Ϸվ

Ontwerpresolutie - B9-0091/2024Ontwerpresolutie
B9-0091/2024

ONTWERPRESOLUTIEover de prioriteiten van de EU voor de 68e zitting van de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw

30.1.2024-()

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B9‑0000/2023
ingediend overeenkomstig artikel 136, lid 5, van het Reglement

Robert Biedroń
namens de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid


ʰdzܰ:
Stadium plenaire behandeling
ٴdzܳԳٱԳ⳦ܲ:
B9-0091/2024
Ingediende teksten :
B9-0091/2024
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

9‑0091/2024

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de EU voor de 68ezitting van de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw

()


Het Europees Parlement,

gezien de 68ezitting van de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw met als hoofdthema “een snellere verwezenlijking van gendergelijkheid en de empowerment van alle vrouwen en meisjes middels het bestrijden van armoede en het versterken van instellingen en financiering met een genderperspectief”,

gezien de verklaring en het actieprogramma van Peking van 15september 1995 en de uitkomsten van de toetsingsconferenties,

gezien het VN-Verdrag van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,

gezien de artikelen21 en23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de VN-Agenda2030 voor duurzame ontwikkeling, het beginsel “niemand aan zijn lot over laten”, en met name duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG)1 gericht op het uitbannen van armoede, SDG5 gericht op gendergelijkheid en betere levensomstandigheden voor vrouwen, en SDG8 gericht op duurzame economische groei,

gezien het EU-actieplan voor gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen in het externe optreden voor de periode 2021‑2025 (GAPIII),

gezien de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020‑2025 van 5maart 2020,

gezien zijn resolutie van 22juni 2022 getiteld “Naar gemeenschappelijke Europese maatregelen op het gebied van zorg”[1],

gezien zijn resolutie van 24juni 2022 over armoede onder vrouwen in Europa[2],

gezien artikel157, lid4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien de vragen aan de Raad en aan de Commissie over de EU-prioriteiten voor de 68ezitting van de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw (O-000056/2023 – B9-0000/2024 en O-000057/2023 – B9-0000/2024)),

gezien artikel136, lid5, en artikel132, lid2, van zijn Reglement,

gezien de ontwerpresolutie van de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

A.overwegende dat het waarborgen van vrouwenrechten en gendergelijkheid een fundamenteel beginsel van de EU is dat is verankerd in artikel2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; overwegende dat gendermainstreaming en genderbudgettering belangrijke instrumenten zijn om dit doel te bereiken en deze beginselen te integreren in alle beleidslijnen, maatregelen en al het optreden van de EU, ook in haar externe optreden;

B.overwegende dat 189landen in de wereld, waaronder de Europese Unie en haar lidstaten, zich er tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie in Peking in 1995 toe hebben verbonden toe te werken naar gendergelijkheid en versterking van de positie van alle vrouwen en meisjes; overwegende dat SDG5 van de Agendavoor duurzame ontwikkeling die de VN-lidstaten in 2015 hebben vastgesteld, een uiterste termijn bevat voor het bereiken van de doelstelling van gendergelijkheid voor en de empowerment van vrouwen en meisjes, ongeacht de verschillen binnen deze groep, namelijk het jaar 2030;

C.overwegende dat de EU haar verantwoordelijkheid onder ogen moet komen om genderperspectieven op te nemen in alle onderdelen van haar externe beleid, zoals ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, handel, landbouw, klimaat en migratie, om wereldwijd een impact te kunnen hebben op de uitbanning van armoede onder vrouwen;

D.overwegende dat het concept van feministisch buitenlands beleid de empowerment van vrouwen en meisjes tot doel heeft, naast het oplossen van crises en het verminderen van de negatieve impact van crises op vrouwen, meisjes en gendergelijkheid, waaronder de bestrijding van armoede onder vrouwen; overwegende dat de EU in haar externe optreden moet streven naar een dergelijke holistische benadering;

