VERSLAGover het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad
15.12.2023-( – C9‑0150/2023 – )-***
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Esther deLange, Margarida Marques
Rapporteur voor advies van de medeverantwoordelijke commissie overeenkomstig artikel57 van het Reglement:
Gabriele Bischoff, Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad
( – C9‑0150/2023 – )
(Gewone wetgevingsprocedure: eerstelezing)
Het Europees Parlement,
–gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (),
–gezien artikel294, lid2, en artikel121, lid6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9‑0150/2023),
–gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien het advies van de Europese Centrale Bank van 5juli 2023[1],
–gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 21 september 2023[2],
–gezien het advies van het Europees Comité van de Regio’s van 10 oktober 2023[3],
–gezien artikel 59 van zijn Reglement,
–gezien het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
–gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A9-0439/2023),
1.stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2.verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3.verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Amendement1
AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[*]
op het voorstel van de Commissie
---------------------------------------------------------
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 6,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(voetnoot),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten binnen de Unie, zoals voorgeschreven door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dient de naleving van de volgende grondbeginselen te omvatten: stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire condities, alsook een houdbare betalingsbalans.
(2)Het stabiliteits- en groeipact (SGP), dat aanvankelijk bestond uit Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad[4], Verordening (EG) nr.1467/97 van de Raad van 7 juli 1997[5] en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact[6], is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei, geschraagd door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame en inclusieve groei, hoogwaardige werkgelegenheid en concurrentievermogen te ondersteunen.
(3)Het kader voor budgettaire governance, waarop deze verordening betrekking heeft, maakt deel uit van het Europees Semester, dat ook de coördinatie van en het toezicht op het bredere economische en werkgelegenheidsbeleid en relevant sociaal beleid van de lidstaten omvat, overeenkomstig de artikelen121 en 148 VWEU, waaronder de Europese pijler van sociale rechten, alsmede de in dit kader opgestelde landspecifieke aanbevelingen.
(4)De betrokkenheid van de sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden bij het Europees Semester is cruciaal om te zorgen voor eigen inbreng en transparante en inclusieve beleidsvorming.
(5)Het kader voor economische governance van de Unie moet worden aangepast om beter rekening te houden met de toenemende verschillen tussen de lidstaten in begrotingssituaties, houdbaarheidsrisico’s, schuldproblemen en andere kwetsbaarheden. De krachtige beleidsreactie op de COVID-19-pandemie is bijzonder effectief gebleken bij de beperking van de economische en sociale schade van de crisis, maar de crisis heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de schuldquotes van overheden en de private sector, waaruit duidelijk bleek hoe belangrijk het is om schuldquotes op een geleidelijke, houdbare en groeivriendelijke wijze tot prudente niveaus te verlagen en macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, en daarbij terdege rekening te houden met sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen. Tegelijkertijd moet het kader voor economische governance van de Unie worden aangepast om een bijdrage te leveren aan de aanpak van de problemen van de Unie op middellange en lange termijn door het verwezenlijken van een eerlijke digitale en groene transitie, onder meer door de klimaatwet[7], energiezekerheid, een open strategische autonomie, het aanpakken van demografische veranderingen, versterking van de sociale en economische veerkracht, en de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, die allemaal in de komende jaren hervormingen en aanhoudende grote investeringen vergen.
(6)In het kader voor economische governance van de Unie moeten houdbaarheid van de schuld, investeringen en hervormingen, de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie en duurzame en inclusieve groei en veerkracht centraal staan, en moet daarom een onderscheid tussen lidstaten worden gemaakt door rekening te houden met hun schuldproblemen en door landspecifieke begrotingstrajecten mogelijk te maken, waarbij de samenhang binnen de Unie als geheel gewaarborgd moet worden, onder meer binnen de eurozone.
(6bis)De handhaving van een hoog niveau van overheidsinvesteringen is noodzakelijk om de belangrijkste doelstellingen van de hervorming van het kader voor economische governance zoals vastgelegd in deze verordening te verwezenlijken en de huidige en toekomstige prioriteiten van de Unie aan te pakken. Dat kader kan worden versterkt door een gemeenschappelijk investeringsinstrument op het niveau van de Unie. De lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van instrumenten als SURE of NGEU kunnen inspiratie opleveren voor toekomstige instrumenten ter ondersteuning van het kader voor budgettaire governance.
(7)De procedure voor multilateraal toezicht als bedoeld in artikel121, leden 2, 3 en 4, en artikel148, lid4, VWEU moet volgens meer gedetailleerde regels toezicht houden op het volledige scala van economische en werkgelegenheidsontwikkelingen in elk van de lidstaten en in de Unie. Dit omvat de opsporing van macro-economische onevenwichtigheden en de preventie en correctie van buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in Verordeningen (EU)nr.1174/2011[8] en (EU) nr.1176/2011[9] van het Europees Parlement en de Raad. Voor het toezicht op deze economische en werkgelegenheidsontwikkelingen moeten de lidstaten informatie verstrekken in de vorm van budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.
(7 bis)Overeenkomstig artikel148, lid4, VWEU identificeert de Commissie binnen het kader voor sociale convergentie in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid risico’s voor opwaartse convergentie voor de lidstaten en publiceert zij vervolgens “verslagen over sociale convergentie” voor de lidstaten waarvan zij heeft vastgesteld dat zij risico’s voor opwaartse sociale convergentie lopen. De landspecifieke conclusies van de multilaterale toezichtactiviteiten moeten input leveren voor de landspecifieke aanbevelingen van de Commissie.
(8)Daarom moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, teneinde de houdbaarheid van de schuld, investeringen en hervormingen, de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie en duurzame en inclusieve groei in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn.
(9)De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moeten de budgettaire, structurele hervormingen en investeringsverbintenissen van elke lidstaat samenbrengen en deze plannen moeten de hoeksteen vormen van het kader voor economische governance van de Unie. Elke lidstaat moet een middellangetermijnplan indienen met zijn netto-uitgaventraject en prioritaire toezeggingen inzake overheidsinvesteringen en hervormingen die samen zorgen voor een duurzame en geleidelijke schuldreductie en duurzame en inclusieve groei, waarbij een procyclisch begrotingsbeleid wordt vermeden, alsook bredere hervormings- en investeringsverbintenissen, onder meer met betrekking tot de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten, het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 en het strategisch kompas voor veiligheid en defensie. In de nationale plannen moeten ook de lacunes op het gebied van overheidsinvesteringen worden beoordeeld, met name om die gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie te verwezenlijken. Tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit[10] moet terdege rekening worden gehouden met de in de nationale plannen voor herstel en veerkracht gedane toezeggingen.
(10)De fondsen voor het cohesiebeleid worden ook gesynchroniseerd met het proces van het Europees Semester. Investeringen en hervormingen in het kader van het cohesiebeleid vormen het investeringsbeleid voor de lange termijn van de EU-begroting en moeten dan ook naar behoren in aanmerking worden genomen bij het opstellen van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Elke lidstaat moet ook toelichten hoe zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn zal zorgen voor samenhang en, waar passend, voor complementariteit met de uitgaven voor EU-programma’s die volledig met inkomsten uit EU-fondsen en de desbetreffende nationale medefinanciering worden gefinancierd.
(11)De presentatie van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet worden voorafgegaan door een technische dialoog met de Commissie om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd en dat de lidstaten gelijk worden behandeld. De technische dialoog moet naar behoren worden gedocumenteerd met het oog op transparantie en het afleggen van verantwoording aan het Europees Parlement. Op basis van een aanbeveling van de Commissie, vergezeld van een advies van het Europees Begrotingscomité (EFB) over de Uniedimensie en het oorspronkelijke advies van de nationale onafhankelijke begrotingsinstelling over het plan van de betrokken lidstaat, dient de Raad het netto-uitgaventraject vast te stellen en zijn goedkeuring te hechten aan de hervormings- en investeringsverbintenissen, met inbegrip van die welke zijn aangegaan voor een eventuele verlenging van de aanpassingsperiode.
(12)Om het begrotingskader van de Unie te vereenvoudigen en de transparantie te vergroten, moet één enkele operationele indicator op basis van de houdbaarheid van de schuld als uitgangspunt dienen voor het vaststellen van het begrotingstraject en de uitvoering van jaarlijks begrotingstoezicht voor elke lidstaat. Die enige operationele indicator moet worden gebaseerd op nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven, dat wil zeggen overheidsuitgaven ongerekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde ▌, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig worden gefinancierd met inkomsten uit fondsen van de Unie, nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s met een maximum van 0,25% van het bbp, conjuncturele elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, en kosten in verband met het lenen van middelen voor leningen in verband met de nationale plannen voor herstel en veerkracht. Met deze indicator is macro-economische stabilisatie mogelijk omdat hij niet onderhevig is aan de werking van automatische stabilisatoren, waaronder schommelingen van ontvangsten en uitgaven die buiten de directe macht van de overheid vallen.
(13)Om een begin te maken met de voorbereiding van budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, moet de Commissie het onderliggende kader voor de prognose van de overheidsschuld voor de middellange termijn verstrekken op basis van de methode voor de analyse van de houdbaarheid van de schuld en macro-economische prognoses en aannames voor elke lidstaat. Voor lidstaten waarvan de overheidsschuld boven de referentiewaarde van 60% van het bbp ligt of waarvan het overheidstekort boven de referentiewaarde van 3% van het bbp ligt, moet een referentietraject worden voorgesteld om de minimale begrotingsaanpassing te specificeren die het schuldtraject van de lidstaat op een plausibel neerwaarts pad brengt dat tot een duurzame schuldreductie leidt of de schuld op een prudent niveau houdt. ▌De houdbaarheid van die schuldreductie moet het resultaat zijn van een passend begrotingsbeleid.
(13bis)Voor de voorbereiding van het referentietraject moeten de Commissie en de lidstaat in kwestie een dialoog voeren om te beoordelen of het referentietraject voldoet aan de bepalingen in deze verordening. In het kader van die dialoog kan de lidstaat besluiten een voorstel voor een traject bij de Commissie in te dienen. Indien de Commissie en de betrokken lidstaat het als gevolg van de dialoog niet eens zijn over de vraag of het voorstel voor een referentietraject in overeenstemming is met de bepalingen van deze verordening, moet de Commissie een referentietraject voorstellen dat aan de vereisten van deze verordening voldoet.
(14)Het referentietraject moet er ook voor zorgen dat het overheidstekort onder de referentiewaarde van 3% van het bruto binnenlands product (bbp) wordt gebracht en gehandhaafd. Het moet er ook voor zorgen dat de overheidsschuldquote zich tijdens de aanpassingsperiode stabiliseert en gedurende de prognoseperiode elk jaar gemiddeld met ten minste één procentpunt van de schuld als percentage van het bbp wordt verminderd voor de lidstaten met een schuldquote van meer dan 90% van het bbp en ten minste een half procentpunt voor de lidstaten met een schuldquote van 60% tot 90%.
(15)Om te beoordelen of verdere aanpassingen nodig zijn tegen het einde van de vierjarige uitvoeringsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn moet een nieuw referentietraject worden voorgesteld indien de overheidsschuld van de lidstaat nog steeds boven de referentiewaarde van 60% van het bbp ligt of het overheidstekort hoger is dan de referentiewaarde van 3% van het bbp.
(16)Voordat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn wordt ingediend, moet elke lidstaat de relevante belanghebbenden, met inbegrip van de regionale autoriteiten, raadplegen en het resultaat van die raadpleging bij het plan voegen. In elk nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn moet ook de status van het plan in het kader van de nationale procedures worden vermeld, met name of ▌het plan door het parlement is goedgekeurd en of het nationale parlement in voorkomend geval de gelegenheid heeft gehad om de aanbeveling van de Raad over het vorige plan en ▌andere aanbevelingen of besluiten van de Raad of een waarschuwing van de Commissie te bespreken.
(16 bis)Een nieuwe regering in een lidstaat kan bij de Commissie een nieuw of herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen. Indien er echter objectieve omstandigheden zijn die de uitvoering van het plan verhinderen, kan een lidstaat om toestemming verzoeken om uiterlijk 12 maanden voor het einde van het huidige plan een herzien plan bij de Commissie in te dienen. In een nieuw of herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn mag alleen worden geprobeerd investeringen uit het oorspronkelijke plan terug te draaien of te schrappen als de schrapping ervan niet leidt tot ongerechtvaardigde bijkomende kosten voor de lidstaat.
(17)Wanneer lidstaten in hun referentietraject gebruikmaken van aannames die afwijken van het standaardkader van de Commissie voor prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn en van haar macro-economische prognoses en aannames, moeten zij de verschillen tijdens de dialoog met de Commissie over het referentietraject op transparante wijze en op basis van deugdelijke economische argumenten toelichten en naar behoren motiveren.
(18)Aangezien lidstaten aan het einde van hun budgettair-structureel plan voor de middellange termijn met extra kosten kunnen worden geconfronteerd, zoals vergrijzingskosten of een ongunstig rente-groeiverschil, moeten zij ervoor zorgen dat het nominale saldo aan het einde van de aanpassingsperiode toereikend is om ervoor te zorgen dat het tekort duurzaam onder de referentiewaarde van 3% van het bbp blijft.
(19)Om een goede interactie tussen het gemeenschappelijk Uniekader en de nationale begrotingskaders mogelijk te maken, moet de Commissie haar beoordeling uitsluitend baseren op nationaal gefinancierde ontwikkelingen van de netto primaire uitgaven. De lidstaten moeten hun nationale begrotingsdoelstellingen kunnen vaststellen in de vorm van een andere indicator, zoals het structurele saldo, indien hun nationale begrotingskader dit vereist.
▌
(21)Om de uitvoering van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn te waarborgen, moeten de Commissie en de Raad toezicht houden op de hervormings- en investeringsverbintenissen die in deze plannen zijn aangegaan in het kader van het Europees Semester, op basis van de door de lidstaten ingediende jaarlijkse voortgangsverslagen en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 121 en 148 VWEU. Daartoe moeten zij een dialoog in het kader van het Europees Semester aangaan met het Europees Parlement, alsmede een dialoog over de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn met de bevoegde commissie van het Europees Parlement. De Commissie moet rekening houden met elementen die voortvloeien uit de standpunten die in het kader van die dialogen naar voren zijn gebracht.
(21bis)Het Europees Parlement moet naar behoren, op regelmatige en gestructureerde wijze, worden betrokken bij het Europees Semester. De Raad en de Commissie moeten regelmatig verslag uitbrengen aan het Europees Parlement over de toepassing van deze verordening en in hun verslagen de resultaten vermelden van het multilaterale toezicht dat uit hoofde van deze verordening is uitgeoefend. Met het oog op transparantie en het afleggen van verantwoording in verband met de toepassing van deze verordening moet de Commissie, zo nodig met inachtneming van passende regelingen inzake vertrouwelijkheid, relevante documenten en informatie gelijktijdig en onder gelijke voorwaarden toezenden aan het Europees Parlement en de Raad, bijvoorbeeld de door de lidstaten ingediende budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn en het voorgestelde netto-uitgaventraject, de beoordelingen van de houdbaarheid van de schuldpositie en een overzicht van de voorlopige bevindingen van de Commissie betreffende de voortgang bij de uitvoering van de plannen.
(22)Met het oog op een meer geleidelijke schuldreductie kan de aanpassingsperiode met een maximumtermijn van drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zijn budgettair-structureel plan voor de middellange termijn ondersteunt met een reeks verifieerbare en tijdgebonden hervormingen en investeringen die in hun geheel genomen in de regel: groei- en veerkrachtbevorderend zijn, de houdbaarheid van de begroting ondersteunen, de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken, de relevante landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester tot de lidstaat zijn gericht, en de landspecifieke investeringsprioriteiten aanpakken ▌. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan een lidstaat worden toegestaan aan meerdere, maar niet al die criteria te voldoen met betrekking tot zijn reeks hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode.
(23)Met het oog op een billijk en transparant proces moeten de hervormings- en investeringsverbintenissen worden beoordeeld aan de hand van een gemeenschappelijk Uniekader. Tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit moeten verbintenissen in de nationale plannen voor herstel en veerkracht in overeenstemming zijn met de reeks hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode, indien van toepassing. De reeks hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de budgettaire aanpassingsperiode, moeten in verhouding staan tot de omvang van de uitdagingen op het gebied van de overheidsschuld zoals vastgesteld in de meest recente actualisering van de Debt Sustainability Monitor en met de uitdagingen voor de groei op middellange termijn in de lidstaat, met inbegrip van demografische uitdagingen. Voor lidstaten waar de uitdagingen op het gebied van de overheidsschuld verband houden met aanzienlijke uitdagingen voor de groei op middellange termijn, wordt verwacht dat in de reeks hervormingen en investeringen ook knelpunten voor de groei op middellange termijn worden aangepakt.
