ONTWERPBESLUITover de instelling, bevoegdheden, aantal leden en ambtstermijn van een bijzondere commissie voor artificiële intelligentie in het digitale tijdperk
11.6.2020-()
Conferentie van voorzitters
9‑0189/2020
Besluit van het Europees Parlement over de instelling, bevoegdheden, aantal leden en ambtstermijn van een bijzondere commissie voor artificiële intelligentie in het digitale tijdperk
()
Het Europees Parlement,
–gezien het voorstel van de Conferentie van voorzitters,
–gezien artikel207 van zijn Reglement,
A.overwegende dat de Europese Unie over duidelijke bevoegdheden beschikt op het gebied van de digitale agenda en artificiële intelligentie overeenkomstig de artikelen 4, 13, 16, 26, 173, 179, 180, 181, 182, 186 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
B.overwegende dat de uitkomst van de hierbij ingestelde bijzondere commissie een holistische benadering moet zijn die voorziet in een gemeenschappelijke langetermijnvisie waarin de belangrijkste waarden en doelstellingen van de EU met betrekking tot artificiële intelligentie in het digitale tijdperk worden benadrukt;
C.overwegende dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de digitale transitie op de mens gericht is en in overeenstemming is met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
D.overwegende dat het gebruik van artificiële intelligentie aanzienlijke uitdagingen op het gebied van de grondrechten met zich brengt, zoals, maar niet uitsluitend, de bescherming van persoonsgegevens en het recht op privacy, alsook belangrijke technologische ontwikkelingen en de toepassing van innovatieve oplossingen;
E.overwegende dat de digitale transitie gevolgen zal hebben voor alle aspecten van de economie en de samenleving;
F.overwegende dat de digitalisering ons bedrijfsleven en onze markten zal transformeren en dat de bestaande regelgeving daarom moet worden aangepast;
G.overwegende dat het belangrijk is dat de Europese Unie met één stem spreekt, om de versnippering van de eengemaakte markt als gevolg van verschillen in de nationale wetgeving te voorkomen;
1.besluit tot instelling van een bijzondere commissie voor artificiële intelligentie in het digitale tijdperk met de volgende, strikt omschreven bevoegdheden:
(a) analyseren van de toekomstige impact van artificiële intelligentie in het digitale tijdperk op de economie van de EU, met name op het gebied van vaardigheden, werkgelegenheid, financiële technologie, onderwijs, gezondheidszorg, vervoer, toerisme, landbouw, milieu, defensie, industrie, energie en e-overheid;
(b)verder onderzoek doen naar de uitdaging van het gebruik van artificiële intelligentie en de bijdrage ervan aan het bedrijfsleven en de economische groei;
(c)analyseren van de aanpak van derde landen en van hun bijdrage ter aanvulling van EU-maatregelen;
(d)de vaste commissies van het Parlement een evaluatie verstrekken waarin gemeenschappelijke doelstellingen van de EU op middellange en lange termijn worden vastgesteld en die de belangrijkste stappen omvat die nodig zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken, met als uitgangspunt de volgende mededelingen van de Commissie die op 19februari 2020 zijn gepubliceerd:
- De digitale toekomst van Europa vormgeven (),
- Een Europese datastrategie (),
- Witboek over kunstmatige intelligentie - een Europese benadering op basis van excellentie en vertrouwen (),
- Verslag over de gevolgen van kunstmatige intelligentie, het internet der dingen en robotica op het gebied van veiligheid en aansprakelijkheid (),
met inbegrip van een stappenplan voor “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, dat de EU een strategisch plan bezorgt waarin haar gemeenschappelijke doelstellingen op middellange en lange termijn zijn vastgesteld en de belangrijkste stappen bevat om deze doelstellingen te verwezenlijken;
2.benadrukt dat alle aanbevelingen van de bijzondere commissie moeten worden voorgelegd aan en, indien nodig, een follow-up moeten krijgen van de bevoegde vaste commissies van het Parlement;
3.besluit dat de bevoegdheden, het personeel en de beschikbare middelen van de vaste commissies van het Parlement die bevoegd zijn voor kwesties in verband met de goedkeuring, monitoring en tenuitvoerlegging van wetgeving van de Unie die binnen het bevoegdheidsterrein van de bijzondere commissie valt, hierdoor niet getroffen of verdubbeld worden, en dus onveranderd blijven;
4.besluit dat wanneer het werk van de bijzondere commissie de behandeling omvat van feiten met een vertrouwelijk karakter, getuigenissen die betrekking hebben op persoonsgegevens of gedachtewisselingen dan wel hoorzittingen met overheden en instanties over vertrouwelijke informatie, inclusief wetenschappelijke studies of delen hiervan waaraan een vertrouwelijkheidsstatus is toegekend op grond van artikel63 van Verordening (EG) nr.1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad[1], de vergaderingen plaatshebben met gesloten deuren; besluit voorts dat getuigen en deskundigen het recht hebben een verklaring af te leggen of te getuigen met gesloten deuren;
5.besluit dat de lijst van de personen die zijn uitgenodigd voor openbare vergaderingen, de lijst van wie deze vergaderingen bijwoont en de notulen van deze vergaderingen openbaar worden gemaakt;
6.besluit dat de door de bijzondere commissie ontvangen vertrouwelijke documenten worden beoordeeld volgens de procedure van artikel221 van zijn Reglement, en dat deze informatie uitsluitend wordt gebruikt voor het opstellen van het eindverslag van de bijzondere commissie;
7.besluit dat de bijzondere commissie 33leden telt;
8.besluit dat de ambtstermijn van de bijzondere commissie 12maanden bedraagt en ingaat op de datum van haar constituerende vergadering;
9.besluit dat de bijzondere commissie een tussentijds verslag mag, en een eindverslag moet voorleggen aan het Parlement, met feitelijke bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot de te nemen maatregelen en initiatieven, onverminderd de bevoegdheden van de vaste commissies overeenkomstig bijlageVI bij zijn Reglement.
- [1] Verordening (EG) nr.1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L309 van 24.11.2009, blz.1).