E.overwegende dat in het actieprogramma van Peking van 1995 werd benadrukt dat gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes, en de verwezenlijking van hun mensenrechten, cruciale factoren vormen voor de uitbanning van armoede; overwegende dat er een sterke onderlinge relatie bestaat tussen armoede enerzijds en sociale en politieke uitsluiting anderzijds; overwegende dat armoede onder vrouwen een complex, multidimensionaal probleem is, dat zowel op nationaal als op internationaal niveau zijn oorsprong vindt; overwegende dat derhalve de bestrijding van alle onderliggende oorzaken en verschijningsvormen van armoede onder vrouwen zo belangrijk is; overwegende dat bovengenoemde zaken een beperking vormen waardoor vrouwen zich niet volledig kunnen ontwikkelen en van hun rechten in de maatschappij gebruik kunnen maken teneinde op duurzame wijze in hun onderhoud te voorzien;

F.overwegende dat vrouwen en meisjes nog steeds onevenredig zwaar worden getroffen door armoede en het risico op sociale uitsluiting in vergelijking met mannen, met name vrouwen en meisjes die te maken hebben met intersectionele vormen van discriminatie op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of levensovertuiging, politieke of welke andere denkbeelden dan ook, het behoren tot een nationale minderheid, vermogenspositie, geboorte, handicap, leeftijd, seksuele gerichtheid[3], genderidentiteit en -expressie, en geslachtskenmerken; overwegende dat wereldwijd naar schatting 383miljoen vrouwen en meisjes van minder dan 1,90USD per dag leven, tegenover 368miljoen mannen en jongens[4]; overwegende dat het armoedecijfer onder vrouwen hoger is dan onder mannen (12,8% tegenover 12,3%)[5];

G.overwegende dat armoede onder vrouwen en de loon- en pensioenkloof het gevolg zijn van de accumulatie van systemische en structurele ongelijkheden en discriminatie; overwegende dat schadelijke genderstereotypen en sociale normen nog steeds van invloed zijn op de taakverdeling thuis, in het onderwijs, op de werkplek en in de samenleving en op de toegang tot macht, middelen, waaronder toegang tot financiering of leningen via verschillende bronnen, zoals durfkapitaal, waaronder investeringsnetwerken van vrouwen, grondeigendom en erfenis, en besluitvorming; overwegende dat onbetaalde zorg en huishoudelijk werk een onevenredige last vormen voor vrouwen en meisjes, en dat deze huishoudelijke en zorgtaken niet naar behoren worden erkend;

H.overwegende dat toegang tot diensten, waaronder kinderopvang en langdurige zorgverlening, de meeste gevolgen heeft voor vrouwen en meisjes, aangezien zij vaak inspringen voor zorg- en gezinstaken, hetgeen de onevenredige verantwoordelijkheid van vrouwen voor onbetaalde zorg in stand houdt;

I.overwegende dat wereldwijd meer dan 70% van de werknemers in de gezondheids- en zorgsector, vrouw is[6]; overwegende dat dit soort taken structureel worden ondergewaardeerd omdat ze van oudsher - en ook nu nog - binnen het gezin onbetaald door vrouwen worden verricht; overwegende dat vrouwen vaker deeltijds werken vanwege hun onevenredige aandeel in onbetaalde zorg; overwegende dat vrouwen te kampen hebben met armoede ondanks het feit dat zij een baan hebben, hetgeen tot sociale uitsluiting leidt; overwegende dat de sociale, gendergelijkheids- en economische impact in verband met personen met zorgtaken dringend geadresseerd moeten worden;

J.overwegende dat werknemers in sectoren waarin vrouwen de meerderheid vormen, zoals de gezondheidszorg en de zorgverlening, systematisch onderbetaald en ondergewaardeerd worden; overwegende dat de bevordering van economische onafhankelijkheid vereist dat passende maatregelen worden herkend en uitgevoerd om te zorgen voor gelijke participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, gelijke beloning voor gelijk of gelijkwaardig werk, toegang tot fatsoenlijk werk en erkenning van het verband tussen ondergewaardeerd en onderbetaald werk in sectoren waar vrouwen de meerderheid vormen;