(24)De in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn voorgestelde hervormings- en investeringsverbintenissen moeten actief bijdragen aan de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. De Commissie moet bijzondere aandacht besteden aan die bijdrage bij de beoordeling van het door de lidstaat voorgestelde netto-uitgaventraject. Die hervormings- en investeringsverbintenissen moeten ook consistent zijn met de uitvoering van de nationale strategieën die de betrokken lidstaat heeft voorgesteld om de relevante prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en met de herstel- en veerkrachtplannen tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en met alle investeringsinstrumenten van de Unie die gericht zijn op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie of hetzelfde doel dienen als de herstel- en veerkrachtfaciliteit.
(25)Wanneer de verifieerbare en tijdgebonden reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan het meer geleidelijke netto-uitgaventraject niet binnen de gestelde termijn wordt gehaald, kan de Raad op aanbeveling van de Commissie een snellere aanpassing aanbevelen, dat wil zeggen door de verlenging van het traject van de netto-uitgaven te verkorten.
(26)Ter onderbouwing van handhavingsmaatregelen, met name een verslag uit hoofde van artikel126, lid3, VWEU, moet de Commissie voor elke lidstaat een controlerekening opzetten om de jaarlijkse afwijkingen van de in de lidstaat geconstateerde netto-uitgaven ten opzichte van het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject bij te houden, waarbij deze afwijkingen die in de loop van de tijd optreden, worden opgeteld. Een lidstaat moet geacht worden niet in overeenstemming te zijn met zijn netto-uitgaventraject wanneer het gecumuleerde saldo van de controlerekening tijdens de aanpassingsperiode hoger is dan 1% van het bbp in de jaren van positieve groei van het bbp. Voor bepaalde strategische investeringen die gericht zijn op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie en die een toegevoegde waarde hebben voor de Unie als geheel, moet de Commissie de lidstaten bij wijze van uitzondering kunnen toestaan de referentiewaarde op de controlerekening te overschrijden, bijvoorbeeld in uitzonderlijke gevallen waarin de investeringskosten stijgen als gevolg van onvoorziene omstandigheden of wanneer zich tijdens de aanpassingsperiode de noodzaak om aanvullende strategische investeringen te doen voordoet. Elke afwijking van de referentiewaarde kan door de Commissie worden toegestaan voor een periode van maximaal 5 jaar per verzoek.
(26bis)Er moet bij een gedelegeerde handeling een specifiek scorebord worden ingesteld om de voortgang van de uitvoering van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn van de lidstaten weer te geven. Het scorebord moet uiterlijk in juni 2024 operationeel zijn en moet tweemaal per jaar door de Commissie worden bijgewerkt.
(27)Onafhankelijke begrotingsinstellingen hebben aangetoond dat zij in staat zijn om begrotingsdiscipline te bevorderen en de geloofwaardigheid van de overheidsfinanciën van lidstaten te versterken. Om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, moet de rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen, die traditioneel bevoegd zijn om de naleving van het nationale kader te bewaken, worden uitgebreid tot het kader voor economische governance van de Unie.
(27bis)De Commissie moet een uit onafhankelijke deskundigen bestaand Europees Begrotingscomité (EFB) oprichten dat tot taak heeft advies te verlenen over de coördinatie van het economisch beleid van de Unie.
(28)Wanneer de Commissie advies uitbrengt over de overeenkomstig artikel6 van Verordening (EU) nr.473/2013 van het Europees Parlement en de Raad[11] ingediende ontwerpbegrotingsplannen, moet zij beoordelen of de ontwerpbegrotingsplannen in overeenstemming zijn met de netto-uitgaventrajecten uit hoofde van deze verordening.
(29)Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de aanzienlijke risico’s dat de begrotingssituaties afwijken van het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject. Derhalve is het gepast de procedure voor multilateraal toezicht van artikel 121, leden 3 en 4, VWEU aan te vullen met een systeem voor vroegtijdige waarschuwing waarbij de Commissie overeenkomstig artikel121, lid4, VWEU in een vroeg stadium een lidstaat erop wijst dat de noodzakelijke corrigerende maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat het overheidstekort buitensporig wordt. Voorts moet de Raad, in geval van een aanhoudende budgettaire ontsporing, zijn aanbeveling aanscherpen en openbaar maken.
(30)In geval van grote schokken in de eurozone of de Unie als geheel is een algemene ontsnappingsclausule nodig om een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aan te pakken door een afwijking van het netto-uitgaventraject toe te staan, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt.
(31)Er moet ook een landspecifieke ontsnappingsclausule komen om een afwijking van het netto-uitgaventraject mogelijk te maken, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt in het geval van uitzonderlijke omstandigheden, zoals onvoorspelbare exogene gebeurtenissen die niet hadden kunnen worden voorkomen en waarvoor anticyclische begrotingsmaatregelen nodig zijn die buiten de macht van de lidstaat vallen en die een aanzienlijk effect hebben op de overheidsfinanciën van de lidstaat. Dergelijke grote gevolgen moeten resulteren in een totale omvang van de schok die groter is dan een “normaal” bereik. De beoordeling of de houdbaarheid van de begroting in gevaar kan komen door de toepassing van de algemene dan wel de landspecifieke ontsnappingsclausules, moet gebaseerd zijn op een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de Commissie. Het in werking stellen en verlengen van algemene en landspecifieke ontsnappingsclausules is onderworpen aan een aanbeveling van de Raad.
(32)Deze verordening maakt deel uit van een pakket samen met Richtlijn [XXX tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU] van de Raad en Verordening [XXX tot wijziging van Verordening (EG) nr.1467/97 van de Raad] van de Raad. Tezamen vormen zij een herzien kader voor economische governance van de Unie waarmee de kern van titelIII “Begrotingspact” van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie (VSCB)[12] overeenkomstig artikel16 van dat verdrag in het recht van de Unie wordt geïntegreerd. Door voort te bouwen op de ervaringen met de uitvoering van het VSCB door de lidstaten behoudt het voorgestelde wetgevingspakket pakket de gerichtheid op de middellange termijn van het begrotingspact als instrument om begrotingsdiscipline te bereiken en groei te bevorderen. Het pakket heeft een sterkere landspecifieke dimensie om de nationale verantwoordelijkheid te vergroten, onder meer door een grotere rol voor onafhankelijke begrotingsinstellingen, op basis van de door de Commissie[13] voorgestelde gemeenschappelijke beginselen en in overeenstemming met artikel3, lid2, VSCB. De analyse van uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde voor de in het begrotingspact vereiste algemene beoordeling van de naleving is in deze verordening omschreven. Net als in het begrotingspact zijn in deze verordening tijdelijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden toegestaan. In dezelfde geest als het begrotingspact moeten in geval van aanzienlijke afwijkingen van het plan voor de middellange termijn maatregelen worden genomen om de afwijkingen binnen een vastgestelde termijn te corrigeren. Met dit pakket worden procedures voor begrotingstoezicht en handhaving versterkt om gezonde en houdbare overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei te kunnen bevorderen. Bij de hervorming van het kader voor economische governance blijven de fundamentele doelstellingen van begrotingsdiscipline en houdbaarheid van de schuld uit het VSCB dus overeind.
(33)Met het oog op een doeltreffende uitvoering en passende monitoring van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot: de informatie die de lidstaten in hun begrotingsplannen voor de middellange termijn moeten verstrekken, de informatie die de lidstaten in hun jaarlijkse voortgangsverslagen moeten verstrekken, de methode voor de analyse van de houdbaarheid van de schuld, de ▌methode om ▌te beoordelen in hoeverre het plausibel is dat de verwachte overheidsschuldquote een neerwaartse trend vertoont die tot een duurzame schuldreductie leidt of op een prudent niveau blijft, de tenuitvoerlegging van een scorebord en het beoordelingskader voor de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de budgettaire aanpassingsperiode. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven[14]. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(33 bis)Uiterlijk 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening moet door middel van een gedelegeerde handeling een methode voor de analyse van de houdbaarheid van de schuld worden vastgesteld. Daartoe moet de Commissie de factoren vaststellen die relevant zijn om de houdbaarheid van de schuld te beoordelen. Voor het eerste jaar waarin de lidstaten verplicht zijn hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn in te dienen, moet het onderliggende kader voor de prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn gebaseerd zijn op de Debt Sustainability Monitor 2022.
(34)Het multilaterale toezicht moet gebaseerd zijn op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening (EG) nr.223/2009 van het Europees Parlement en de Raad[15],
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden regels vastgesteld om een doeltreffende coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten te waarborgen en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van duurzame en inclusieve groei, hoogwaardige werkgelegenheid en concurrentievermogen te ondersteunen.
De verordening bevat gedetailleerde regels met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn als onderdeel van het multilateraal begrotingstoezicht door de Raad en Commissie, waarbij het Europees Parlement wordt betrokken, teneinde de houdbaarheid van de schuld, investeringen en hervormingen, de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, en duurzame en inclusieve groei en veerkracht in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn, waarbij de samenhang binnen de Unie wordt gewaarborgd, onder meer binnen de eurozone.
Artikel2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)“landspecifieke aanbeveling”: de jaarlijkse richtsnoeren van de Raad aan een lidstaat voor het economisch, budgettair, werkgelegenheids- en structuurbeleid overeenkomstig de artikelen 121 en 148 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);
2)“netto-uitgaven”: de overheidsuitgaven ongekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, nationale uitgaven voor de medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s met een maximum van 0,25% van het bbp, conjuncturele elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en kosten in verband met het lenen van middelen voor leningen in verband met de nationale plannen voor herstel en veerkracht;
3)“rڱԳپٰ”: het netto-uitgaventraject dat de Commissie voorstelt voor elke lidstaat met een overheidsschuld boven de referentiewaarde van 60% van het bbp of een overheidstekort boven de referentiewaarde van 3% van het bbp, na de facultatieve indiening van een voorstel door iedere betreffende lidstaat en na de in artikel 7, lid 1 bis, bedoelde dialoog;
4)“netto-uitgaventraject”: het meerjarige traject voor netto-uitgaven van een lidstaat, zoals door de Raad vastgesteld;
5)“nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn”: het document met de budgettaire, hervormings- en investeringsverbintenissen van een lidstaat;
6)“jaarlijks voortgangsverslag”: het document van een lidstaat waarin verslag wordt uitgebracht over de uitvoering van het ▌nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn, met inbegrip van zijn netto-uitgaventraject en de hervormings- en investeringsverbintenissen;
7)“aanpassingsperiode”: de termijn waarin de begrotingsaanpassing van een lidstaat plaatsvindt, die een minimale aanpassingsperiode van vier jaar van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en de mogelijke verlenging ervan bestrijkt;
8)“controlerekening”: een registratie van de gecumuleerde afwijkingen van de werkelijke netto-uitgaven in een lidstaat ten opzichte van het netto-uitgaventraject;
9)“structureel saldo”: het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo ongerekend tijdelijke maatregelen;
10)“structureel primair saldo”: het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo ongerekend tijdelijke maatregelen en ongerekend rente-uitgaven.
10bis)“prognoseperiode”: de aanpassingsperiode plus tien jaar.
HOOFDSTUK II
EUROPEES SEMESTER
Artikel3
Het Europees Semester
Om te zorgen voor een nauwere coördinatie van het economisch beleid en relevant sociaal beleid en een duurzame convergentie van de economische en sociale prestaties van de lidstaten, oefenen de Raad en de Commissie in het kader van het Europees Semester multilateraal toezicht uit overeenkomstig de doelstellingen en vereisten van het VWEU, waarbij het Europees Parlement wordt betrokken overeenkomstig artikel 25 bis. Het multilaterale toezicht is gebaseerd op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening(EG)nr.223/2009 van het Europees Parlement en de Raad.
Om de overkoepelende doelstelling van nauwere coördinatie van het economisch, sociaal, begrotings- en structuurbeleid en de algemene beoordeling van de economische prestaties te verwezenlijken, omvat het Europees Semester▌:
a)de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU, van landspecifieke aanbevelingen en van de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone;
b)de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren waarmee de lidstaten overeenkomstig artikel148, lid2, VWEU rekening moeten houden, ▌van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen daarvan, en van de daarmee verband houdende landspecifieke aanbevelingen, alsmede het sociaal scorebord en zijn kern- en secundaire indicatoren, en het kader voor sociale convergentie om risico’s op het gebied van sociale convergentie vast te stellen en tegen te gaan;
c)de indiening, beoordeling en goedkeuring van de begrotingsplannen voor de middellange termijn van de lidstaten, alsmede het toezicht daarop via de jaarlijkse voortgangsverslagen;
d)het toezicht voor het voorkomen en corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden op grond van Verordening (EU) nr.1176/2011;
e)andere multilaterale toezichtprocedures die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld overeenkomstig artikel121, lid6, VWEU.
Artikel4
Uitvoering van het Europees Semester
1.Wanneer nodig doet de Raad naar aanleiding van de beoordeling overeenkomstig deze verordening van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, de jaarlijkse voortgangsverslagen en de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaten, op basis van aanbevelingen van de Commissie, aanbevelingen aan deze lidstaten en maakt hij hierbij ten volle gebruik van de rechtsinstrumenten waarin de artikelen 121 en 148 VWEU en de daarmee verband houdende afgeleide wetgeving voorzien.
2.De lidstaten houden terdege rekening met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de in artikel3, tweede alinea, punten a) en b), bedoelde aanbevelingen alvorens belangrijke besluiten te nemen in het kader van de ontwikkeling van hun economisch, sociaal, werkgelegenheids-, structuur- en begrotingsbeleid. De Commissie houdt toezicht op de vooruitgang.
3.Als een lidstaat nalaat om de ontvangen richtsnoeren op te volgen, kan dit leiden tot:
a)verdere landspecifieke aanbevelingen;
b)een waarschuwing door de Commissie of een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel121, lid4, VWEU;
b bis)een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel148, lid4, VWEU;
c)maatregelen op grond van deze verordening, Verordening (EG) nr. 1467/97[16] of Verordening (EU) nr. 1176/2011.
HOOFDSTUK III
HET TECHNISCHE TRAJECT
Artikel 5
Referentietraject
Voor elke lidstaat met een overheidsschuld boven de referentiewaarde van 60% van het bbp of een overheidstekort boven de referentiewaarde van 3% van het bbp legt de Commissie in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad een referentietraject voor. Voor de opstelling van het verslag raadpleegt de Commissie de betrokken lidstaat, in voorkomend geval ook over zijn voorgestelde referentietraject, als onderdeel van de in artikel7, lid 1 bis, bedoelde dialoog, waarbij een eerlijke en gelijke behandeling van alle lidstaten wordt gewaarborgd.
Het referentietraject wordt vastgesteld aan de hand van netto-uitgavenniveaus en gebaseerd op de methode voor de analyse van de houdbaarheid van de schuld zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a), die openbaar toegankelijk is.
Het referentietraject bestrijkt een minimale aanpassingsperiode van vier jaar van het nationale budgettair-structurele middellangetermijnplan▌, en de mogelijke verlenging ervan met maximaal drie jaar overeenkomstig artikel13. De Commissie maakt het verslag openbaar overeenkomstig artikel9.
Artikel6
Eisen voor het referentietraject
Het referentietraject zorgt ervoor dat:
a) de overheidsschuldquote op een plausibel neerwaarts pad wordt gebracht of blijft dat tot een duurzame schuldreductie leidt, of op een prudent niveau blijft;
b) het overheidstekort wordt teruggedrongen en onder de referentiewaarde van 3% van het bbp blijft;
c) de budgettaire aanpassingsinspanning gedurende de periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ten minste evenredig is aan de totale inspanning gedurende de gehele aanpassingsperiode;
d) de overheidsschuldquote zich tijdens de aanpassingsperiode stabiliseert en gedurende de prognoseperiode elk jaar gemiddeld met ten minste één procentpunt van de schuld als percentage van het bbp wordt verminderd voor de lidstaten met een schuldquote van meer dan 90% van het bbp en ten minste een half procentpunt voor de lidstaten met een schuldquote van 60% tot 90%.
▌
Indien het overheidstekort van een lidstaat hoger is dan 3% terwijl de overheidsschuld lager is dan de referentiewaarde van 60% van het bbp, is punt d) niet van toepassing.
De referentietrajecten worden voor elke lidstaat gedifferentieerd. ▌.
