1.Onverminderd artikel 66, lid 3, inzake de tweede lezing, worden ter behandeling in de commissie ingediende amendementen of ontwerpvoorstellen tot verwerping altijd ondertekend door een gewoon lid of een plaatsvervangend lid van de betrokken commissie dan wel medeondertekend door ten minste een dergelijk lid.
2.Een commissie kan geldig stemmen wanneer een vierde van haar leden daadwerkelijk aanwezig is. Indien evenwel leden of een fractie of fracties die ten minste de hoge drempel bereiken in de commissie hierom vóór het begin van een stemming verzoeken, is deze stemming slechts geldig wanneer de meerderheid van haar ledenheeft deelgenomen aan de stemming.
3.Bij een enkele stemming en/of bij de eindstemming in de commissie over een verslag of een advies wordt hoofdelijk gestemd overeenkomstig artikel197, leden3 en 4. De stemming over amendementen en andere stemmingen vinden plaats bij handopsteken, tenzij de voorzitter besluit tot een elektronische stemming of leden of fracties die ten minste de hoge drempel bereiken in de commissie om hoofdelijke stemming verzoeken.
De bepalingen van artikel 224, lid 3, over de hoofdelijke stemming gelden niet voor de in artikel 8, lid 2, en artikel 9, leden 4, 7 en 9, bedoelde verslagen in het kader van procedures aangaande de immuniteit van een lid.
4.In het licht van de ingediende amendementen kan de commissie, in plaats van tot stemming over te gaan, de rapporteur verzoeken om een nieuw ontwerp voor te leggen dat zoveel mogelijk rekening houdt met deze amendementen. Voor de indiening van amendementen wordt dan een nieuwe termijn vastgesteld.