K.overwegende dat armoede de gevolgen van gendergerelateerd geweld voor vrouwen verergert, aangezien grotere economische moeilijkheden het lastiger maken voor vrouwen om hun partner te verlaten in het geval van partnergeweld; overwegende dat gendergerelateerd geweld een structureel en maatschappelijk probleem is dat in alle sociaal-economische groepen kan voorkomen, en niet samenhangt met herkomst of geloofsovertuiging; overwegende dat gendergerelateerd geweld ook armoede en sociale uitsluiting kan doen ontstaan, aangezien geweld dramatische gevolgen heeft voor de gezondheid en kan leiden tot baanverlies en dakloosheid;

L.overwegende dat vrouwen als gevolg van armoede een groter risico lopen het slachtoffer te worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting, aangezien zij en hun gezin door armoede economisch afhankelijk worden van de personen die hen misbruiken;

M.overwegende dat het belangrijk is inzicht te krijgen in de verbanden tussen armoede en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR); overwegende dat armoede samen met andere praktische, juridische, financiële, culturele en sociale belemmeringen zowel kan leiden tot, als het gevolg kan zijn van, de ontoegankelijkheid van diensten op het gebied van SRGR voor vrouwen, met inbegrip van veilige en legale abortus en moderne anticonceptie; overwegende dat het vertragen en ontzeggen van de toegang tot veilige en legale abortuszorg een vorm van geweld tegen vrouwen en meisjes is; overwegende dat verschillende mensenrechtenorganisaties hebben verklaard dat het ontzeggen van veilige en legale abortus mogelijk beschouwd moet worden als foltering of wrede, onmenselijke en vernederende behandeling;

N.overwegende dat preventie, vroegtijdige opsporing en behandeling van hiv en andere seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s), kanker van het reproductieve systeem, waaronder baarmoederhalskanker, en vruchtbaarheidszorg en -behandeling essentieel zijn om levens te redden;

O.overwegende dat de toegang tot producten voor persoonlijke hygiëne en menstruatieproducten wordt belemmerd door de genderongelijke belasting op menstruatieproducten die het probleem van de menstruatie-armoede verergert; overwegende dat schaamte, onbehandelde menstruatiepijn en discriminerende tradities en een gebrek aan water- en sanitaire voorzieningen voor menstruatiehygiëne leiden tot schoolverlating en een lagere aanwezigheid van meisjes op school en van vrouwen op het werk;

P.overwegende dat de economische onafhankelijkheid en empowerment van vrouwen, gelijke beloning voor gelijk en gelijkwaardig werk, en het vermogen om op gelijke voet deel te nemen aan de arbeidsmarkt en aan de economische besluitvorming, niet alleen van cruciaal belang zijn voor het bereiken van gendergelijkheid, de verwezenlijking van vrouwenrechten en het uitbannen van armoede, maar ook gunstig zijn voor de economie en de samenleving als geheel; overwegende dat gelijk loon voor gelijk en gelijkwaardig werk en het vermogen om op gelijke voet deel te nemen aan de arbeidsmarkt en aan economische besluitvorming voorwaarden zijn voor gelijke economieën en samenlevingen; overwegende dat het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap en zelfstandig ondernemerschap een van de zaken is die nodig zijn voor de bevordering van economische onafhankelijkheid, en gepaard moet gaan met passende maatregelen;

Q.overwegende dat gendergelijkheid op de arbeidsmarkt een belangrijk instrument is voor het uitbannen van armoede onder vrouwen, dat niet alleen vrouwen maar de economie in haar geheel ten goede komt, en wel in de vorm van een positief effect op het bbp, het werkgelegenheidsniveau en de productiviteit; overwegende dat een betere gendergelijkheid in de EU tegen 2050 zou leiden tot een stijging van het bbp per hoofd van de bevolking van tussen de 6,1 en 9,6%, en 10,5miljoen extra banen zou opleveren;

R.overwegende dat vrouwen onevenredig hard worden getroffen door crises, waaronder klimaatverandering en alle daaraan verbonden gevolgen, waaronder het verlies aan biodiversiteit, natuurrampen, pandemieën en gewapende conflicten; overwegende dat vrouwen en meisjes in kwetsbare situaties minder toegang hebben tot of minder controle hebben over de middelen die nodig zijn om crises het hoofd te bieden en te boven te komen; overwegende dat crises niet genderneutraal zijn en de sociale en genderongelijkheden verergeren; overwegende dat armoede onder ouders en met name moeders vaak leidt tot kinderarmoede;