Artikel7
De procedure voor referentietrajecten
1.Ten minste drie maanden vóór de datum waarop de lidstaten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn voor het eerst moeten indienen en mutatis mutandis daarna, verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de volgende informatie:
a)het landspecifieke onderliggende kader ▌van de prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn op basis van de methodologie van de schuldhoudbaarheidsanalyse, en de resultaten;
b)haar landspecifieke macro-economische prognoses en aannames;
▌
1bis.Ten minste twee maanden vóór de datum waarop de lidstaten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moeten indienen, voeren de Commissie en de betrokken lidstaat een dialoog om ervoor te zorgen dat het referentietraject in overeenstemming is met de artikelen 5 en 6. In het kader van die dialoog mag de betrokken lidstaat bij de Commissie een voorstel voor een referentietraject indienen, rekening houdend met de in lid 1, punten a) en b), bedoelde informatie. Het voorstel voor een referentietraject gaat vergezeld van een advies van de onafhankelijke begrotingsinstelling van de betrokken lidstaat. Indien de onafhankelijke begrotingsinstelling echter verzuimt om binnen een redelijke termijn een dergelijk advies uit te brengen, belet dat de lidstaat niet om het voorstel voor een referentietraject in te dienen.
Indien de betrokken lidstaat er in de loop van de in de eerste alinea bedoelde dialoog voor kiest geen voorstel voor een referentietraject in te dienen of dit niet tijdig doet, of indien de Commissie en de betrokken lidstaat het niet eens kunnen worden over een referentietraject, stelt de Commissie een referentietraject voor dat voldoet aan de vereisten van artikel6.
De Commissie legt de referentietrajecten voor aan het Europees Parlement en de Raad, samen met de voorstellen voor referentietrajecten van de lidstaten en alle gegevens, aannames en berekeningen die aan die trajecten ten grondslag liggen, op zodanige wijze dat deze kunnen worden gereproduceerd.
2.Voor lidstaten met een overheidstekort onder de referentiewaarde van 3% van het bbp en een overheidsschuld onder de referentiewaarde van 60% van het bbp verstrekt de Commissie technische informatie over het structurele primaire saldo die nodig is om ervoor te zorgen dat het nominale tekort zonder aanvullende beleidsmaatregelen onder de referentiewaarde van 3% van het bbp blijft gedurende een periode van tien jaar na het einde van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn.
3.Elke lidstaat met een overheidsschuld van meer dan de referentiewaarde van 60% van het bbp of een overheidstekort van meer dan de referentiewaarde van 3% van het bbp werkt zijn voorstel voor een referentietraject ten minste twee maanden voor de indiening van de volgende ▌ budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn bij.
Artikel8
Beoordeling van de plausibiliteit en houdbaarheid van de schuld
Om te beoordelen of de verwachte overheidsschuldquote van de betrokken lidstaat een neerwaartse trend vertoont die, met een passend begrotingsbeleid, tot een duurzame schuldreductie leidt of op een prudent niveau blijft, gebruikt de Commissie een reproduceerbare, voorspelbare en transparante methode op basis van de volgende voorwaarden:
a)de overheidsschuldquote daalt of blijft op een prudent niveau, volgens de deterministische scenario’s van het kader van de Commissie voor prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn, op basis van de methode voor de analyse van de houdbaarheid van de schuld;
b)het risico dat de overheidsschuldquote in de vijf jaar na de aanpassingsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn niet daalt, is voldoende klein, waarbij dat risico wordt beoordeeld aan de hand van de stochastische analyse van de Commissie.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van haar analyse van de plausibiliteit en van de onderliggende gegevens, waar nodig met inachtneming van vertrouwelijkheidsregelingen.
Uiterlijk ... [twaalfmaanden na de inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie overeenkomstig artikel33 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de methode voor de analyse van de houdbaarheid van de schuld en de methode voor de beoordeling van de plausibiliteit als bedoeld in lid 1. De gedelegeerde handelingen zijn voldoende gedetailleerd voor wat betreft de bekendmaking van modellen en reeksen variabelen en aannames om repliceerbaarheid van de schuldhoudbaarheidsanalyse mogelijk te maken.
Voor de toepassing van de gedelegeerde handeling betreffende de analyse van de houdbaarheid van de schuld stelt de Commissie de relevante factoren vast aan de hand waarvan de houdbaarheid van de schuld kan worden beoordeeld, waarbij met name rekening wordt gehouden met de toekomstige ontwikkeling van duurzame groei; rentetarieven; het inflatieniveau; liquiditeitsrisico’s; de schuldstructuur; voorwaardelijke verplichtingen; het potentiële effect van de hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan de uitgevoerde nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn op de groei, en met klimaatrisico’s.
Voor het eerste jaar waarin de lidstaten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moeten indienen, en zolang de in de derde alinea bedoelde gedelegeerde handeling niet is vastgesteld, moet de meest recente actualisering van de Debt Sustainability Monitor 2022 de basis vormen voor het onderliggende kader van de prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn.
HOOFDSTUK IV
NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLANNEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN
Artikel9
Indiening van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn
Elke lidstaat dient vóór eind april na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen die termijn zo nodig met een redelijke termijn te verlengen. Het Europees Parlement wordt onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van elke verlenging en van de redenen daarvoor.
Elke lidstaat dient vóór eind april van het laatste jaar waarop het lopende budgettair-structurele plan voor de middellange termijn betrekking heeft bij de Raad en de Commissie een nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in.
Het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn gaat vergezeld van een advies van de onafhankelijke begrotingsinstelling van de betrokken lidstaat, in het bijzonder met betrekking tot de naleving van de criteria van artikel15 en de in het referentietraject gehanteerde aannames. Indien de onafhankelijke begrotingsinstelling echter verzuimt om binnen een redelijke termijn een dergelijk advies uit te brengen, belet dat de lidstaat niet om het plan in te dienen.
Voorafgaand aan de indiening van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie zet elke lidstaat een gestructureerd samenwerkingsmechanisme op om het maatschappelijk middenveld, de sociale partners, regionale autoriteiten en andere relevante belanghebbenden in staat te stellen een bijdrage te leveren aan het plan. De aanbevelingen en suggesties die worden ingediend in het kader van het gestructureerd samenwerkingsmechanisme worden als bijlage opgenomen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.
Alvorens zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie in te dienen, bespreekt elke lidstaat het ontwerp van nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn met zijn nationale parlement.
De lidstaat maakt zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn openbaar zodra het bij de Raad en de Commissie is ingediend, samen met het referentietraject en alle gegevens en documenten die verband houden met de onderhandelingen en de aannames die voor het referentietraject zijn gebruikt.
Artikel 10
Technische dialoog
Voorafgaand aan de indiening van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn houdt de betrokken lidstaat met de Commissie een technische dialoog om ervoor te zorgen dat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in overeenstemming is met de artikelen 11, 12 en 14 en, in voorkomend geval, artikel13. De Commissie zorgt voor gelijke behandeling van de lidstaten. Met het oog op de transparantie en het afleggen van verantwoording bewaart de Commissie de notulen en alle daarmee verband houdende documenten die vóór, tijdens en na elke technische dialoog worden opgesteld tot ten minste het einde van de tweede beoogde aanpassingsperiode. Nadat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie is ingediend, heeft het Europees Parlement op verzoek toegang tot deze documenten, waar van toepassing met inachtneming van eventuele vertrouwelijkheidsregelingen.
Artikel11
Inhoud van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn
1.Een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn bevat de in bijlage II vermelde informatie. Het plan voorziet met name in een netto-uitgaventraject, vastgesteld in de vorm van nominale streefdoelen, voor een periode van ten minste vier jaar, alsook de onderliggende macro-economische aannamen en de geplande budgettair-structurele maatregelen om aan te tonen dat wordt voldaan aan de vereisten van artikel 12.
▌
▌
Artikel12
Vereisten waar de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn aan moeten voldoen
Het nationaal budgettair structureel plan voor de middellange termijn:
a)zorgt voor de primaire structurele begrotingsaanpassing die nodig is om de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode op een plausibel neerwaarts pad te brengen of te houden dat tot een duurzame schuldreductie leidt, of op een prudent niveau te handhaven, en het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde van 3% van het bbp te brengen en te houden;
b)verklaart hoe het zal zorgen voor investeringen en hervormingen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester, in de landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld en, indien van toepassing, de in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden vastgestelde macro-economische onevenwichtigheden zal corrigeren, en daarnaast uitvoering zal geven aan de waarschuwingen van de Commissie of de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel121, lid4, VWEU;
Daarnaast wordt in het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn toegelicht hoe consistentie wordt gewaarborgd met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en met de werkgelegenheidsrichtsnoeren overeenkomstig artikel121, lid2, en artikel148, lid2, VWEU en, indien van toepassing, de risico’s voor sociale convergentie die overeenkomstig artikel3, tweede alinea, punt b), in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, zullen worden voorkomen;
b bis)verklaart hoe het de volgende gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie zal aanpakken:
i) de Europese Green Deal[17], met inbegrip van de transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050[18] en de vertaling op nationaal niveau via de nationale energie- en klimaatplannen;
ii) de Europese pijler van sociale rechten[19], met inbegrip van de bijbehorende doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding tegen 2030;
iii) het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030[20], dat op nationaal niveau tot uiting komt in de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium;
iv) een strategisch kompas voor veiligheid en defensie – Voor een Europese Unie die haar burgers, waarden en belangen beschermt en bijdraagt aan de internationale vrede en veiligheid[21].
b ter)verklaart hoe het zal zorgen voor consistentie met de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen, de Europese klimaatwet en de nationale stappenplannen voor het digitale decennium;
b quater)beoordeelt de nationale overheidsinvesteringskloven, onder meer met het oog op de verwezenlijking van ieder van de in punt b bis) bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie;
c)verklaart, indien van toepassing, hoe het zal zorgen voor de verwezenlijking van een relevante reeks hervormingen en investeringen als bedoeld in artikel13, die ten grondslag liggen van een verlenging van de aanpassingsperiode van de lidstaat met ten hoogste drie jaar;
d)verklaart hoe het zal zorgen voor samenhang en, indien van toepassing, complementariteit met het herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat tijdens de periode van beschikbaarheid van de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig Verordening(EU)2021/241, en met investeringsinstrumenten van de Unie die gericht zijn op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie of die hetzelfde doel dienen als de herstel- en veerkrachtfaciliteit;
dbis)verklaart hoe het zal zorgen voor samenhang en, indien toepasselijk, complementariteit met de fondsen van de Unie, in het bijzonder met de cohesiebeleidsfondsen waarvan de betrokken lidstaat profiteert.
Artikel 13
Vereisten voor verlenging van de aanpassingsperiode
1.Indien een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van lid 2 verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met maximaal drie jaar worden verlengd.
2.De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode, moeten in verhouding staan tot de omvang van de uitdagingen op het gebied van de overheidsschuld en de uitdagingen voor de groei op middellange termijn in de desbetreffende lidstaat.
De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet in de regel tezamen genomen▌ aan de volgende criteria:
i)zijn groei- en veerkrachtbevorderend;
ii)ondersteunen de houdbaarheid van de begroting;
iii)pakken de in artikel12, puntenbbis) en b ter), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aan;
iv)pakken de tot de betrokken lidstaat gerichte relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, aan.
▌
3.Elke hervormings- en investeringsverbintenis die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode moet voldoende gedetailleerd, adequaat gespreid over de looptijd van het plan en tot uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode tijdgebonden en verifieerbaar zijn.
4.De reeks hervormingen en investeringen voor een verlenging van de aanpassingsperiode is in overeenstemming met de toezeggingen die zijn opgenomen in het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241, en de partnerschapsovereenkomst in het meerjarig financieel kader.
5.De beoordeling of de reeks hervormingen en investeringsverbintenissen voldoet aan de criteria van lid 2 en of elk van de hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet aan de voorwaarden van lid 3, wordt uitgevoerd overeenkomstig het beoordelingskader in bijlageVII.
Artikel14
Herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn
1.Uiterlijk 12 maanden voor het einde van het huidige nationale budgettair-structurele begrotingsplan voor de middellange termijn kan een lidstaat verzoeken om vóór het einde van zijn aanpassingsperiode een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn bij de Commissie in te dienen indien er objectieve omstandigheden zijn die de uitvoering van het huidige nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in de weg staan▌. De hervormingen en investeringen in het herziene plan mogen niet minder ambitieus zijn dan in het oorspronkelijke plan.
1bis.Indien in een lidstaat een nieuwe regering is aangetreden kan deze bij de Commissie een nieuw of herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen, daarbij het ambitieniveau van het vorige plan in aanmerking nemend.
1 ter.Een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn gaat vergezeld van een advies van de nationale onafhankelijke begrotingsinstellingen van de betrokken lidstaat waarin de objectieve omstandigheden worden beoordeeld die de uitvoering van het oorspronkelijke plan in de weg staan. Indien de onafhankelijke begrotingsinstelling echter verzuimt om binnen een redelijke termijn een dergelijk advies uit te brengen, belet dat de lidstaat niet om het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in te dienen.
2.Voordat het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn wordt ingediend, wordt een nieuw referentietraject voorgelegd overeenkomstig artikel5.
3.Rekening houdend met de eerdere aanpassing die door de betrokken lidstaat is uitgevoerd of het ontbreken daarvan, maakt het nieuwe referentietraject geen uitstel van de budgettaire aanpassingsinspanning mogelijk en leidt het niet tot een geringere budgettaire aanpassingsinspanning.
4.Wanneer een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn wordt ingediend, zijn de artikelen 12 en 15 tot en met 19 van toepassing.
5.De Commissie beoordeelt in voorkomend geval met name of een verlenging van de aanpassingsperiode van toepassing moet blijven in het kader van het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn, rekening houdend met de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de verlenging in het kader van het oorspronkelijke plan en de veranderingen die het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tot stand brengt op het gebied van de uitdagingen voor de overheidsschuld.
Artikel15
Beoordeling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn door de Commissie
1.De Commissie beoordeelt elk nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn binnen twee maanden na de indiening ervan. De desbetreffende lidstaat en de Commissie kunnen indien nodig overeenkomen de beoordelingstermijn met een redelijke periode van ten hoogste twee maanden te verlengen.
2.Bij de beoordeling van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn onderzoekt de Commissie voor alle lidstaten:
a) of het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ervoor zorgt dat de overheidsschuld ▌op een plausibel neerwaarts pad dat tot een duurzame schuldreductie leidt is gebracht of gehouden, dan wel op een prudent niveau blijft;
b) of het overheidstekort gedurende de gehele looptijd van het plan onder de referentiewaarde van 3% van het bbp wordt gehouden, dan wel of het overheidstekort snel en uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode terugkeert tot onder de referentiewaarde van 3% van het bbp, wanneer het tekort deze referentiewaarde overschrijdt op het moment dat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn wordt ingediend;
c) of het overheidstekort in een periode van tien jaar zonder verdere begrotingsmaatregelen onder de referentiewaarde van 3% van het bbp wordt gehouden;
d) of de budgettaire aanpassingsinspanning gedurende de periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ten minste evenredig is aan de totale inspanning gedurende de gehele aanpassingsperiode;
▌
f) of de overheidsschuldquote zich tijdens de aanpassingsperiode stabiliseert en gedurende de prognoseperiode elk jaar gemiddeld met ten minste één procentpunt van de schuld als percentage van het bbp wordt verminderd voor de lidstaten met een schuldquote van meer dan 90% van het bbp en ten minste een half procentpunt voor de lidstaten met een schuldquote van 60% tot 90%.
3.De Commissie beoordeelt voor alle lidstaten of het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn voldoet aan de vereisten van artikel12. Daarnaast onderzoekt de Commissie voor de betrokken lidstaat
▌of de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode, voldoet aan de voorwaarden van artikel13.
▌
Artikel 16
Goedkeuring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn door de Raad
De Raad neemt, op aanbeveling van de Commissie, in de regel binnen vier weken na de vaststelling van de aanbeveling van de Commissie een aanbeveling aan waarin het netto-uitgaventraject van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, indien van toepassing, de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode die is opgenomen in het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van de lidstaat, wordt goedgekeurd. De aanbeveling van de Commissie gaat vergezeld van een advies van het Europees Begrotingscomité (EFB) over de Uniedimensie en het oorspronkelijke advies van de nationale onafhankelijke begrotingsinstelling van de betrokken lidstaat als bedoeld in artikel9, lid3. Indien het EFB en de nationale onafhankelijke begrotingsinstelling echter verzuimen een advies uit te brengen, belet dat de Commissie niet om een aanbeveling te doen.
Indien het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn dient als het plan met corrigerende maatregelen dat vereist is voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, zoals bepaald in artikel30, bekrachtigt de Raad in die aanbeveling ook de hervormingen en investeringen die nodig zijn om de onevenwichtigheden te corrigeren.
Artikel17
Aanbeveling van de Raad voor een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn
Indien hij van oordeel is dat het plan niet voldoet aan de vereisten van artikel15, lid2 en lid3, punt a), beveelt de Raad, op aanbeveling van de Commissie, de betrokken lidstaat aan een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen.
