Ϸվ

Ontwerpresolutie - B10-0060/2025Ontwerpresolutie
B10-0060/2025

ONTWERPRESOLUTIEover het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON95275 overeenkomstig Verordening (EG) nr.1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

17.1.2025-(D102172/03 – )

ingediend overeenkomstig artikel115, leden2 en3, van het Reglement

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Verantwoordelijke leden: Martin Häusling, Biljana Borzan, Anja Hazekamp


ʰdzܰ:
Stadium plenaire behandeling
ٴdzܳԳٱԳ⳦ܲ:
B10-0060/2025
Ingediende teksten :
B10-0060/2025
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

10‑0060/2025

Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON95275 overeenkomstig Verordening (EG) nr.1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D102172/03 – )

Het Europees Parlement,

gezien het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON95275 overeenkomstig Verordening (EG) nr.1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (D102172/03),

gezien Verordening (EG) nr.1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders[1], en met name artikel7, lid3, en artikel19, lid3,

gezien de stemming van 22november 2024 in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in artikel35 van Verordening (EG) nr.1829/2003, die geen advies heeft opgeleverd, en de stemming van 17december 2024 in het comité van beroep, die evenmin een advies heeft opgeleverd,

gezien artikel11 van Verordening (EU) nr.182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[2],

gezien het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) dat op 19juni 2024 werd goedgekeurd en op 1augustus 2024 werd gepubliceerd[3],

gezien zijn eerdere resoluties waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het verlenen van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (“ggo’s”)[4],

gezien artikel115, leden2 en3, van zijn Reglement,

gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

A.overwegende dat Bayer AgricultureB.V., gevestigd in België, namens Bayer CropScienceLP, gevestigd in de Verenigde Staten, op 29april 2022 bij de bevoegde nationale instantie van Nederland een aanvraag heeft ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, voedselingrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON95275 (de “genetisch gemodificeerde mais”);

B.overwegende dat de genetisch gemodificeerde mais twee insectendodende eiwitten produceert (Mpp75Aa1 en Vpb4Da2) en een DvSnf7 dsRNA tot expressie brengt ter bestrijding van de maiswortelkever; overwegende dat de genetische modificatie een proces in twee stappen omvat bestaande uit een transformatie gemedieerd door agrobacterium tumefaciens en een Cre/lox-recombinatiesysteem om selectiemarkers te verwijderen;

C.overwegende dat de EFSA op 19juni 2024 een gunstig advies heeft uitgebracht over MON95275, dat op 1augustus 2024 is gepubliceerd; overwegende dat het advies van de EFSA onvoldoende gegevens bevat om onbedoelde genetische effecten, de biologische activiteit van “read-through”-sequenties en mogelijke offtargeteffecten op niet-doelorganismen te beoordelen;

D.overwegende dat bij de door de aanvrager uitgevoerde veldproeven geen rekening is gehouden met diverse omstandigheden die milieustress veroorzaken of variërende landbouwpraktijken, waardoor de resultaten minder relevant zijn voor Europese teeltgebieden;

E.overwegende dat er reden tot bezorgdheid is met betrekking tot het RNAi-construct DvSnf7dsRNA, meer bepaald over de effecten op niet-doelorganismen;

F.overwegende dat de insectendodende eiwitten Mpp75Aa1 en Vpb4Da2 structurele gelijkenissen vertonen met bekende toxinen en onvoldoende zijn beoordeeld op hun specificiteit, immuunrespons en combinatorische effecten;

G.overwegende dat de potentiële genenstroom naar wilde verwante gewassen, waaronder Europese teosintepopulaties, risico’s inhoudt op transgenpersistentie en ecologische onevenwichtigheid;

H.overwegende dat de monitoringvoorschriften uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr.503/2013 van de Commissie[5] onvoldoende aan bod zijn gekomen, met name wat betreft onafhankelijke gegevensverificatie en milieueffecten op lange termijn;

I.overwegende dat de EFSA in haar beoordeling onvoldoende aandacht heeft besteed aan de rol van microbioominteracties of cumulatieve toxiciteitseffecten op niet-doelorganismen;

J.overwegende dat het gebruik van insectendodende genetisch gemodificeerde gewassen leidt tot een continue blootstelling van doelorganismen en niet-doelorganismen aan de toxinen, anders dan bij het gebruik van insectendodende middelen, waarbij de blootstelling plaatsvindt tijdens het sproeien en gedurende korte tijd daarna;

Opmerkingen van de lidstaten en belanghebbenden

K.overwegende dat de lidstaten gedurende de raadplegingsperiode van drie maanden veel kritische opmerkingen bij de EFSA hebben ingediend[6], waarbij erop werd gewezen dat in de lijst van relevante studies die genoemd worden in het literatuuronderzoek van de aanvrager geen studies zijn aangetroffen over de bestemming van insectendodende eiwitten in het milieu of de mogelijke effecten van gewasresten op niet-doelorganismen;

L.overwegende dat het Parlement in zijn achtstezittingsperiode in totaal 36resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s voor gebruik als levensmiddelen en diervoeders (33resoluties) en tegen de teelt van ggo’s in de Unie (drieresoluties); overwegende dat het Parlement in zijn negende zittingsperiode 38resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s en in de huidige tiende zittingsperiode nog eens acht resoluties heeft aangenomen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het in de handel brengen van ggo’s;

M.overwegende dat de Commissie zich weliswaar bewust is van de democratische tekortkomingen, het gebrek aan steun van de lidstaten en de bezwaren van het Parlement, maar toch vergunningen blijft verlenen voor ggo’s;

1.is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie de in Verordening (EG) nr.1829/2003 bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt;

2.is van mening dat het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie niet in overeenstemming is met het recht van de Unie, aangezien het niet verenigbaar is met het doel van Verordening (EG) nr.1829/2003 om overeenkomstig de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr.178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[7] zijn vastgesteld de basis te leggen voor het waarborgen van een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is;

3.verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsbesluit in te trekken en een nieuw ontwerp aan het comité voor te leggen;

4.verzoekt de Commissie in het kader van onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden te zorgen voor convergentie van normen tussen de Unie en haar partners, teneinde te voldoen aan de veiligheidsnormen van de Unie;

5.verzoekt de Commissie geen vergunningen te verlenen voor de genetisch gemodificeerde gewassen vanwege risico’s voor de biodiversiteit, de voedselveiligheid en de gezondheid van werknemers, in overeenstemming met de “één gezondheid”-benadering;

6.stelt tevreden vast dat de Commissie in een schrijven van 11september 2020 aan leden van het Parlement eindelijk heeft erkend dat in vergunningsbesluiten voor ggo’s rekening moet worden gehouden met duurzaamheid[8]; is evenwel diep teleurgesteld dat de Commissie sindsdien vergunningen voor de invoer van ggo’s in de Unie is blijven verlenen, ondanks de aanhoudende bezwaren van het Parlement en een meerderheid van de lidstaten die tegen deze besluiten stemt;

7.dringt er nogmaals bij de Commissie op aan rekening te houden met de verplichtingen van de Unie krachtens internationale overeenkomsten, zoals de Overeenkomst van Parijs, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN; roept er nogmaals toe op om ontwerpuitvoeringshandelingen vergezeld te doen gaan van een toelichting waarin wordt uiteengezet op welke manier aan het “niet schaden”-beginsel is voldaan[9];

8.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

Laatst bijgewerkt op: 4 februari 2025
Juridische mededeling-Privacybeleid