S.overwegende dat de inflatie sinds 2021 sterk is toegenomen, voornamelijk als gevolg van de hoge energie- en voedselkosten; overwegende dat de lonen naar verwachting niet zo snel zullen stijgen als de inflatie, waardoor een crisis in verband met de kosten van levensonderhoud ontstaat; overwegende dat deze crisis een ernstige bedreiging vormt voor de bestaansmiddelen, de gezondheid, het welzijn en de economische onafhankelijkheid van vrouwen, en hun vermogen om basisbehoeften aan te kopen, zoals voedsel en huisvesting, beperkt en de energiearmoede verergert;

T.overwegende dat de vooruitgang die de afgelopen jaren in de EU is geboekt bij het versterken van de positie van vrouwen en het bevorderen van een gelijkwaardige samenleving, met initiatieven als transparante aanwervingsprocedures in bedrijven en loontransparantie, verder moet worden versterkt, aangezien deze zaken van essentieel belang zijn voor het bereiken van gendergelijkheid, hetgeen met name belangrijk is in tijden van crisis;

U.overwegende dat investeren in een beleid dat de positie van vrouwen versterkt ook de levensomstandigheden van hun gezin verbetert, en dan vooral van hun kinderen; overwegende dat eenoudergezinnen, waarvan het merendeel wordt geleid door moeders, een groter risico op armoede lopen en die armoede vaker doorgeven aan de volgende generatie;

1.beveelt de Raad het volgende aan:

a)te bevestigen dat de EU zich onverminderd verbindt tot het actieprogramma van Peking en de daaropvolgende toetsingsconferenties, alsook tot de maatregelen voor gendergelijkheid die daarin worden geformuleerd;

b)ervoor te zorgen dat het Parlement en zijn Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid volledig worden betrokken bij het besluitvormingsproces over het standpunt van de EU tijdens de 68ezitting van de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw, ervoor te zorgen dat het Parlement voor de start van de onderhandelingen over adequate en tijdige informatie en toegang tot het EU-standpuntdocument beschikt, en verdere interinstitutionele samenwerking en informeel overleg te verbeteren, ook vóór en tijdens de onderhandelingen, zodat de prioriteiten van het Parlement naar behoren worden meegenomen;

c)het belang te onderstrepen van een positief resultaat van de 68ezitting van de VN-Commissie inzake de positie van de vrouw, die van 11 t/m 22maart 2024 zal plaatsvinden, onder meer door de aanneming van een reeks toekomstgerichte en ambitieuze toezeggingen die zijn opgenomen in de politieke verklaring;

d)zijn krachtige steun toe te zeggen aan het werk van UN Women, dat een centrale rol speelt in het VN-systeem voor het bevorderen van de rechten van alle vrouwen en meisjes, hoe sterk zij onderling ook mogen verschillen, en waarbinnen alle relevante betrokken partijen samenkomen met het oog op beleidsverandering en het gecoördineerd handelen; een beroep te doen op alle lidstaten van de VN, samen met de EU, om voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen van UN Women;

e)ervoor te zorgen dat de EU een voorbeeldfunctie inneemt en sterk leiderschap toont, en een eensgezind standpunt inneemt over het belang van de empowerment van vrouwen en meisjes in al hun verscheidenheid en van het bereiken van gendergelijkheid wereldwijd;

f)te zorgen voor gelijke kansen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in de politieke en economische besluitvorming, met gelijke toegang tot economische en financiële diensten;

g)te pleiten voor leiderschap door vrouwen en meisjes en hun volledige, gelijkwaardige en betekenisvolle participatie op alle besluitvormingsniveaus, aangezien de betrokkenheid van vrouwen bij het openbare en politieke leven en de besluitvorming van essentieel belang is voor goed bestuur en beleidsvorming;