Artikel18
Aanbeveling van de Raad in geval van niet-naleving door de lidstaat
Op aanbeveling van de Commissie beveelt de Raad de betrokken lidstaat aan dat het door de Commissie overeenkomstig artikel 5, tweede alinea, uitgestippelde referentietraject het netto-uitgaventraject van de lidstaat is wanneer:
a)de betrokken lidstaat verzuimt binnen tweemaanden na de aanbeveling van de Raad een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen;
b)de Raad van oordeel is dat het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn niet voldoet aan de vereisten van artikel15, lid2 en lid3, waarbij hij zijn standpunt naar behoren motiveert;
c)de lidstaat geen oorspronkelijk nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn dan wel nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn heeft ingediend aan het einde van de periode waarop het vorige nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn betrekking heeft.
Artikel19
Niet-nakoming door een lidstaat van zijn verbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van zijn aanpassingsperiode
Wanneer aan een lidstaat een verlenging van zijn aanpassingsperiode is toegestaan, maar deze niet op bevredigende wijze voldoet aan zijn reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de in artikel13, lid1, bedoelde verlenging, volgt de Raad in beginsel de aanbeveling van de Commissie en beveelt hij een herzien netto-uitgaventraject met een kortere aanpassingsperiode aan, of anders licht de Raad zijn standpunt publiekelijk toe.
Artikel 19 bis
Scorebord voor budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn
1.De Commissie stelt een scorebord voor budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn (het “scorebord”) op, om de voortgang van de uitvoering van de nationale budgettair-structurele plannen van de lidstaten voor de middellange termijn weer te geven, voornamelijk met inbegrip van de hervormingen, investeringen en prioriteiten van de Unie, alsook de fase van de levenscyclus van het plan en de status van het werkelijke netto-uitgaventraject. Het scorebord geeft ook informatie weer over de nationale overheidsinvesteringskloven, onder meer om elk van de in artikel 12, punt b bis), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie te verwezenlijken.
2.Ter aanvulling van deze verordening is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel33 een gedelegeerde handeling vast te stellen op grond waarvan het scorebord tot in detail wordt gedefinieerd, zodat de in lid1 bedoelde stand van de voortgang van de uitvoering van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn inzichtelijk wordt gemaakt.
3.Het scorebord wordt uiterlijk [1 juni] 2024 in werking gesteld en wordt tweemaal per jaar door de Commissie bijgewerkt. Het scorebord wordt openbaar gemaakt op een website of een internetportaal.
HOOFDSTUK V
UITVOERING VAN DE NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLANNEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN
Artikel20
Voortgangsverslag
1.Elke lidstaat dient uiterlijk op 30april van elk jaar bij de Commissie een jaarlijks voortgangsverslag in over de uitvoering van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn.
2.Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse voortgangsverslag bevat met name informatie over de voortgang bij de uitvoering van het netto-uitgaventraject, de uitvoering van bredere hervormings- en investeringsverbintenissen in het kader van het Europees Semester en, indien van toepassing, de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode.
3.Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse voortgangsverslag bevat ook de in bijlage III vermelde informatie.
4.Elke lidstaat maakt zijn jaarlijkse voortgangsverslag openbaar.
4bis.De lidstaten bespreken het voortgangsverslag in hun nationale parlementen en met het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en relevante belanghebbenden, in overeenstemming met hun nationale rechtskaders.
Artikel 21
Toezicht door de Commissie
1.De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn, en met name op het netto-uitgaventraject en de hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de aanpassingsperiode.
2.De Commissie zet een controlerekening op ▌en registreert de cumulatieve opwaartse (debiteringen) en neerwaartse (crediteringen) afwijkingen van de werkelijke netto-uitgaven ten opzichte van het netto-uitgaventraject.
2bis.Het gecumuleerde saldo van de controlerekening in een bepaalde periode is de som van de jaarlijkse debiteringen en crediteringen die in die periode zijn geregistreerd.
2 ter.Een lidstaat wordt geacht niet in overeenstemming te zijn met zijn netto-uitgaventraject wanneer het gecumuleerde saldo van de controlerekening tijdens de aanpassingsperiode hoger is dan 1% van het bbp in de jaren van positieve groei van het bbp.
2 quater.In afwijking van lid 2 ter kan de Commissie, om rekening te houden met bepaalde strategische investeringen die gericht zijn op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie en die een toegevoegde waarde hebben voor de Unie als geheel, bij wijze van uitzondering een lidstaat toestaan de in lid 2 ter vastgestelde limiet tijdelijk te overschrijden gedurende een vastgestelde periode van maximaal vijf jaar, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de afwijking aan het einde van die periode onder die limiet daalt.
Artikel22
Rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen
1.Elke in artikel8 van Richtlijn [...] van de Raad[22] [betreffende de nationale begrotingskaders] bedoelde nationale onafhankelijke begrotingsinstelling beoordeelt of de in het in artikel20 bedoelde voortgangsverslag gerapporteerde begrotingsresultaten in overeenstemming zijn met het netto-uitgaventraject, en met de niet-kwantificeerbare doelstellingen. In voorkomend geval analyseert elke nationale onafhankelijke begrotingsinstelling ook de factoren die ten grondslag liggen aan een afwijking van het netto-uitgaventraject.
1bis.Bij de kwalitatieve en kwantitatieve beoordelingen in de adviezen van de in lid 1 bedoelde nationale onafhankelijke begrotingsinstelling wordt rekening gehouden met verschillende standpunten en wordt de openbaarmaking van minderheidsstandpunten en afwijkende standpunten mogelijk gemaakt. Daartoe worden de relevante belanghebbenden regelmatig geraadpleegd.
1 ter.De door de onafhankelijke begrotingsinstellingen overeenkomstig deze verordening uitgebrachte adviezen en beoordelingen worden openbaar gemaakt.
Artikel 22 bis (nieuw)
Rol van het Europees Begrotingscomité
1.De Commissie richt een uit onafhankelijke deskundigen bestaand Europees Begrotingscomité op dat tot taak heeft advies te verlenen over de coördinatie van het economisch beleid van de Unie. De Commissie is vertegenwoordigd in het Europees Begrotingscomité, maar heeft geen stemrecht.
2.Het Europees Begrotingscomité:
a)is onafhankelijk, vraagt noch aanvaardt instructies van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten, van de Commissie of van andere publieke of particuliere organen;
b)beschikt over de capaciteit om tijdig adviezen op te stellen en openbaar te maken;
c)waarborgt een verscheidenheid aan standpunten en achtergronden in de samenstelling van zijn leden;
d)zorgt ervoor dat in haar adviezen minderheidsstandpunten en afwijkende standpunten worden bekendgemaakt;
e)beschikt over toereikende en stabiele eigen middelen om zijn taken effectief te kunnen uitvoeren, inclusief alle soorten analyses die binnen zijn taakomschrijving vallen;
f)heeft adequate en tijdige toegang tot alle informatie van de Commissie en de lidstaten die het nodig heeft om zijn taken uit te voeren;
g)raadpleegt regelmatig relevante belanghebbenden.
3.Het Europees Begrotingscomité voert de taken uit als vastgelegd in artikel2 van Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie. Voorts brengt het advies uit aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Eurogroep.
Artikel 23
Waarschuwing van de Commissie en aanbeveling van de Raad voor beleidsmaatregelen
1.Bij een aanzienlijk risico dat van het netto-uitgaventraject wordt afgeweken, zoals gemonitord door de controlerekening, of bij een risico dat het overheidstekort de referentiewaarde van 3% van het bbp kan overschrijden, kan de Commissie een waarschuwing tot de betrokken lidstaat richten overeenkomstig artikel121, lid4, VWEU.
2.Op basis van een aanbeveling van de Commissie stelt de Raad binnen een maand na de in lid 1 bedoelde waarschuwing van de Commissie een aanbeveling aan de betrokken lidstaat vast voor de nodige beleidsmaatregelen, overeenkomstig artikel121, lid4, VWEU.
Artikel24
Ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel
Op aanbeveling van de Commissie kan de Raad een aanbeveling aannemen op grond waarvan de lidstaten in geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel van hun netto-uitgaventraject mogen afwijken, mits volgens een kwantitatieve en kwalitatieve analyse die wordt uitgevoerd door de Commissie de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. De Raad stelt een termijn voor deze afwijking vast.
De in de eerste alinea bedoelde aanbevelingen van de Commissie gaan vergezeld van een advies van het Europese Begrotingscomité. Het feit dat het Europees Begrotingscomité verzuimt om binnen een redelijke termijn een dergelijk advies uit te brengen, belet de Commissie echter niet om een aanbeveling te doen.
Zolang de ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aanhoudt, blijft de Commissie de houdbaarheid van de schuld monitoren en zorgt zij voor beleidscoördinatie en een consistente beleidsmix die rekening houdt met de eurozone en de Uniedimensie.
De Raad kan, op aanbeveling van de Commissie, de periode waarin de lidstaten van het netto-uitgaventraject mogen afwijken, verlengen, mits de ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aanhoudt. Een verlenging kan meer dan één keer worden toegestaan. Elke verlenging geldt evenwel voor een periode van ten hoogste één jaar.
Artikel 25
Uitzonderlijke omstandigheden waarover de lidstaat geen controle heeft en die grote gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat
Op aanbeveling van de Commissie kan de Raad een aanbeveling aannemen op grond waarvan een lidstaat kan afwijken van zijn netto-uitgaventraject indien uitzonderlijke omstandigheden waarover de lidstaat geen controle heeft, een grote impact hebben op de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat, mits volgens een kwantitatieve en kwalitatieve analyse die wordt uitgevoerd door de Commissie de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. De Raad stelt een termijn voor deze afwijking vast.
Op voorwaarde dat de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden, kan de Raad op aanbeveling van de Commissie de periode waarin de lidstaten van het netto-uitgaventraject mogen afwijken, verlengen. Een verlenging kan meer dan één keer worden toegestaan. Elke verlenging geldt evenwel voor een periode van ten hoogste één jaar.
HOOFDSTUK VI
DEMOCRATISCHE VERANTWOORDINGSPLICHT EN TRANSPARANTIE
Artikel 25 bis
Rol van het Europees Parlement
1.Het Europees Parlement wordt naar behoren op regelmatige en gestructureerde wijze bij het Europees Semester betrokken teneinde de transparantie van en de democratische verantwoordingsplicht en eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van dialogen als bedoeld in deze verordening.
2.De Commissie zendt het Europees Parlement de door de lidstaten ingediende nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn toe. De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van haar algemene beoordeling van die budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie en relevante belanghebbenden, waaronder de sociale partners, verzoeken voor haar te verschijnen. Bij dergelijke gelegenheden wordt de Commissie verzocht haar beoordeling van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn te presenteren en worden de relevante belanghebbenden verzocht daarover opmerkingen te maken.
3.De Raad en de Commissie informeren het Europees Parlement geregeld over de toepassing van deze verordening.
4.In het verslag van de Raad en de Commissie aan het Europees Parlement worden de resultaten verwerkt van het multilaterale toezicht dat in het kader van deze verordening wort uitgeoefend.
5.De Eurogroep brengt jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement over de resultaten van zijn werkzaamheden met betrekking tot de specifieke verantwoordelijkheden in verband met de gemeenschappelijke munt op het gebied van multilateraal toezicht.
6.De Commissie stelt met betrekking tot deze verordening of de toepassing ervan informatie op die zij aan de Raad en elk van zijn voorbereidende instanties verstrekt, en verstrekt deze tegelijkertijd en onder gelijke voorwaarden zonder onnodige vertraging aan het Europees Parlement, indien nodig met inachtneming van de regelingen ter bescherming van vertrouwelijke informatie. Deze informatie omvat onder andere:
a)de beoordelingen van de houdbaarheid van de schuld en het methodologische kader daarvan;
b)de referentietrajecten;
c)de door de lidstaten ingediende nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn en het voorgestelde netto-uitgaventraject;
d)een overzicht van de voorlopige bevindingen van de Commissie betreffende de algemene vooruitgang bij de uitvoering van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, met inbegrip van het saldo van de controlerekening;
e)een overzicht van de voorlopige bevindingen van de Commissie met betrekking tot de toereikende uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode;
f)de evaluatie van de landspecifieke aanbevelingen en de risico’s op het gebied van sociale convergentie, en de voortgang bij de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten;
g)de herzieningen van de nationale budgettair-structureel plannen voor de middellange termijn;
h)het resultaat van missies naar de lidstaten op grond van de artikelen34 en 35;
i)de waarschuwing van de Commissie uit hoofde van artikel23;
j)het risico van niet-naleving van de netto-uitgaventrajecten;
k)de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de Commissie dat, in geval van activering van de ontsnappingsclausules overeenkomstig artikel24 en artikel25, de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar wordt gebracht;
l)alle andere relevante informatie en documentatie die de Commissie aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement verstrekt met betrekking tot de uitvoering van de coördinatie van het economisch beleid en het multilateraal begrotingstoezicht.
7.Relevante resultaten van besprekingen in de voorbereidende instanties van de Raad worden gedeeld met de bevoegde commissie van het Europees Parlement.
8.De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken informatie te verstrekken over de stand van zaken van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn in het kader van de in artikel26bis bedoelde dialoog over de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.
9.De Commissie houdt in haar beleidsrichtsnoeren rekening met elementen die voortvloeien uit de standpunten die zijn verwoord in het kader van het Europees Semester en de dialoog over de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn als bedoeld in de artikelen26 en 26bis, met inbegrip van eventuele resoluties van het Europees Parlement.
Artikel26
Dialoog over het Europees semester
Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te bevorderen, te zorgen voor transparantie en te waarborgen dat verantwoording wordt afgelegd, verschijnen de voorzitter van de Raad, de Commissie en, waar passend, de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep desgevraagd voor het Europees Parlement om de door de Commissie ten behoeve van de lidstaten uitgevaardigde beleidsrichtsnoeren, de door de Europese Raad vastgestelde conclusies en de resultaten van het in het kader van deze verordening uitgevoerde multilaterale toezicht te bespreken. Een vertegenwoordiger van het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de economische politiek, het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming kunnen▌ voor de dialoog in het kader van het Europees Semester door het Europees Parlement worden uitgenodigd. Belanghebbenden, met name de sociale partners, worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester bij de belangrijkste beleidskwestie betrokken, in overeenstemming met de bepalingen van het VWEU en de nationale wettelijke en politieke regelingen.
▌
De voorzitter van de Raad, en de Commissie in overeenstemming met artikel 121 VWEU, en, in voorkomend geval, de voorzitter van de Eurogroep, brengen jaarlijks aan het Europees Parlement en aan de Europese Raad verslag uit over de resultaten van het multilaterale toezicht.
Artikel26bis
Dialoog over de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn
1.Om de dialoog tussen het Europees Parlement en de Commissie te versterken en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordingsplicht, verschijnt de Commissie desgevraagd voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement om de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van haar budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn te bespreken in het kader van multilateraal begrotingstoezicht, met inbegrip van de in artikel25bis, lid7, bedoelde informatie.
2.Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement en de Raad te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordelijkheid, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de voorzitter van de Raad en indien nodig de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep uitnodigen om ten minste tweemaal per jaar in zijn bevoegde commissie te verschijnen om de in lid1 genoemde kwesties te bespreken.
Artikel27
“Pas toe of leg uit”-beginsel
Van de Raad wordt als hoofdregel verwacht dat hij de aanbevelingen en voorstellen van de Commissie opvolgt of zijn standpunt publiekelijk toelicht.
Artikel28
Economische dialoog met een lidstaat
De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan een lidstaat de gelegenheid bieden deel te nemen aan een gedachtewisseling wanneer de Raad een aanbeveling tot een lidstaat richt overeenkomstig artikel18, artikel19 of artikel23, lid2.
▌
HOOFDSTUK VII
INTERACTIE MET VERORDENING (EU) NR. 1176/2011
Artikel30
Interactie met de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden
1. Indien een lidstaat nalaat uitvoering te geven aan de hervormings- en investeringsverbintenissen die zijn opgenomen in zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen die relevant zijn voor de bij Verordening(EU)nr.1176/2011 vastgestelde procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, en indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat door buitensporige onevenwichtigheden wordt getroffen overeenkomstig artikel7, lid1, van die verordening, is de procedure van artikel7, lid2, van Verordening (EU) nr.1176/2011 van toepassing.
2. In dat geval dient de lidstaat waarvoor overeenkomstig artikel7, lid2, van Verordening (EU) nr.1176/2011 een procedure bij buitensporige onevenwichtigheden is ingeleid, een herzien plan in overeenkomstig artikel14 van deze verordening. Het herziene plan volgt de aanbeveling van de Raad die is aangenomen overeenkomstig artikel7, lid2, van Verordening (EU) nr.1176/2011. Het herziene plan moet door de Raad worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 19 van deze verordening. Het herziene plan wordt beoordeeld overeenkomstig artikel15 van deze verordening.
3. Wanneer een lidstaat overeenkomstig lid 2 een herzien budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indient, dient dat herziene plan als het uit hoofde van artikel8, lid1, van Verordening (EU) nr.1176/2011 vereiste plan met corrigerende maatregelen, bevat het de specifieke beleidsmaatregelen die de betrokken lidstaat heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren en een tijdschema voor die maatregelen.
