt dat het gebrek aan vrouwen in de vervoerssector moet worden gezien als een uitdaging die kan worden aangepakt; dringt aan op de tenuitvoerlegging van beleid om de belemmeringen voor werk voor vrouwen weg te nemen en het bewustzijn over deze belemmeringen te bevorderen; verzoekt de Commissie, de lidstaten, belanghebbenden en de sociale partners deze belemmeringen aan te pakken en proactieve maatregelen te nemen om de aantrekkelijkheid van de sector voor vrouwen te vergroten; dringt erop aan wat goed werkt op nationaal niveau niet te veranderen, maar in plaats daarvan de bestaande nationale stelsels te versterken, met een sterke nadruk op sociale dialoog en collectieve onderhandelingen, met inbegrip van het bindende karakter hiervan; wijst op de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de vervoerssector, die voor een groot deel te wijten is aan het feit dat vrouwen minder loon krijgen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid; verzoekt om uitgebreid onderzoek om de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de sector in kaart te brengen en te analyseren;
Bewustmaking en aanzetten tot gedragsverandering
57.merkt op dat vrouwen van oudsher ondervertegenwoordigd zijn in het technisch onderwijs en op gebieden zoals wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM), die van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling van de mobiliteits- en vervoerssector; verzoekt de lidstaten marktsegmentatie in STEM-loopbanen tegen te gaan; merkt op dat de bevordering van ondernemerschap onder meisjes vanaf jonge leeftijd de bestaande onderwijsstereotypen kan verminderen en ervoor kan zorgen dat meer vrouwen de sectoren van logistiek, engineering en vervoer betreden; verzoekt de Commissie daarom genderbewuste projecten te bevorderen en te ondersteunen en vrouwelijke rolmodellen aan te wijzen;
58.is ingenomen met de oprichting van “Women in Transport – EU platform for change”, dat Europese belanghebbenden de mogelijkheid biedt van elkaar te leren en beste praktijken uit te wisselen; pleit voor meer initiatieven die prioriteit geven aan de inzetbaarheid van vrouwen, zoals het platform “WEgate” en het evenement “Aviation 4 Girls”, zodat vrouwen de belemmeringen voor hun toetreding tot en prestaties in de vervoerssector kunnen overwinnen, zelf gemotiveerd kunnen raken om een succesvolle carrière op STEM-gebied na te streven en succesvolle en ambitieuze vrouwelijke werknemers in de vervoerssector en durfkapitalisten binnen de vervoerssector kunnen ontmoeten en van hen kunnen leren;
59.wijst op de potentiële wanverhouding in het personeelsbestand binnen de vervoerssector als gevolg van het aanwervings- en selectiebeleid; verzoekt de lidstaten gerichte voorlichtingscampagnes te bevorderen om vrouwen aan te moedigen te solliciteren naar een baan in de vervoerssector, een genderbewust ondernemingsbestuur en personeelsbeleid te stimuleren, zoals een beleid inzake gelijke beloning, kinderopvang op de werkplek, flexibele werkroosters en de mogelijkheid van deeltijdwerk, alsook te zorgen voor een behoorlijk ontworpen werkomgeving, samen met persoonlijke beschermingsmiddelen en beschermende kledij, bestuurderscabines, voldoende en veilige kleedruimten en sanitaire voorzieningen enz.;
60.merkt op dat er campagnes en acties op sociale media nodig zijn om een cultuur van nultolerantie ten aanzien van intimidatie en onveilige werkomgevingen te waarborgen, evenals educatieve programma’s op scholen over veilige mobiliteit en genderrollen om de veiligheid in het openbaar vervoer te vergroten;
61.verzoekt de lidstaten bewustmakingsprogramma’s te starten om meer bewustzijn te creëren, zodat burgers merken wanneer een vrouw, meisje of andere kwetsbare persoon niet op zijn gemak lijkt, zich onveilig voelt of het risico loopt op geweldpleging en/of intimidatie;
62.merkt op dat digitalisering en nieuwe vervoersmodellen het potentieel hebben om betere, veiligere en toegankelijkere werkomgevingen voor vrouwen te creëren;
63.verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de groene en de digitale transitie de belemmeringen voor werk voor vrouwen in de vervoerssector aanpakken en wegnemen; wijst erop dat de bestaande financieringsprogramma’s en -instrumenten zoals de Green New Deal en het ESF+ in dit verband een wezenlijk verschil kunnen maken; onderstreept dat maatregelen ter verdere bevordering van de modal shift naar openbaar vervoer en actieve mobiliteit, met behoud van alle mobiliteitsopties, zodat vrouwen altijd het recht hebben om te kiezen voor de mobiliteitsoptie van hun keuze, aangezien zij hun specifieke situatie het beste kennen, of het nu gaat om particuliere mobiliteit, micromobiliteit of actieve mobiliteit, niet alleen zouden bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van klimaatneutraliteit, maar ook een passend antwoord zouden bieden op de behoeften van vrouwen; wijst erop dat de groene transitie erbij gebaat is wanneer de behoeften van vrouwen in het vervoer als prioriteit worden aangemerkt;
64.verzoekt openbaarvervoerbedrijven meer reclameboodschappen te tonen om mensen voor te lichten over de diverse vormen van misbruik, alsook over de geldende wetgeving; herinnert eraan dat een groter bewustzijn vrouwen zal aansporen om hulp te vragen, maar ook omstanders zal aanmoedigen om in te grijpen; herinnert in dit verband nogmaals aan de noodzaak van duidelijke, zichtbare en functionele helpdesks waar mensen onmiddellijk hulp kunnen krijgen;
65.verzoekt de belanghebbenden in de luchtvaartsector na te denken over het volgen van een holistische benadering van gendergelijkheid op elk niveau, en te erkennen dat er wat het aantal vrouwen betreft discrepanties bestaan tussen de verschillende functies in de sector;
66.benadrukt dat de inclusie van vrouwelijke leidinggevenden in het openbaar vervoer het besluitvormingsproces kan verbeteren en de voordelen en het maatschappelijk nut kan aantonen van duurzame ondernemingen en door ondernemingen gedane investeringen;
67.dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat in een vroeg stadium contact wordt gelegd met scholen, universiteiten, netwerken en ondernemersorganisaties, om meisjes en vrouwen op jonge leeftijd te bereiken en warm te maken voor technische vakken, hetgeen kan leiden tot een bloeiende loopbaan in de vervoerssector;
o oo
68.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
National Highway Traffic Safety Administration, Injury Vulnerability and Effectiveness of Occupant Protection Technologies for Older Occupants and Women, Washington DC, 2013.
Europese Commissie, directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer, “Good staff scheduling and rostering practices in transport – Final report”, Publicatiebureau van de EU, Luxemburg, 2021.
Richtlijn2010/40/EU van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1).