h)gendermainstreaming en genderbudgettering toe te passen op alle beleidsterreinen van de EU en de lidstaten, aangezien dit wereldwijd erkende instrumenten zijn om vrouwenrechten uit te voeren en gendergelijkheid te bereiken;

i)het interne en externe beleid en de programma’s van de EU zodanig vorm te geven en aan te passen om de positie van vrouwen en meisjes in al hun verscheidenheid te kunnen verbeteren, hun rechten te eerbiedigen, te beschermen en na te leven en gendergelijkheid te waarborgen;

j)de vele systemische onderliggende oorzaken van armoede onder vrouwen wereldwijd aan te pakken, zoals de oververtegenwoordiging van vrouwen in laagbetaalde, onzekere en deeltijdse banen, loopbaanonderbrekingen van vrouwen om voor kinderen en andere familieleden te zorgen, gebrek aan toegang tot de arbeidsmarkt en werkgelegenheid, de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen en de ondervertegenwoordiging van vrouwen in politieke en economische besluitvorming;

k)erop te wijzen dat het belangrijk is de empowerment van vrouwen en meisjes te bevorderen door middel van onderwijs, opleiding en een leven lang leren, welke van essentieel belang zijn om schadelijke stereotypen te bestrijden en hardnekkige ongelijkheden te bestrijden die tot armoede leiden, samen met het aanpakken van de arbeidsparticipatie van vrouwen en de ondervertegenwoordiging van vrouwen in bepaalde sectoren zoals wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en kunstmatige intelligentie (AI);

l)het ondernemerschap van vrouwen op alle niveaus te ondersteunen en te bevorderen door hun deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten, hun financiële onafhankelijkheid te verbeteren en vrouwen te erkennen en te bevorderen als rolmodel, mentor en banenschepper;

m)ervoor te zorgen dat concrete acties en adequate begrotingsvastleggingen worden opgenomen in toekomstige strategieën, programma’s en beleidsinitiatieven van de EU om de verschillende aspecten en oorzaken van armoede onder vrouwen aan te pakken, zoals aangegeven in de EU-strategie voor gendergelijkheid;

n)de verwoestende gevolgen van gendergerelateerd geweld in de samenleving en in gewapende conflicten voor de sociale uitsluiting en armoede van vrouwen te benadrukken en onder de aandacht te brengen, en de noodzaak te benadrukken van sterke nationale en internationale wetgevingskaders en van verantwoordingsplicht zodat de plegers van dergelijk geweld voor de rechter worden gebracht en te benadrukken dat slachtoffers recht hebben op doeltreffende rechtsmiddelen en schadeloosstelling;

o)schadelijke traditionele praktijken zoals kindhuwelijken en gedwongen huwelijken en genitale verminking van vrouwen aan te pakken en te bestrijden;

p)te zorgen voor maatregelen om schoolverzuim onder meisjes tijdens hun menstruatie te voorkomen door de sanitaire voorzieningen, hygiënediensten en de voorzieningen voor menstruele hygiëne op scholen te verbeteren en door menstruatie-armoede aan te pakken en stigmatisering op dit vlak tegen te gaan, onder meer via onderwijs en opleiding voor iedereen; te zorgen voor meer synergieën tussen programma’s op het gebied van gezondheid, SRGR en water, sanitaire voorzieningen en hygiënediensten op scholen en persoonlijke ondersteuning voor meisjes;

q)de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten toe te passen door middel van een op rechten gebaseerde aanpak om fundamentele sociale bescherming te waarborgen;

r)ervoor te zorgen dat de lidstaten krachtige socialezekerheidsstelsels invoeren, met inbegrip van de verkenning van een minimuminkomen, om te zorgen voor een vangnet voor alle vrouwen, met name voor die vrouwen die het grootste risico lopen op armoede en sociale uitsluiting, naar aanleiding van de verzoeken van de EU-burgers in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa;

s)ervoor te zorgen dat de lidstaten prioriteit geven aan investeringen in sociale infrastructuur en groene banen om het welzijn en de empowerment van vrouwen te waarborgen;