Indien de Raad besluit om geen procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr.1176/2011 in te leiden in gevallen waarin de Commissie op basis van een diepgaande evaluatie overeenkomstig artikel 5 van die verordening tot het oordeel komt dat er in de betrokken lidstaat sprake is van buitensporige onevenwichtigheden, licht de Raad zijn standpunt publiekelijk toe.
In dat geval beoordeelt de Raad, overeenkomstig artikel8, lid2, van Verordening (EU) nr.1176/2011, op basis van een beoordeling van de Commissie het herziene plan binnen twee maanden na de indiening ervan. De monitoring en beoordeling van de uitvoering van het herziene plan geschiedt overeenkomstig artikel21 van deze verordening en de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr.1176/2011.
HOOFDSTUK VIII
INTERACTIE MET VERORDENING (EU) NR. 472/2013
Artikel31
Interactie met de procedure voor verscherpt toezicht
Een lidstaat die onderworpen is aan verscherpt toezicht uit hoofde van artikel2 van Verordening(EU)nr.472/2013 van het Europees Parlement en de Raad[23], houdt bij de vaststelling van maatregelen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van moeilijkheden aan te pakken overeenkomstig artikel3, lid1, van die verordening, rekening met eventuele aanbevelingen die uit hoofde van artikel23 van onderhavige verordening tot deze lidstaat zijn gericht.
Wanneer een lidstaat overeenkomstig artikel7 van Verordening (EU) nr.472/2013 onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarvan, is hij niet verplicht een budgettair-structureel plan overeenkomstig artikel9 van deze verordening en een jaarlijks voortgangsverslag overeenkomstig artikel20 van deze verordening in te dienen.
Indien een lidstaat beschikt over een operationeel budgettair-structureel plan voor de middellange termijn en die lidstaat onderworpen wordt aan een macro-economisch aanpassingsprogramma ingevolge artikel7 van Verordening (EU) nr.472/2013, wordt bij het opstellen van het macro-economisch aanpassingsprogramma het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in aanmerking genomen.
HOOFDSTUK IX
GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN
Artikel32
Wijziging van de bijlagen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel33 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagenII, III en VII teneinde deze aan te passen aan verdere ontwikkelingen of behoeften met betrekking tot de informatie in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn (bijlageII) of in de jaarlijkse voortgangsverslagen (bijlageIII), ▌of de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie (bijlageVII).
Artikel33
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in de artikelen 8 en 19 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negenmaanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen8 en19 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling houdt de Commissie een openbare raadpleging en raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen en procedures van het Interinstitutioneel Akkoord van 13april2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig de artikelen 8 en 19 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.
HOOFDSTUK X
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel34
Dialoog met de lidstaten
De Commissie draagt overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening zorg voor een permanente dialoog met de lidstaten. Hiertoe voert de Commissie in het bijzonder missies uit ter beoordeling van de heersende sociaal-economische situatie in de lidstaten en ter opsporing van eventuele risico’s of moeilijkheden bij de naleving van de doelstellingen van deze verordening.
Artikel35
Monitoringmissies
1.De Commissie onderneemt monitoringmissies voor die lidstaten die het onderwerp zijn van een aanbeveling als bedoeld in artikel23. Dergelijke monitoring wordt in de regel ter plaatse uitgevoerd.
2.Wanneer de betrokken lidstaat een lidstaat is die de euro als munt heeft of een lidstaat is die deel uitmaakt van WKM2, kan de Commissie indien wenselijk vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank verzoeken om deel te nemen aan monitoringmissies.
3.Met het oog op monitoringmissies kan de Commissie relevante belanghebbenden in de betrokken lidstaat uitnodigen om aan die missies deel te nemen.
Artikel36
Evaluatie
1.Uiterlijk [31 december 2028], en daarna elke vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. De Commissie maakt dit verslag openbaar.
2.Het in lid1 bedoelde verslag bevat een beoordeling en evaluatie van:
a)de doeltreffendheid van de verordening▌ om de overheidsschuld te doen dalen of op een prudent niveau te handhaven overeenkomstig de desbetreffende aanbevelingen van de Raad en om de houdbaarheid van de schuld en duurzame en inclusieve groei in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen;
a bis)het gebruik van de in artikel 33 bedoelde gedelegeerde bevoegdheden;
b)de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economische beleid en de aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten.
b bis)de voorgang bij de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen, de in artikel 12, punt b bis), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten, de hervormingen en het algemene niveau van investeringen in de Unie;
b ter)de vraag of mededeling nog geschikt is voor het beoogde doel.
3.Het verslag wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
Artikel37
Intrekking van Verordening (EG) nr.1466/97
Verordening (EG) nr. 1466/97 wordt ingetrokken.
Artikel38
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees ParlementVoor de Raad
De voorzitterDe voorzitter
BIJLAGE I
▌
BIJLAGE II
Informatie die in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet worden verstrekt
Een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn bevat de volgende informatie:
a)Het in artikel11 bedoelde nationale netto-uitgaventraject. ▌
b)Het geplande groeipad van de overheidsontvangsten bij ongewijzigd beleid.
c)Het geplande beloop van de overheidsschuldquote.
c bis)Een beoordeling van de nationale overheidsinvesteringskloven, onder meer om elk van de in artikel 12, punt b bis), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie te verwezenlijken.
d)Informatie over impliciete uit de vergrijzing voortvloeiende verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen met een potentieel grote impact op de overheidsbegrotingen, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, met vermelding van de omvang ervan, potentiële uitgaven en verplichtingen die voortvloeien uit rechtszaken en, voor zover mogelijk, wetenschappelijk onderbouwde informatie over rampen- en klimaatgerelateerde verplichtingen.
e)De belangrijkste aannamen over de verwachte economische ontwikkelingen en de belangrijkste economische variabelen die relevant zijn om te zorgen voor consistentie met een convergentie van de overheidsschuld naar prudente niveaus en om het overheidstekort onder de referentiewaarde van 3% van het bbp te houden.
f)Indien de lidstaat gebruikmaakt van de onder punt e) bedoelde aannamen die afwijken van de veronderstellingen van de Commissie over de aanpassingsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en indien, in voorkomend geval, het door de lidstaat voorgestelde referentietraject afwijkt van het door de Commissie overeenkomstig artikel 5 voorgelegde referentietraject, moeten de nodige toelichtingen en motiveringen worden gegeven op basis van deugdelijke economische argumenten voor deze verschillen.
g)Een analyse van de wijze waarop veranderingen in de belangrijkste economische aannamen van invloed zouden zijn op de begrotings- en schuldpositie van de lidstaat.
▌
i)Hervormings- en investeringsprioriteiten om een antwoord te bieden op de belangrijkste uitdagingen die in de landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, rekening houdend met de stand van de uitvoering van die landspecifieke aanbevelingen en de voortgang wat betreft het verkleinen van de investeringskloven.
j)Hervormingen en uitgaven voor overheidsinvesteringen, gericht op de in artikel 12, punt b bis), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, per prioriteit.
k)Indien van toepassing, informatie over een specifieke, tijdgebonden en verifieerbare reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode overeenkomstig artikel13, een tijdschema voor de uitvoering ervan, alsmede deugdelijke economische argumenten dat deze reeks hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet aan de criteria van artikel13, rekening houdend met de beoordelingscriteria in bijlage VII.
l)Een kwantificering, voor zover mogelijk, van de verwachte effecten van de onder puntk) bedoelde hervormingen en investeringen op de houdbaarheid van de begroting, duurzame en inclusieve groei, het concurrentievermogen en hoogwaardige werkgelegenheid, in voorkomend geval in overeenstemming met gezamenlijk overeengekomen methoden.
m)Het middellangetermijneffect op de begroting en het potentiële middellangetermijneffect op groei en veerkracht van de in punt k) bedoelde hervormings- en investeringsverbintenissen, indien mogelijk.
n)Indien van toepassing, hervormingen en investeringen om de in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden vastgestelde macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren of om uitvoering te geven aan de waarschuwingen van de Commissie of de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel121, lid4, VWEU.
o)Het geplande algemene niveau van de hervormingen en de op nationaal niveau gefinancierde publieke investeringen voor de periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn.
p)Voor lidstaten met een lage overheidsschuld, maar met grote impliciete verplichtingen als gevolg van de vergrijzing, moet bij het nationale netto-uitgaventraject en de hervormingen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn terdege rekening worden gehouden met de uitdagingen op het gebied van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.
q)Informatie over de raadplegingen van de sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden met het oog op de voorbereiding van het plan, een samenvatting van hun bijdragen aan het plan en hoe met hun inbreng rekening is gehouden.
q bis)Uitdagingen die zijn vastgesteld in de verslagen over sociale convergentie in het kader van het kader voor sociale convergentie en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten.
BIJLAGE III
Door de lidstaten in de jaarlijkse voortgangsverslagen te verstrekken informatie
In hun jaarlijkse voortgangsverslag verstrekken de lidstaten de volgende informatie:
a)Een vergelijking tussen de geplande netto-uitgaven op basis van het door de Raad vastgestelde traject voor de netto-uitgaven en de netto-uitgaven op basis van de begrotingsresultaten.
b)Een vergelijking vanaf het begin van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tussen de prognoses van de belangrijkste economische variabelen die in dat plan zijn ingediend en de begrotingsresultaten voor deze variabelen, alsmede de gevolgen voor de naleving van het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject en de gevolgen voor het in dat plan gerapporteerde geplande beloop van de overheidsschuldquote.
c)Een analyse van de uitvoering van de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde in het voorgaande jaar.
d)De vooruitgang en de geplande uitvoering voor het volgende jaar van de hervormings- en investeringsverbintenissen die in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn zijn gedaan volgens de informatie die overeenkomstig bijlage II, punten i) en j), alsmede, indien van toepassing, k) en n) moet worden verstrekt.
e)Informatie voor het volgende jaar over de wijze waarop de lidstaat voornemens is gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen van het voorgaande jaar, met inbegrip van, indien van toepassing, de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone.
f)Tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit of enig ander investeringsinstrument waarmee een soortgelijk doel wordt nagestreefd, informatie over de voortgang van de uitvoering van het plan voor herstel en veerkracht, om te voldoen aan de tweejaarlijkse verslagleggingsvereisten in het kader van het Europees Semester als bedoeld in artikel27 van Verordening (EU) 2021/241.
g)Informatie over de ontwikkeling van de in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn gerapporteerde en in bijlage II, punt d), bedoelde voorwaardelijke verplichtingen, alsmede, in voorkomend geval, van de impliciete verplichtingen in verband met de vergrijzing, en informatie over de voorwaardelijke verplichtingen en de impliciete verplichtingen voor het volgende jaar.
h)De belangrijkste aannamen over de verwachte economische ontwikkelingen en de belangrijkste economische variabelen voor de volgende jaren van de aanpassingsperiode, met inbegrip van de overheidsschuldquote.
i)De prognoses bij ongewijzigd beleid voor de volgende jaren van de aanpassingsperiode voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten en de belangrijkste componenten daarvan, met inbegrip van de uitgaven voor overheidsinvesteringen.
j)De geplande overheidsuitgaven en -ontvangsten als percentage van het bbp en de belangrijkste componenten daarvan voor de volgende jaren van de aanpassingsperiode, rekening houdend met het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject.
k)Een beschrijving en kwantificering van de maatregelen aan de uitgaven- en ontvangstenzijde die moeten worden uitgevoerd om de kloof te overbruggen tussen de onder punt i) bedoelde prognoses bij ongewijzigd beleid voor uitgaven en ontvangsten en de onder punt j) bedoelde geplande uitgaven en ontvangsten.
l)Een analyse van de ontwikkeling van de macro-economische onevenwichtigheden die in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zijn vastgesteld, en van de gevolgen voor die onevenwichtigheden van de uitvoering van de desbetreffende hervormingen en investeringen die in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn overeenkomstig bijlage II, punt n), zijn gerapporteerd, indien van toepassing.
m)Informatie over de uitvoering van een waarschuwing door de Commissie of een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel121, lid4, VWEU.
m bis)Een beoordeling van de nationale overheidsinvesteringskloven, onder meer om elk van de in artikel 12, punt b bis), bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie te verwezenlijken.
n)Informatie over ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt, vaardigheden en het sociaal beleid, en over de uitvoering van beleidsmaatregelen die zijn genomen ter bevordering van opwaartse sociale convergentie tussen de lidstaten in de richting van betere arbeids- en levensomstandigheden, in overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de werkgelegenheidsrichtsnoeren uit hoofde van artikel148 VWEU. Dit omvat het verwachte effect van de maatregelen in verhouding tot de vooruitgang bij de verwezenlijking van de nationale doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding tegen 2030, en indien van toepassing, het verwachte effect van de maatregelen om de uit hoofde van het kader voor sociale convergentie vastgestelde uitdagingen aan te pakken.
o)De beoordeling van de in artikel22 bedoelde onafhankelijke begrotingsinstellingen.
BIJLAGE IV
▌
BIJLAGE V
▌
BIJLAGE VI
▌
BIJLAGE VII
Beoordelingskader voor de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode
1.Toepassingsgebied
Dit beoordelingskader moet als uitgangspunt dienen
–voor een beoordeling door de Commissie of de reeks hervormingen en investeringsverbintenissen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode, voldoen aan de criteria van artikel13, lid2. Dit beoordelingskader vormt derhalve het uitgangspunt voor de toepassing van de in artikel13, lid2, bedoelde beoordelingscriteria met het oog op een billijk en transparant proces;
–voor een beoordeling of elk van die hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet aan de voorwaarden van artikel13, lid3. Dit beoordelingskader vormt derhalve ook het uitgangspunt voor de toepassing van de in artikel13, lid3, bedoelde criteria met hetzelfde doel.
2.Beoordelingscriteria
Overeenkomstig artikel13, lid2, moet de reeks hervormingen en investeringsverbintenissen die zijn opgenomen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode in verhouding staan tot de omvang van de uitdagingen op het gebied van de overheidsschuld zoals vastgesteld in de meest recente actualisering van de Debt Sustainability Monitor (schuldhoudbaarheidsmonitor) of de methode van de schuldhoudbaarheidsanalyse en de uitdagingen voor de groei op middellange termijn in de lidstaat. Voor lidstaten waar de uitdagingen op het gebied van de overheidsschuld verband houden met aanzienlijke uitdagingen voor de groei op middellange termijn, wordt verwacht dat in de reeks hervormingen en investeringen ook knelpunten voor de groei op middellange termijn worden aangepakt.
De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet, tezamen genomen, aan de volgende criteria:
2.1De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is groei- en veerkrachtbevorderend.
–De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen zal naar verwachting op basis van geloofwaardige, goed gedocumenteerde en prudente aannamen het groeipotentieel van de economie van de betrokken lidstaat op duurzame wijze aanzienlijk stimuleren.
2.2De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen ondersteunt de budgettaire houdbaarheid.
–De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen zal naar verwachting leiden tot een aanzienlijke structurele verbetering van de overheidsfinanciën op middellange termijn door een structurele verlaging van de overheidsuitgaven of een verhoging van de overheidsinkomsten van de betrokken lidstaat.
2.3De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is gericht op gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie als bedoeld in artikel 12, punt b bis);
–De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen draagt aanzienlijk bij tot ten minste een van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie als bedoeld in artikel 12, punt b bis);
2.4De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is in haar geheel genomen gericht op relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden.
–Van de reeks relevante hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode wordt verwacht da t zij in haar geheel genomen zal bijdragen tot het aanpakken van de problemen die zijn vastgesteld in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de aanbevelingen die in voorkomend geval in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zijn gedaan, rekening houdend met de reikwijdte en de omvang van de landspecifieke uitdagingen en de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen, indien van toepassing.
2.5De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen zorgt ervoor dat het totale niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de looptijd van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn hoger is dan het niveau op middellange termijn vóór de looptijd van dat plan.
–Of het geplande niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de looptijd van het plan hoger is dan het niveau op middellange termijn vóór de looptijd van het plan.
Bovendien moeten alle hervormings- en investeringsverbintenissen van de lidstaten die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode voldoende gedetailleerd, evenredig gespreid over de looptijd van het plan en tot uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode, tijdgebonden en verifieerbaar zijn.
–de beschrijving van de hervormings- en investeringsverbintenissen is duidelijk en bevat gedetailleerde informatie over elke hervorming en investering, zodat de Commissie de criteria in de punten 2.1 tot en met 2.5 kan beoordelen, onder meer wat betreft de uitvoering en monitoring ervan;
–de hervormingen zullen binnen de looptijd van het plan worden uitgevoerd;
–de investeringen zullen uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode worden uitgevoerd;
–het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bevat duidelijke, realistische, relevante en robuuste indicatoren aan de hand waarvan de vooruitgang bij de effectieve uitvoering van de hervormings- en investeringsverbintenissen kan worden geverifieerd.
ADVIES VAN DE COMMISSIE WERKGELEGENHEID EN SOCIALE ZAKEN(30.10.2023)
aan de Commissie economische en monetaire zaken
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 466/97 van de Raad
( – C9‑0150/2023 – )
Rapporteur voor advies (*): Gabriele Bischoff
(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 57 van het Reglement
AMENDEMENTEN
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de bevoegde Commissie economische en monetaire zaken het onderstaande in aanmerking te nemen:
Amendement1
Voorstel voor een verordening
Overweging 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(2)Het stabiliteits- en groeipact (SGP), dat aanvankelijk bestond uit Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad19, Verordening (EG) nr.1467/97 van de Raad van 7 juli 199720 en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact21, is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei, geschraagd door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame en inclusieve groei en werkgelegenheid te ondersteunen. |
(2)Het stabiliteits- en groeipact (SGP), dat aanvankelijk bestond uit Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad19, Verordening (EG) nr.1467/97 van de Raad van 7juli 199720 en de resolutie van de Europese Raad van 17juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact21, is gebaseerd op de doelstelling van gezonde en houdbare overheidsfinanciën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei, die bevorderlijk is voor het scheppen van werkgelegenheid en die geschraagd wordt door financiële stabiliteit, te versterken en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame en inclusieve groei gericht op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang te ondersteunen. |
__________________ |
__________________ |
19 Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad van 7juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L209 van 2.8.1997, blz.1). |
19 Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad van 7juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L209 van 2.8.1997, blz.1). |
20 Verordening (EG) nr.1467/97 van de Raad van 7juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L209 van 2.8.1997, blz.6). |
20 Verordening (EG) nr.1467/97 van de Raad van 7juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L209 van 2.8.1997, blz.6). |
21 Resolutie van de Europese Raad betreffende het stabiliteits- en groeipact (Amsterdam, 17juni 1997) (PB L236 van 2.8.1997, blz.1). |
21 Resolutie van de Europese Raad betreffende het stabiliteits- en groeipact (Amsterdam, 17juni 1997) (PB L236 van 2.8.1997, blz.1). |
Amendement2
Voorstel voor een verordening
Overweging 5
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(5)Het kader voor economische governance van de Unie moet worden aangepast om beter rekening te houden met de toenemende verschillen tussen de lidstaten in begrotingssituaties, houdbaarheidsrisico’s, schuldproblemen en andere kwetsbaarheden. De krachtige beleidsreactie op de COVID-19-pandemie is bijzonder effectief gebleken bij de beperking van de economische en sociale schade van de crisis, maar de crisis heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de schuldquotes van overheden en de private sector, waaruit duidelijk bleek hoe belangrijk het is om schuldquotes op een geleidelijke, houdbare en groeivriendelijke wijze tot prudente niveaus te verlagen en macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, en daarbij terdege rekening te houden met sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen. Tegelijkertijd moet het kader voor economische governance van de Unie worden aangepast om een bijdrage te leveren aan de aanpak van de problemen van de Unie op middellange en lange termijn door het verwezenlijken van een eerlijke digitale en groene transitie, onder meer door de klimaatwet22, energiezekerheid, een open strategische autonomie, het aanpakken van demografische veranderingen, versterking van de sociale en economische veerkracht, en de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, die allemaal in de komende jaren hervormingen en aanhoudende grote investeringen vergen. |
(5)Het kader voor economische governance van de Unie moet worden aangepast om beter rekening te houden met de toenemende verschillen tussen de lidstaten in begrotingssituaties, houdbaarheidsrisico’s, schuldproblemen en andere kwetsbaarheden. De krachtige beleidsreactie op de COVID-19-pandemie is bijzonder effectief gebleken bij de beperking van de economische en sociale schade van de crisis, maar de crisis heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de schuldquotes van overheden en de private sector, waaruit duidelijk bleek hoe belangrijk het is om schuldquotes op een geleidelijke, houdbare, groeivriendelijke en inclusieve wijze tot prudente niveaus te verlagen en macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en de opwaartse sociale convergentie te ondersteunen, terdege rekening houdend met sociale doelstellingen en doelstellingen in verband met hoogwaardige werkgelegenheid. Tegelijkertijd moet het kader voor economische governance van de Unie worden aangepast om een bijdrage te leveren aan de aanpak van de problemen van de Unie op middellange en lange termijn door het verwezenlijken van een eerlijke digitale en groene transitie, onder meer door de klimaatwet22 en de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten, energiezekerheid, een open strategische autonomie, het aanpakken van demografische veranderingen, versterking van de sociale en economische veerkracht, ook door het opvoeren van sociale investeringen, en de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, die allemaal in de komende jaren hervormingen en aanhoudende grote investeringen vergen. |
__________________ |
__________________ |
22 In de Europese klimaatwet is vastgelegd dat de Unie als geheel in 2050 klimaatneutraal moet zijn, en worden de instellingen van de Unie en de lidstaten verplicht om hun aanpassingsvermogen te vergroten en onder meer de overheidsinvesteringen te doen die nodig zijn om de nadelige sociaal-economische effecten van klimaatverandering op de EU en haar lidstaten te verminderen, waaronder negatieve effecten op de groei en de houdbaarheid van de begroting. |
22 In de Europese klimaatwet is vastgelegd dat de Unie als geheel in 2050 klimaatneutraal moet zijn, en worden de instellingen van de Unie en de lidstaten verplicht om hun aanpassingsvermogen te vergroten en onder meer de overheidsinvesteringen te doen die nodig zijn om de nadelige sociaal-economische effecten van klimaatverandering op de EU en haar lidstaten te verminderen, waaronder negatieve effecten op de groei en de houdbaarheid van de begroting. |
Amendement3
Voorstel voor een verordening
Overweging 7
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(7)De procedure voor multilateraal toezicht als bedoeld in artikel121, leden 2, 3 en 4, en artikel148, lid4, VWEU moet volgens meer gedetailleerde regels toezicht houden op het volledige scala van economische en werkgelegenheidsontwikkelingen in elk van de lidstaten en in de Unie. Dit omvat de opsporing van macro-economische onevenwichtigheden en de preventie en correctie van buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in Verordeningen (EU)nr.1174/201123 en (EU) nr.1176/201124 van het Europees Parlement en de Raad. Voor het toezicht op deze economische en werkgelegenheidsontwikkelingen moeten de lidstaten informatie verstrekken in de vorm van budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. |
(7)De procedure voor multilateraal toezicht als bedoeld in artikel121, leden 2, 3 en 4, en artikel148, lid4, VWEU moet volgens meer gedetailleerde regels toezicht houden op het volledige scala van economische, relevante sociale en werkgelegenheidsontwikkelingen in elk van de lidstaten en in de Unie, verband houdend met de kerndoelen, met inbegrip van de voortgang bij het bereiken van de nationale doelstellingen, en de daarbij behorende primaire en secundaire indicatoren van de Europese pijler van sociale rechten. Dit omvat de opsporing van macro-economische onevenwichtigheden en de preventie en correctie van buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in Verordeningen (EU)nr.1174/201123 en (EU) nr.1176/201124 van het Europees Parlement en de Raad. Voor het toezicht op deze economische en werkgelegenheidsontwikkelingen en de ontwikkelingen op het gebied van sociale convergentie moeten de lidstaten informatie verstrekken in de vorm van budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. |
__________________ |
__________________ |
23 Verordening (EU) nr.1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8). |
23 Verordening (EU) nr.1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8). |
24 Verordening (EU) nr.1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L306 van 23.11.2011, blz.25). |
24 Verordening (EU) nr.1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L306 van 23.11.2011, blz.25). |
Amendement4
Voorstel voor een verordening
Overweging 7 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
(7bis)Om opwaartse sociale convergentie te bevorderen, wordt de procedure voor multilateraal toezicht van artikel148, lid4, VWEU aangevuld met een systeem voor vroegtijdige waarschuwing in het kader van het Europees semester (kader voor sociale convergentie). Binnen het kader voor sociale convergentie stelt de Commissie overeenkomstig artikel148 VWEU eerst in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid risico’s voor opwaartse convergentie voor de lidstaten vast op basis van de kernindicatoren van het sociaal scorebord. In de tweede fase bepaalt de Commissie welke lidstaten nader onderzoek vereisen en publiceert zij de “verslagen over sociale convergentie” voor de lidstaten waarvan is vastgesteld dat zij risico’s voor opwaartse sociale convergentie lopen. De landspecifieke conclusies van de multilaterale toezichtactiviteiten op grond van het nieuwe kader moeten input leveren voor de reflectie van de Commissie over de voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen. |
Amendement5
Voorstel voor een verordening
Overweging 8
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(8)Daarom moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, teneinde de houdbaarheid van de schuld en duurzame en inclusieve groei in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn. |
(8)Daarom moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, teneinde de houdbaarheid van de schuld en duurzame en inclusieve groei en opwaartse sociale convergentie in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn. |
Amendement6
Voorstel voor een verordening
Overweging 9
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(9)De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moeten de budgettaire, structurele hervormingen en investeringsverbintenissen van elke lidstaat samenbrengen en deze plannen moeten de hoeksteen vormen van het kader voor economische governance van de Unie. Elke lidstaat moet een middellangetermijnplan indienen met zijn begrotingstraject en prioritaire toezeggingen inzake overheidsinvesteringen en hervormingen die samen zorgen voor een duurzame en geleidelijke schuldreductie en duurzame en inclusieve groei, waarbij een procyclisch begrotingsbeleid wordt vermeden, alsook bredere hervormings- en investeringsverbintenissen, onder meer met betrekking tot de groene en de digitale transitie, de sociale en economische veerkracht en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten. Tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit25 moet terdege rekening worden gehouden met de in de nationale plannen voor herstel en veerkracht gedane toezeggingen. |
(9)De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moeten de budgettaire, structurele hervormingen en investeringsverbintenissen van elke lidstaat samenbrengen en deze plannen moeten de hoeksteen vormen van het kader voor economische en sociale governance van de Unie. Elke lidstaat moet een middellangetermijnplan indienen met zijn begrotingstraject en prioritaire toezeggingen inzake overheidsinvesteringen en hervormingen die samen zorgen voor een duurzame en geleidelijke schuldreductie en duurzame en inclusieve groei, waarbij een procyclisch begrotingsbeleid wordt vermeden, alsook bredere hervormings- en investeringsverbintenissen, onder meer met betrekking tot de groene en de digitale transitie, de sociale en economische veerkracht en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, met inbegrip van de bijbehorende doelstellingen inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding tegen 20301bis. Tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit25 moet terdege rekening worden gehouden met de in de nationale plannen voor herstel en veerkracht gedane toezeggingen. |
__________________ |
__________________ |
|
25bis Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten van 4maart 2021, (). |
25 Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17). |
25 Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17). |
Amendement7
Voorstel voor een verordening
Overweging 10
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(10)De fondsen voor het cohesiebeleid worden ook gesynchroniseerd met het proces van het Europees Semester. Investeringen en hervormingen in het kader van het cohesiebeleid vormen het investeringsbeleid voor de lange termijn van de EU-begroting en moeten dan ook naar behoren in aanmerking worden genomen bij het opstellen van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Elke lidstaat moet ook toelichten hoe zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn zal zorgen voor samenhang met de uitgaven voor EU-programma’s die volledig met inkomsten uit EU-fondsen en de desbetreffende nationale medefinanciering worden gefinancierd. |
(10)De fondsen voor het cohesiebeleid worden ook gesynchroniseerd met het proces van het Europees Semester. Investeringen en hervormingen in het kader van het cohesiebeleid vormen het investeringsbeleid voor de lange termijn van de EU-begroting ter versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang, en moeten dan ook naar behoren in aanmerking worden genomen bij het opstellen van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn. Elke lidstaat moet ook toelichten hoe zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn zal zorgen voor samenhang met de uitgaven voor EU-programma’s die volledig met inkomsten uit EU-fondsen en de desbetreffende nationale medefinanciering worden gefinancierd. |
Amendement8
Voorstel voor een verordening
Overweging 13
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(13)Om de lidstaten richtsnoeren te verstrekken bij het opstellen van hun budgettair-structureel plan voor de middellange termijn, moet de Commissie een technisch traject voorstellen op basis van de minimale begrotingsaanpassing die het schuldtraject van de lidstaat op een plausibel neerwaarts pad brengt of de schuld op een prudent niveau houdt. De Commissie moet er ook voor zorgen dat de overheidsschuldquote aan het einde van de planningshorizon onder het niveau van de overheidsschuldquote in het jaar vóór de aanvang van het technische traject is gebracht. De houdbaarheid van die schuldreductie moet het resultaat zijn van een passend begrotingsbeleid. |
(13)Om de lidstaten richtsnoeren te verstrekken bij het opstellen van hun budgettair-structureel plan voor de middellange termijn, moet de Commissie een technisch traject voorstellen op basis van de minimale begrotingsaanpassing die het schuldtraject van de lidstaat op een plausibel neerwaarts pad brengt of de schuld op een prudent niveau houdt, en daarbij tevens rekening houden met de gerichte investeringen die nodig zijn om de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie te verwezenlijken. De Commissie moet er ook voor zorgen dat de overheidsschuldquote aan het einde van de planningshorizon onder het niveau van de overheidsschuldquote in het jaar vóór de aanvang van het technische traject is gebracht. |
Amendement9
Voorstel voor een verordening
Overweging 22
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
(22)Met het oog op een meer geleidelijke schuldreductie kan de aanpassingsperiode met een maximumtermijn van drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zijn budgettair-structureel plan voor de middellange termijn ondersteunt met een reeks verifieerbare en tijdgebonden hervormingen en investeringen die in hun geheel genomen: groeibevorderend zijn, de houdbaarheid van de begroting ondersteunen, de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken, de relevante landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester tot de lidstaat zijn gericht, en de landspecifieke investeringsprioriteiten aanpakken zonder te leiden tot bezuinigingen op andere nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de aanpassingsperiode, teneinde een macro-economisch effect van investeringen te waarborgen en te voorkomen dat andere investeringsprioriteiten worden verdrongen. |
(22)Met het oog op een meer geleidelijke schuldreductie kan de aanpassingsperiode met een maximumtermijn van drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zijn budgettair-structureel plan voor de middellange termijn ondersteunt met een reeks verifieerbare en tijdgebonden hervormingen en investeringen die in hun geheel genomen: duurzame en inclusieve groei versterken, opwaartse sociale convergentie bevorderen, de houdbaarheid van de begroting ondersteunen, de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken, de relevante landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester tot de lidstaat zijn gericht, en de landspecifieke investeringsprioriteiten aanpakken zonder te leiden tot bezuinigingen op andere nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen, met inbegrip van sociale investeringen, gedurende de aanpassingsperiode, teneinde een macro-economisch effect van investeringen te waarborgen en te voorkomen dat andere investeringsprioriteiten worden verdrongen. |
Amendement10
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
In deze verordening worden regels vastgesteld om een doeltreffende coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten te waarborgen en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake groei en werkgelegenheid te ondersteunen. |
In deze verordening worden regels vastgesteld om een doeltreffende coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten te waarborgen en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake duurzame en inclusieve groei en hoogwaardige werkgelegenheid te ondersteunen. |
Amendement11
Voorstel voor een verordening
Artikel 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De verordening bevat gedetailleerde regels met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn als onderdeel van het multilateraal begrotingstoezicht door de Raad en Commissie, teneinde de houdbaarheid van de schuld en duurzame en inclusieve groei in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn. |
De verordening bevat gedetailleerde regels met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, als onderdeel van het multilateraal begrotingstoezicht door de Raad en Commissie, teneinde de houdbaarheid van de schuld, duurzame en inclusieve groei en opwaartse sociale convergentie in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn, met waarborging van de nodige investeringen op economisch en sociaal gebied die zijn afgestemd op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. |
Amendement12
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Om te zorgen voor een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een duurzame convergentie van de economische en sociale prestaties van de lidstaten, oefenen de Raad en de Commissie in het kader van het Europees semester multilateraal toezicht uit overeenkomstig de doelstellingen en vereisten van het VWEU. Het multilaterale toezicht is gebaseerd op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening(EG)nr.223/2009 van het Europees Parlement en de Raad. |