t)openbare diensten, met inbegrip van gezondheidsdiensten, hoogwaardig en betaalbaar openbaar onderwijs en openbaar vervoer te verbeteren en de cruciale rol van toegankelijk en betrouwbaar openbaar vervoer te erkennen om participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en in de samenleving mogelijk te maken;

u)groene banen te bevorderen en te investeren in de volledige deelname van vrouwen aan de groene transitie, aangezien het van essentieel belang is om vooruitgang te boeken in de richting van een duurzame economie en tegelijkertijd gendergelijkheid in nieuwe en opkomende sectoren te waarborgen;

v)te erkennen dat vrouwen onevenredig zwaar worden getroffen door energiearmoede en specifieke maatregelen voor te stellen om degenen in kwetsbare situaties te ondersteunen en ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot elektriciteit, verwarming en koeling in het kader van de groene energietransitie;

w)de toegang tot SRGR te waarborgen, met inbegrip van op de leeftijd afgestemde uitgebreide seksuele voorlichting en voorlichting over relaties voor iedereen, betaalbare moderne anticonceptie, veilige en legale abortuszorg en andere diensten op het gebied van SRGR zoals hoogwaardige gezondheidsdiensten voor moeders;

x)te pleiten voor, steun te verlenen en concrete maatregelen te nemen om het recht van eenieder op het genot van het hoogst haalbare niveau van lichamelijke en geestelijke gezondheid te verwezenlijken, onder meer door universele toegang tot SRGR te waarborgen;

y)krachtige actie te ondernemen om de huidige achteruitgang en aanvallen op gendergelijkheid en SRGR die de grondrechten van vrouwen, hun autonomie en emancipatie op alle gebieden ondermijnen, onder andere van extreemrechtse organisaties en antidemocratische bewegingen, ondubbelzinnig af te keuren;

z)maatschappelijke organisaties en ngo’s die de rechten van vrouwen en hun empowerment ondersteunen, te versterken en te steunen;

aa)vaart te zetten achter de uitvoering van reeds aangegane internationale verbintenissen, zoals de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag van Istanbul, IAO-Verdrag nr.190 en Resolutie1325(2000) van de VN-Veiligheidsraad; steun te verlenen aan nieuwe maatregelen om de positie van vrouwen en meisjes te versterken en zo armoede en sociale uitsluiting onder hen te bestrijden;

bb)te werken aan de bevordering van het concept van de bestrijding van meervoudige en intersectionele vormen van discriminatie in alle VN-organen en de EU en haar lidstaten;

cc)nogmaals te wijzen op de prominente rol die de EU op multilateraal niveau moet spelen ten behoeve van feministische diplomatie, teneinde uitvoering te geven aan internationale overeenkomsten op het gebied van de rechten en de empowerment van vrouwen en meisjes; verzoekt de EU, haar lidstaten, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zich ertoe te verbinden vooruitgang te boeken in de richting van een feministisch buitenlands, veiligheids- en ontwikkelingsbeleid dat een gendertransformatieve visie omvat, en van gendergelijkheid een centraal onderdeel van hun externe acties en prioriteiten te maken;

dd)rekening te houden met de noodzaak om gendermainstreaming te versterken en de beginselen van genderbudgettering doeltreffender in te zetten, ook in het externe beleid van de EU, om genderongelijkheid wereldwijd aan te pakken;

ee)het genderactieplanIII van de EU volledig uit te voeren en ervoor te zorgen dat 85% van al het nieuwe optreden in de externe betrekkingen tegen 2025 zal bijdragen tot gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen; de holistische en duurzame benadering van een feministisch buitenlands beleid toe te passen in alle externe acties en beleidsmaatregelen;

ff)te zorgen voor vergelijkbare en naar leeftijd, geslacht en gender uitgesplitste data over de situatie van mensen die te maken hebben met meervoudige en intersectionele vormen van discriminatie, teneinde de data-analyse te verbeteren en deze te gebruiken als input voor het ontwerp en de uitvoering van beleid, aangezien momenteel minder dan de helft van de gegevens die nodig zijn om SDG5 te monitoren, beschikbaar is;

2.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten.

Laatst bijgewerkt op: 5 februari 2024
Juridische mededeling-Privacybeleid