Om te zorgen voor een nauwere coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid en opwaartse convergentie van de economische en sociale prestaties van de lidstaten in overeenstemming met de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie, oefenen de Raad en de Commissie in het kader van het Europees semester multilateraal toezicht uit overeenkomstig de doelstellingen en vereisten van het VWEU. Het multilaterale toezicht is gebaseerd op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening(EG)nr.223/2009 van het Europees Parlement en de Raad. |
Amendement13
Voorstel voor een verordening
Artikel 3 – alinea 2 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b)de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren waarmee de lidstaten overeenkomstig artikel148, lid2, VWEU rekening moeten houden, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, en van de daarmee verband houdende landspecifieke aanbevelingen; |
b)de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren waarmee de lidstaten overeenkomstig artikel148, lid2, VWEU rekening moeten houden, van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen daarvan, en van de daarmee verband houdende landspecifieke aanbevelingen, alsmede het sociaal scorebord en zijn kern- en secundaire indicatoren, en het kader voor sociale convergentie om risico’s op het gebied van sociale convergentie vast te stellen en tegen te gaan. |
Amendement14
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
1.Indien nodig doet de Raad naar aanleiding van de beoordeling overeenkomstig deze verordening van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, de jaarlijkse voortgangsverslagen en de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaten, op basis van aanbevelingen van de Commissie, aanbevelingen aan deze lidstaten en maakt hij hierbij ten volle gebruik van de rechtsinstrumenten waarin de artikelen 121 en 148 VWEU en de daarmee verband houdende afgeleide wetgeving voorzien. |
1.Indien nodig doet de Raad naar aanleiding van de beoordeling overeenkomstig deze verordening van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, de jaarlijkse voortgangsverslagen en de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaten, op basis van aanbevelingen van de Commissie, aanbevelingen aan deze lidstaten en maakt hij hierbij ten volle gebruik van de Europese pijler van sociale rechten en van de rechtsinstrumenten waarin de artikelen121 en148VWEU en de daarmee verband houdende afgeleide wetgeving voorzien. |
Amendement15
Voorstel voor een verordening
Artikel 4 – lid 3 – punt b bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
b bis)een aanbeveling van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel148, lid4, VWEU, of aangepast aan de resultaten van het kader voor sociale convergentie; |
Amendement16
Voorstel voor een verordening
Artikel 7 – lid 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b)haar macro-economische prognoses en aannames; |
b)haar macro-economische prognoses en aannames; haar prognoses en aannames met betrekking tot sociale risico’s; |
Amendement17
Voorstel voor een verordening
Artikel 11 – lid 1 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bevat ook een beschrijving van de maatregelen van de betrokken lidstaat om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, en indien van toepassing, de waarschuwingen van de Commissie, of in voorkomend geval de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel121, lid4, VWEU. |
Het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bevat ook een beschrijving van de maatregelen van de betrokken lidstaat om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, alsook de uitdagingen die naar voren zijn gekomen in de socialeconvergentieverslagen uit hoofde van het kader voor sociale convergentie, en indien van toepassing, de waarschuwingen van de Commissie, of in voorkomend geval de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel121, lid4, en artikel148, lid4, VWEU. |
Amendement18
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 – alinea 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b)verklaart hoe het zal zorgen voor investeringen en hervormingen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester, in de landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, de in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden vastgestelde macro-economische onevenwichtigheden zal corrigeren, indien van toepassing, en de in bijlage VI bij deze verordening bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie zal aanpakken, met inbegrip van de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten en het digitale decennium, en tegelijkertijd in overeenstemming zal zijn met de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen en de nationale stappenplannen voor het digitale decennium; |
b)beoordeelt de lacunes in de nationale overheidsinvesteringen om de gemeenschappelijke prioriteiten te verwezenlijken; voorziet er op basis daarvan in dat de geplande budgettaire aanpassing de nodige sociale investeringen mogelijk maakt om de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten uit te voeren. verklaart daarnaast hoe het zal zorgen voor investeringen en hervormingen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester, in de landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, de in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden vastgestelde macro-economische onevenwichtigheden zal corrigeren, indien van toepassing, de uit hoofde van het kader voor sociale convergentie vastgestelde risico’s op het gebied van sociale convergentie zal corrigeren, indien van toepassing, en de in bijlageVI van deze verordening bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie zal aanpakken, met inbegrip van de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten, waaronder de bijbehorende doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en het verminderen van armoede tegen 2030, en het digitale decennium, en tegelijkertijd in overeenstemming zal zijn met de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen en de nationale stappenplannen voor het digitale decennium. Daarnaast wordt in het plan toegelicht hoe het bijdraagt tot de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en tot de werkgelegenheidsrichtsnoeren overeenkomstig artikel121, lid2, en artikel148, lid2, VWEU; |
Amendement19
Voorstel voor een verordening
Artikel 12 – alinea 1 – punt d bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
d bis)verduidelijkt hoe lokale en regionale overheden, sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden overeenkomstig het nationale rechtskader worden geraadpleegd en hoe de inbreng van de belanghebbenden in het plan en in het uitvoeringsproces tot uiting komt; alsmede |
Amendement20
Voorstel voor een verordening
Artikel13 – lid2 – alinea2 – puntiv
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
iv)pakken de tot de betrokken lidstaat gerichte relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, aan; |
iv)pakken de tot de betrokken lidstaat gerichte relevante landspecifieke aanbevelingen als bedoeld in artikel121, lid4, en artikel148, lid4, VWEU, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden en uit hoofde van het kader voor sociale convergentie, aan; |
Amendement21
Voorstel voor een verordening
Artikel 16 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
De Raad neemt, op aanbeveling van de Commissie, in de regel binnen vier weken na de vaststelling van de aanbeveling van de Commissie een aanbeveling aan waarin het netto-uitgaventraject van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, indien van toepassing, de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode die is opgenomen in het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van de lidstaat, wordt goedgekeurd. |
De Raad neemt, op aanbeveling van de Commissie en na overleg met de overeenkomstig artikel26 aangewezen relevante adviescomités, in de regel tussen de zes en tien weken na de vaststelling van de aanbeveling van de Commissie een aanbeveling aan waarin het netto-uitgaventraject van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, indien van toepassing, de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode die is opgenomen in het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van de lidstaat, wordt goedgekeurd. |
Amendement22
Voorstel voor een verordening
Artikel 17 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Indien hij van oordeel is dat het plan niet voldoet aan de vereisten van artikel15, lid2 en lid3, punt a), beveelt de Raad, op aanbeveling van de Commissie, de betrokken lidstaat aan een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen. |
Indien hij van oordeel is dat het plan niet voldoet aan de vereisten van artikel15, lid2 en lid3, punta) enb), beveelt de Raad, op aanbeveling van de Commissie, en na overleg met de overeenkomstig artikel26 aangewezen relevante adviescomités, de betrokken lidstaat aan een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen. |
Amendement23
Voorstel voor een verordening
Artikel 20 – lid 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2.Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse voortgangsverslag bevat met name informatie over de voortgang bij de uitvoering van het netto-uitgaventraject, de uitvoering van bredere hervormings- en investeringsverbintenissen in het kader van het Europees Semester en, indien van toepassing, de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode. |
2.Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse voortgangsverslag bevat met name informatie over de voortgang bij de uitvoering van het netto-uitgaventraject, de uitvoering van bredere hervormings- en investeringsverbintenissen in het kader van het Europees Semester, met inbegrip van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen op Unie- en nationaal niveau op het gebied van werkgelegenheid, opleiding en de vermindering van armoede tegen2030, alsook de in bijlageVI genoemde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie en, indien van toepassing, de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode. |
Amendement24
Voorstel voor een verordening
Artikel 22 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Elke in artikel8 van Richtlijn [...]32 van de Raad [betreffende de nationale begrotingskaders] bedoelde nationale onafhankelijke begrotingsinstelling beoordeelt of de in het in artikel20 bedoelde voortgangsverslag gerapporteerde begrotingsresultaten in overeenstemming zijn met het netto-uitgaventraject. In voorkomend geval analyseert elke nationale onafhankelijke begrotingsinstelling ook de factoren die ten grondslag liggen aan een afwijking van het netto-uitgaventraject. |
Elke in artikel8 van Richtlijn [...]32 van de Raad [betreffende de nationale begrotingskaders] bedoelde nationale onafhankelijke begrotingsinstelling: |
|
a) beoordeelt of de in het in artikel20 van deze verordening bedoelde voortgangsverslag gerapporteerde begrotingsresultaten in overeenstemming zijn met het netto-uitgaventraject; |
|
b) analyseert in voorkomend geval ook de factoren die ten grondslag liggen aan een afwijking van het netto-uitgaventraject; |
|
c) voert een beoordeling uit van de sociale gevolgen van beleidskeuzes op het gebied van begrotingsaanpassing. |
__________________ |
__________________ |
32 Richtlijn [...] van de Raad van […] tot wijziging van Richtlijn2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten] (PBL… van …, blz.…). |
32 Richtlijn [...] van de Raad van […] tot wijziging van Richtlijn2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten] (PBL… van …, blz.…). |
Amendement25
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – alinea 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Het Europees Parlement wordt naar behoren bij het Europees Semester betrokken teneinde de transparantie van, de eigen verantwoordelijkheid voor en de verantwoordingsplicht met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van een economische dialoog. Het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de economische politiek, het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester geraadpleegd. Belanghebbenden, met name de sociale partners, worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester bij de belangrijkste beleidskwestie betrokken, in overeenstemming met de bepalingen van het VWEU en de nationale wettelijke en politieke regelingen. |
Het Europees Parlement wordt naar behoren bij het Europees Semester betrokken teneinde de transparantie van, de eigen verantwoordelijkheid voor en de verantwoordingsplicht met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van een economische en werkgelegenheidsdialoog en voor het vaststellen van macro-economische en sociale beleidsprioriteiten. Het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de economische politiek, het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester geraadpleegd. Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s worden in voorkomend geval ook geraadpleegd in het kader van het Europees semester. Belanghebbenden, met name de sociale partners en maatschappelijke organisaties, worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester bij de belangrijkste beleidskwestie betrokken, in overeenstemming met de bepalingen van het VWEU en de nationale wettelijke en politieke regelingen. |
Amendement26
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – alinea 2
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordelijkheid, kan het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en indien nodig de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep in het parlement uitnodigen om de door de Commissie uitgevaardigde beleidsrichtsnoeren aan de lidstaten, de door de Europese Raad vastgestelde conclusies en de resultaten van het in het kader van deze verordening uitgevoerde multilaterale toezicht te bespreken. |
Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordelijkheid, kan het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en indien nodig de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep in het parlement uitnodigen om de door de Commissie uitgevaardigde beleidsrichtsnoeren aan de lidstaten, de door de Europese Raad vastgestelde conclusies en de resultaten van het in het kader van deze verordening uitgevoerde multilaterale toezicht te bespreken, onder meer de overeenkomstig artikel121, lid4 en artikel148VWEU opgezette systemen voor vroegtijdige waarschuwing. |
Amendement27
Voorstel voor een verordening
Artikel 26 – alinea 3 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
De bevoegde commissies van het Europees Parlement kunnen de Commissie verzoeken de volgende aangelegenheden te bespreken: |
|
a)de beoordeling door de Commissie van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn in het kader van de prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn alsmede de analyse van de houdbaarheid van de schuld; |
|
b) de beoordeling van de door de lidstaten in de jaarlijkse voortgangsverslagen verstrekte informatie; |
|
c)de beoordeling van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode; |
|
d) de evaluatie van de landspecifieke aanbevelingen en de risico’s op het gebied van sociale convergentie, en de voortgang bij de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten. |
Amendement28
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt d
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
d)Informatie over impliciete uit de vergrijzing voortvloeiende verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen met een potentieel grote impact op de overheidsbegrotingen, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, met vermelding van de omvang ervan, potentiële uitgaven en verplichtingen die voortvloeien uit rechtszaken en, voor zover mogelijk, informatie over rampen- en klimaatgerelateerde verplichtingen. |
d)Informatie over impliciete verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen met een potentieel grote impact op de overheidsbegrotingen, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, met vermelding van de omvang ervan, potentiële uitgaven en verplichtingen die voortvloeien uit rechtszaken en, voor zover mogelijk, informatie over rampen- en klimaatgerelateerde verplichtingen. |
Amendement29
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt f
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
f)Indien de lidstaat gebruikmaakt van de onder punt e) bedoelde aannamen die afwijken van de veronderstellingen van de Commissie over de aanpassingsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en de daaropvolgende periode van tien jaar indien geen verdere hervormingsmaatregelen worden genomen, moeten de nodige toelichtingen en motiveringen worden gegeven op basis van deugdelijke economische argumenten voor deze verschillen. |
f)Indien de lidstaat gebruikmaakt van de onder punt e) bedoelde aannamen die afwijken van de veronderstellingen van de Commissie over de aanpassingsperiode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en de daaropvolgende periode van tien jaar indien geen verdere hervormingsmaatregelen worden genomen, moeten de nodige toelichtingen en motiveringen worden gegeven op basis van deugdelijke economische en sociale argumenten voor deze verschillen. |
Amendement30
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt g
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
g)Een analyse van de wijze waarop veranderingen in de belangrijkste economische aannamen van invloed zouden zijn op de begrotings- en schuldpositie van de lidstaat. |
g)Een analyse van de wijze waarop veranderingen in de belangrijkste economische en sociale aannamen van invloed zouden zijn op de begrotings- en schuldpositie van de lidstaat en op de verwezenlijking van de nationale doelstellingen, verband houdend met de kerndoelen van de Europese pijler van sociale rechten en de primaire en secundaire indicatoren daarvan en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. |
Amendement31
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt h
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
h)Indien van toepassing, de naar behoren gemotiveerde redenen (met relevante deugdelijke en verifieerbare economische argumenten) om af te wijken van het door de Commissie uitgetekende technische traject. |
h)Indien van toepassing, de naar behoren gemotiveerde redenen (met relevante deugdelijke en verifieerbare economische en sociale argumenten) om af te wijken van het door de Commissie uitgetekende technische traject. |
Amendement32
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt j
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
j)Totale uitgaven voor overheidsinvesteringen, alsook hervormingen en overheidsuitgaven voor de in bijlage VI bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. |
j)Totale uitgaven voor overheidsinvesteringen, alsook hervormingen en overheidsuitgaven voor elk van de in bijlageVI bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. |
Amendement33
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt k
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
k)Indien van toepassing, informatie over een specifieke, tijdgebonden en verifieerbare reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode overeenkomstig artikel13, een tijdschema voor de uitvoering ervan, alsmede deugdelijke economische argumenten dat deze reeks hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet aan de criteria van artikel13, rekening houdend met de beoordelingscriteria in bijlage VII. |
k)Indien van toepassing, informatie over een specifieke, tijdgebonden en verifieerbare reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode overeenkomstig artikel13, een tijdschema voor de uitvoering ervan, alsmede deugdelijke economische en sociale argumenten dat deze reeks hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet aan de criteria van artikel13, rekening houdend met de beoordelingscriteria in bijlage VII. |
Amendement34
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt l
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
l)Een kwantificering, voor zover mogelijk, van de verwachte effecten van de onder punt k) bedoelde hervormingen en investeringen op de houdbaarheid van de begroting, de groei en de werkgelegenheid, in voorkomend geval in overeenstemming met gezamenlijk overeengekomen methoden. |
l)Een kwantificering, voor zover mogelijk, van de verwachte effecten van de onder punt k) bedoelde hervormingen en investeringen op de houdbaarheid van de begroting, de duurzame en inclusieve groei, het concurrentievermogen, en de hoogwaardige werkgelegenheid, alsmede de opwaartse sociale convergentie, in voorkomend geval in overeenstemming met gezamenlijk overeengekomen methoden. |
Amendement35
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt n bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
n bis)Indien van toepassing, hervormingen en investeringen om de uit hoofde van het kader voor sociale convergentie vastgestelde risico’s op het gebied van sociale convergentie tegen te gaan. |
Amendement36
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt p
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
p)Voor lidstaten met een lage overheidsschuld, maar met grote impliciete verplichtingen als gevolg van de vergrijzing, moet bij het nationale netto-uitgaventraject en de hervormingen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn terdege rekening worden gehouden met de uitdagingen op het gebied van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. |
p)Voor lidstaten met een lage overheidsschuld, maar met grote impliciete verplichtingen, moet bij het nationale netto-uitgaventraject en de hervormingen in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn terdege rekening worden gehouden met de uitdagingen op het gebied van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn, alsmede risico’s op het gebied van sociale convergentie, zoals blijkt uit de meest recente monitoringgegevens. |
Amendement37
Voorstel voor een verordening
Bijlage II – alinea 1 – punt q
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
q)Informatie over de raadplegingen van de sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden met het oog op de voorbereiding van het plan. |
q)Informatie over de doeltreffende raadplegingen van de sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden met het oog op de voorbereiding van het plan. |
Amendement38
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt b
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
b)Een vergelijking vanaf het begin van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tussen de prognoses van de belangrijkste economische variabelen die in dat plan zijn ingediend en de begrotingsresultaten voor deze variabelen, alsmede de gevolgen voor de naleving van het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject en de gevolgen voor het in dat plan gerapporteerde geplande beloop van de overheidsschuldquote. |
b)Een vergelijking vanaf het begin van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tussen de prognoses van de belangrijkste economische en sociale variabelen die in dat plan zijn ingediend en de begrotingsresultaten voor deze variabelen, alsmede de gevolgen voor de naleving van het door de Raad vastgestelde netto-uitgaventraject en de gevolgen voor het in dat plan gerapporteerde geplande beloop van de overheidsschuldquote, alsmede voor de mate van verwezenlijking van de nationale doelstellingen, verband houdend met de kerndoelen van de Europese pijler van sociale rechten. |
Amendement39
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt h
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
h)De belangrijkste aannamen over de verwachte economische ontwikkelingen en de belangrijkste economische variabelen voor de volgende jaren van de aanpassingsperiode, met inbegrip van de overheidsschuldquote. |
h)De belangrijkste aannamen over de verwachte economische en sociale ontwikkelingen en de belangrijkste economische en sociale variabelen voor de volgende jaren van de aanpassingsperiode, met inbegrip van de overheidsschuldquote. |
Amendement40
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt l
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
l)Een analyse van de ontwikkeling van de macro-economische onevenwichtigheden die in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zijn vastgesteld, en van de gevolgen voor die onevenwichtigheden van de uitvoering van de desbetreffende hervormingen en investeringen die in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn overeenkomstig bijlage II, punt n), zijn gerapporteerd, indien van toepassing. |
l)Een analyse van de ontwikkeling van de macro-economische onevenwichtigheden die in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zijn vastgesteld, en van de uit hoofde van het kader voor sociale convergentie vastgestelde risico’s op het gebied van sociale convergentie, alsmede van de gevolgen voor die onevenwichtigheden van de uitvoering van de desbetreffende hervormingen en investeringen die in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn overeenkomstig bijlageII, puntenn) eno), zijn gerapporteerd, indien van toepassing. |
Amendement41
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt n
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
n)Informatie over ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt, vaardigheden en het sociaal beleid, en over de uitvoering van beleidsmaatregelen die zijn genomen ter bevordering van opwaartse sociale convergentie tussen de lidstaten in de richting van betere arbeids- en levensomstandigheden, in overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de werkgelegenheidsrichtsnoeren uit hoofde van artikel148 VWEU. Dit omvat het verwachte effect van de maatregelen in verhouding tot de vooruitgang bij de verwezenlijking van de nationale doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding tegen 2030. |
n)Informatie over ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt, vaardigheden en het sociaal beleid, en over de uitvoering van beleidsmaatregelen die zijn genomen ter bevordering van opwaartse sociale convergentie tussen de lidstaten in de richting van betere arbeids- en levensomstandigheden, in overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de werkgelegenheidsrichtsnoeren uit hoofde van artikel148 VWEU en het kader voor sociale convergentie. Dit omvat het verwachte effect van de maatregelen in verhouding tot de vooruitgang bij de verwezenlijking van de nationale doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding tegen 2030, en indien van toepassing het verwachte effect van de maatregelen om de uit hoofde van het kader voor sociale convergentie vastgestelde risico’s op het gebied van sociale convergentie te corrigeren. |
Amendement42
Voorstel voor een verordening
Bijlage III – alinea 1 – punt o bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
o bis)Informatie over de raadplegingen van de sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere relevante belanghebbenden met het oog op de voorbereiding van het verslag. |
Amendement43
Voorstel voor een verordening
Bijlage VII – punt 2 – alinea 2 – punt 2.1 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2.1De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is groeibevorderend. |
2.1De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is bevorderend voor duurzame groei. De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen zal naar verwachting voldoende vooruitgang bewerkstelligen bij de verwezenlijking van de nationale streefcijfers, verband houdend met de kerndoelen van de Europese pijler van sociale rechten en de daarbij behorende primaire en secundaire indicatoren. |
Amendement44
Voorstel voor een verordening
Bijlage VII – punt 2 – alinea 2 – punt 2.2 bis (nieuw)
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
|
2.2 bisDe reeks hervormings- en investeringsverbintenissen ondersteunt de opwaartse sociale convergentie; |
Amendement45
Voorstel voor een verordening
Bijlage VII – punt 2 – alinea 2 – punt 2.4 – inleidende formule
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
2.4De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is in haar geheel genomen gericht op relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden; |
2.4De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen is in haar geheel genomen gericht op relevante landspecifieke aanbevelingen als bedoeld in artikel121, lid4, en artikel148, lid4, VWEU, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden; |
Amendement46
Voorstel voor een verordening
Bijlage VII – punt 2 – alinea 2 – punt 2.4 – streepje 1
|
|
Door de Commissie voorgestelde tekst |
Amendement |
–Van de reeks relevante hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode wordt verwacht dat zij in haar geheel genomen zal bijdragen tot het aanpakken van de problemen die zijn vastgesteld in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de aanbevelingen die in voorkomend geval in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zijn gedaan, rekening houdend met de reikwijdte en de omvang van de landspecifieke uitdagingen en de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen, indien van toepassing; |
–Van de reeks relevante hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de verlenging van de aanpassingsperiode wordt verwacht dat zij in haar geheel genomen zal bijdragen tot het aanpakken van de problemen die zijn vastgesteld in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de aanbevelingen die in voorkomend geval in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden zijn gedaan en met inbegrip van de aanbevelingen die zijn gedaan overeenkomstig artikel 148,lid4, VWEU, rekening houdend met de reikwijdte en de omvang van de landspecifieke uitdagingen en de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen, indien van toepassing; |
PROCEDURE VAN DE ADVISERENDE COMMISSIE
Titel |
De doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad |
|||
Document‑ en procedurenummers |
– C9-0150/2023 – |
|||
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
ECON 12.6.2023 |
|
|
|
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
EMPL 12.6.2023 |
|||
Medeverantwoordelijke commissies – datum bekendmaking |
14.9.2023 |
|||
Rapporteur voor advies Datum benoeming |
Gabriele Bischoff 29.6.2023 |
|||
Behandeling in de commissie |
2.10.2023 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
25.10.2023 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
29 4 10 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
João Albuquerque, Marc Angel, Dominique Bilde, Gabriele Bischoff, Milan Brglez, Jordi Cañas, David Casa, Ilan De Basso, Margarita de la Pisa Carrión, Özlem Demirel, Klára Dobrev, Jarosław Duda, Estrella Durá Ferrandis, Lucia Ďuriš Nicholsonová, Loucas Fourlas, Cindy Franssen, Chiara Gemma, Helmut Geuking, Elisabetta Gualmini, Alicia Homs Ginel, Agnes Jongerius, Stelios Kympouropoulos, Katrin Langensiepen, Miriam Lexmann, Elena Lizzi, Sara Matthieu, Max Orville, Kira Marie Peter-Hansen, Dragoş Pîslaru, Elżbieta Rafalska, Daniela Rondinelli, Pirkko Ruohonen-Lerner, Monica Semedo, Romana Tomc, Nikolaj Villumsen, Marianne Vind, Maria Walsh, Tomáš Zdechovský |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Alexander Alexandrov Yordanov, Aurore Lalucq, Eugenia Rodríguez Palop |
|||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art.209, lid7) |
Sirpa Pietikäinen, Caroline Roose |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE ADVISERENDE COMMISSIE
29 |
+ |
PPE |
David Casa, Loucas Fourlas, Cindy Franssen, Stelios Kympouropoulos, Sirpa Pietikäinen, Maria Walsh |
Renew |
Jordi Cañas, Lucia Ďuriš Nicholsonová, Max Orville, Dragoş Pîslaru, Monica Semedo |
S&D |
João Albuquerque, Marc Angel, Gabriele Bischoff, Milan Brglez, Klára Dobrev, Estrella Durá Ferrandis, Elisabetta Gualmini, Alicia Homs Ginel, Agnes Jongerius, Aurore Lalucq, Daniela Rondinelli, Marianne Vind |
The Left |
Eugenia Rodríguez Palop, Nikolaj Villumsen |
Verts/ALE |
Katrin Langensiepen, Sara Matthieu, Kira Marie Peter-Hansen, Caroline Roose |
4 |
- |
ECR |
Margarita de la Pisa Carrión, Elżbieta Rafalska, Pirkko Ruohonen-Lerner |
ID |
Dominique Bilde |
10 |
0 |
ECR |
Chiara Gemma |
ID |
Elena Lizzi |
PPE |
Alexander Alexandrov Yordanov, Jarosław Duda, Helmut Geuking, Miriam Lexmann, Romana Tomc, Tomáš Zdechovský |
S&D |
Ilan De Basso |
The Left |
Özlem Demirel |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+:voor
-:tegen
0:onthouding
BIJLAGE: ENTITEITEN WAARVAN OF PERSONEN VAN WIE DE RAPPORTEURS INPUT HEBBEN ONTVANGEN
Overeenkomstig artikel8 van bijlageI bij het Reglement verklaren rapporteur Esther de Lange en rapporteur Margarida Marques bij de opstelling van het verslag voorafgaand aan de goedkeuring ervan in de commissie input te hebben ontvangen van de volgende entiteiten of personen:
Tabel1 Input ontvangen door Esther de Lange
Entiteit en/of persoon: |
European Trade Union Confederation |
European Environmental Bureau |
Finance Watch |
Social Platform |
Business Europe |
Sustainable Finance Lab |
European Commission |
European Central Bank |
Dutch Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
German Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
Spanish Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
Portuguese Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
Danish Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
French Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
European Fiscal Board |
Slovakian Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
Representation of Flanders to the EU |
European Economic and Social Committee |
Belgian Ministry of Finance / Permanent Representation to the EU |
Tabel2 Input ontvangen door Margarida Marques
Entiteit en/of persoon: |
EU PRES SPAIN |
EU PRES BELGIUM |
European Commission |
Council of the European Union |
PERM REP ES / Finance Ministry |
PERM REP BE / Finance Ministry |
PERM REP FR / Finance Ministry |
PERM REP SK /Finance Ministry |
PERM REP PT / Finance Ministry |
PERM REP NL / Finance Ministry |
PERM REP DE / Finance Ministry |
Bruegel |
Dezernat Zukunft |
European Fiscal Board |
Conselho de Finanças Publicas (PT Independent Financial Institution) |
Foundation for European Progressive Studies |
CEPS Think Tank |
European Trade Union Confederation |
Solidar |
Finance Watch |
Climate Action Network |
German Council on Foreign Relations |
Friedrich-Ebert Foundation |
De bovenstaande lijsten zijn opgesteld onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de rapporteurs.
PROCEDURE VAN DE BEVOEGDE COMMISSIE
Titel |
Doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad |
|||
Document‑ en procedurenummers |
– C9-0150/2023 – |
|||
Datum indiening bij EP |
27.4.2023 |
|
|
|
Bevoegde commissie Datum bekendmaking |
ECON 12.6.2023 |
|
|
|
Adviserende commissies Datum bekendmaking |
EMPL 12.6.2023 |
|
|
|
Medeverantwoordelijke commissies Datum bekendmaking |
EMPL 14.9.2023 |
|
|
|
Rapporteurs Datum benoeming |
Esther de Lange 30.5.2023 |
Margarida Marques 30.5.2023 |
|
|
Behandeling in de commissie |
7.11.2023 |
|
|
|
Datum goedkeuring |
11.12.2023 |
|
|
|
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
34 22 3 |
||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Rasmus Andresen, Anna-Michelle Asimakopoulou, Manon Aubry, Isabel Benjumea Benjumea, Stefan Berger, Gilles Boyer, Engin Eroglu, Markus Ferber, Jonás Fernández, Giuseppe Ferrandino, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, José Gusmão, Eero Heinäluoma, Michiel Hoogeveen, Danuta Maria Hübner, Billy Kelleher, Georgios Kyrtsos, Aurore Lalucq, Philippe Lamberts, Aušra Maldeikienė, Pedro Marques, Csaba Molnár, Siegfried Mureşan, Caroline Nagtegaal, Denis Nesci, Luděk Niedermayer, Lefteris Nikolaou-Alavanos, Piernicola Pedicini, Kira Marie Peter-Hansen, Sirpa Pietikäinen, Eva Maria Poptcheva, Antonio Maria Rinaldi, Dorien Rookmaker, Joachim Schuster, Ralf Seekatz, Marco Zanni |
|||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Fabio Massimo Castaldo, Esther de Lange, Valérie Hayer, Eugen Jurzyca, Chris MacManus, Margarida Marques, Erik Poulsen, Bogdan Rzońca, Eleni Stavrou |
|||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art.209, lid7) |
João Albuquerque, François Alfonsi, Theresa Bielowski, Sara Cerdas, Marie Dauchy, Andor Deli, Daniel Freund, Łukasz Kohut, Jeroen Lenaers, Lydie Massard, Maria Veronica Rossi, Vera Tax, Carlos Zorrinho |
|||
Datum indiening |
15.12.2023 |
HOOFDELIJKE EINDSTEMMING IN DE BEVOEGDE COMMISSIE
34 |
+ |
ECR |
Bogdan Rzońca |
PPE |
Anna-Michelle Asimakopoulou, Isabel Benjumea Benjumea, Stefan Berger, Markus Ferber, Frances Fitzgerald, José Manuel García-Margallo y Marfil, Danuta Maria Hübner, Esther de Lange, Jeroen Lenaers, Aušra Maldeikienė, Siegfried Mureşan, Luděk Niedermayer, Sirpa Pietikäinen, Ralf Seekatz, Eleni Stavrou |
Renew |
Gilles Boyer, Giuseppe Ferrandino, Valérie Hayer, Billy Kelleher, Georgios Kyrtsos, Caroline Nagtegaal, Eva Maria Poptcheva |
S&D |
João Albuquerque, Theresa Bielowski, Sara Cerdas, Jonás Fernández, Eero Heinäluoma, Łukasz Kohut, Margarida Marques, Pedro Marques, Csaba Molnár, Vera Tax, Carlos Zorrinho |
22 |
- |
ECR |
Michiel Hoogeveen, Eugen Jurzyca, Denis Nesci, Dorien Rookmaker |
ID |
Marie Dauchy, Antonio Maria Rinaldi, Maria Veronica Rossi, Marco Zanni |
NI |
Fabio Massimo Castaldo, Lefteris Nikolaou-Alavanos |
Renew |
Engin Eroglu |
S&D |
Aurore Lalucq |
The Left |
Manon Aubry, José Gusmão, Chris MacManus |
Verts/ALE |
François Alfonsi, Rasmus Andresen, Daniel Freund, Philippe Lamberts, Lydie Massard, Piernicola Pedicini, Kira Marie Peter-Hansen |
3 |
0 |
NI |
Andor Deli |
Renew |
Erik Poulsen |
S&D |
Joachim Schuster |
Verklaring van de gebruikte tekens:
+:voor
-:tegen
0:onthouding
- [1] PBC290 van 18.8.2023, blz.17.
- [2] Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
- [3] Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
- [*] Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool▐ aangegeven.
- [4] Verordening (EG) nr.1466/97 van de Raad van 7juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L209 van 2.8.1997, blz.1).
- [5] Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
-
[6] Resolutie van de Europese Raad betreffende het stabiliteits- en groeipact (Amsterdam, 17 juni 1997) (PB L 236 van 2.8.1997, blz. 1).
- [7]In de Europese klimaatwet is vastgelegd dat de Unie als geheel in 2050 klimaatneutraal moet zijn, en worden de instellingen van de Unie en de lidstaten verplicht om hun aanpassingsvermogen te vergroten en onder meer de overheidsinvesteringen te doen die nodig zijn om de nadelige sociaal-economische effecten van klimaatverandering op de EU en haar lidstaten te verminderen, waaronder negatieve effecten op de groei en de houdbaarheid van de begroting.
- [8]Verordening (EU) nr.1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8).
- [9]Verordening (EU) nr.1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L306 van 23.11.2011, blz.25).
- [10]Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
- [11]Verordening (EU) nr.473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L140 van 27.5.2013, blz.11).
- [12]Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie van 2maart 2012.
- [13]Mededeling van de Commissie “Gemeenschappelijke beginselen inzake nationale begrotingscorrectiemechanismen”, final van 20juni 2012.
- [14]PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
- [15]Verordening (EG) nr.223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr.1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr.322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PBL87 van 31.3.2009, blz.164).
- [16]Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
- [17]Mededeling final van de Commissie van 11 december 2019 “De Europese Green Deal” en Besluit(EU)2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (PB L114 van 12.4.2022, blz.22).
- [18]Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30juni2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr.401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”).
- [19] (2017/C 428/09) Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C428 van 13.12.2017, blz.10).
- [20]Besluit(EU)2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14december2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot2030 (PBL323 van 19.12.2022, blz.4).
- [21]Raad van de Europese Unie, COPS 130.
- [22]Richtlijn [...] van de Raad van […] tot wijziging van Richtlijn2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten] (PBL… van …, blz.…).
- [23]Verordening (EU) nr.472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L140 van 27.5.2013, blz.1).