Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2023 over parlementarisme, Europees burgerschap en democratie ()
Het Europees Parlement,
–gezien de artikelen 9, 10, 11 en 15 en artikel17, lid2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen15, 20 en 24 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
–gezien het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13april 2016 over beter wetgeven(1) (Interinstitutioneel Akkoord “Beter wetgeven”),
–gezien zijn standpunt van 14februari 2023 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de Unieburgers die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn(2),
–gezien zijn standpunt van 14februari 2023 over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de Unieburgers die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten(3),
–gezien zijn resolutie van 9juni 2022 over het initiatiefrecht van het Parlement(4),
–gezien zijn standpunt van 3mei 2022 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, tot intrekking van Besluit76/787/EGKS, EEG, Euratom van de Raad en de aan dit besluit gehechte Akte betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen(5),
–gezien zijn resolutie van 12februari 2019 over de tenuitvoerlegging van de verdragsbepalingen inzake EU-burgerschap(6) en zijn resolutie van 9maart 2022 met voorstellen aan de Commissie inzake burgerschaps- en verblijfsregelingen voor investeerders(7),
–gezien zijn resolutie van 16februari 2017 over mogelijke ontwikkelingen en aanpassingen van het huidige institutionele bestel van de Europese Unie(8),
–gezien zijn resolutie van 16februari 2017 inzake de verbetering van de werking van de Europese Unie, voortbouwend op het potentieel van het Verdrag van Lissabon(9),
–gezien zijn resolutie van 4mei 2022 over de follow-up van de conclusies van de Conferentie over de toekomst van Europa(10),
–gezien zijn resolutie van 6april 2022 over de uitvoering van acties op het gebied van burgerschapsvorming(11),
–gezien zijn resolutie van 12april 2016 over leren over de EU op school(12),
–gezien zijn wetgevingsresolutie van 16april 2014 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het enquêterecht van het Europees Parlement en tot intrekking van Besluit95/167/EG, Euratom, EGKS van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(13),
–gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Conferentie van de voorzitters van de parlementen van de Europese Unie, die op 24 en 25april 2023 in Praag werd gehouden(14),
–gezien de conclusies van de plenaire vergadering van de 69eConferentie van de organen van de parlementen die gespecialiseerd zijn in de aangelegenheden van de Unie, die van 14 t/m 16mei 2023 in Stockholm werd gehouden(15),
–gezien de Verklaring van León over parlementarisme, aangenomen tijdens de Conferentie ter gelegenheid van de Internationale Dag van het Parlementarisme – Versterking van de parlementen ter verbetering van de democratie, gehouden op 30juni en 1juli 2023 te León(16),
–gezien het verslag over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa(17),
–gezien het document “Proposal of a manifesto for a federal Europe: sovereign, social and ecological” (Voorstel voor een manifest voor een federaal Europa: soeverein, sociaal en ecologisch), aangenomen door de Spinelli-groep op29augustus 2022(18),
–gezien artikel54van zijn Reglement,
–gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A9-0249/2023),
A.overwegende dat de EU en haar parlementen voor gemeenschappelijke, ongekende en complexe uitdagingen staan, die enerzijds worden veroorzaakt door externe factoren zoals de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, de COVID-19-pandemie, de klimaat- en energiecrises, desinformatie, buitenlandse inmenging en digitalisering, en anderzijds door interne factoren zoals de opkomst van het extremisme en de toename van het aantal politieke actoren die polarisatie, populisme, nationalisme, het uiten van beschuldigingen en het opzoeken van de confrontatie verkiezen boven het gezamenlijk zoeken naar oplossingen; overwegende dat het vertrouwen van de burgers in de politiek en de politieke besluitvormers daardoor wordt ondermijnd;
B.overwegende dat er dringend behoefte is aan een gemeenschappelijke definitie van en gemeenschappelijke visie op de liberale parlementaire democratie en dat het dringend noodzakelijk is dat er politieke wil wordt getoond om deze veerkrachtiger te maken teneinde de scheiding der machten te waarborgen en de burgers te stimuleren om bij alle verkiezingen te gaan stemmen;
C.overwegende dat de Europese democratie haar legitimiteit kan versterken door zich aan te passen en in te spelen op de actuele ontwikkelingen; overwegende dat Europa dringend de liberale parlementaire democratie, met inbegrip van het parlementarisme, het Europees burgerschap en de participatieve elementen van de Europese democratie, in stand moet houden, versterken en verder moet ontwikkelen, waarbij gebruik moet worden gemaakt van alle op grond van de Verdragen ter beschikking staande instrumenten; overwegende dat een hervorming van de democratische grondslagen van de Unie nodig is, desnoods door middel van een Verdragswijziging;
D.overwegende dat er zonder democratisch gelegitimeerde instemming van een parlement geen besluitvorming zou mogen plaatsvinden; overwegende dat het Europees Parlement weliswaar de enige rechtstreeks verkozen EU-instelling is en dus het hart vormt van de Europese liberale democratie, maar dat het nog geen algemeen rechtstreeks initiatiefrecht heeft, waarmee het beter in staat zou zijn om de stem van de burgers te vertegenwoordigen en de zorgen van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners tot uitdrukking te brengen;
E.overwegende dat artikel15VEU duidelijk bepaalt dat de Europese Raad geen wetgevings- of uitvoerende taak uitoefent; overwegende dat bepaalde aspecten van het roulerende voorzitterschap van de Raad en de rol van de Raad Algemene Zaken een goed functioneren ervan in de weg staan en dat die moeten worden hervormd om het wetgevingsproces binnen een tweekamerstelsel te verbeteren;
F.overwegende dat het noodzakelijk is dat het gebrek aan evenwicht tussen de instellingen dat in de loop der tijd is ontstaan, wordt aangepakt en dat de wetgevende macht meer mogelijkheden krijgt om de uitvoerende macht te controleren, meer bepaald dat aan het Parlement controlebevoegdheden worden verleend ten aanzien van de Europese Raad, en dat de verplichting van de Commissie om politieke verantwoording af te leggen aan het Parlement, wordt versterkt; overwegende dat de relatie tussen het Parlement en de Raad, vaak voorgesteld als een wetgevingsstelsel met twee kamers, niet altijd overeenkomt met de praktijk en nog niet is geïnstitutionaliseerd;
G.overwegende dat het feit dat in de Raad in bepaalde gevallen nog altijd unanimiteit vereist is, de verwezenlijking van de Europese agenda en de verdere ontwikkeling en hervorming van een Europese democratie in feite belemmert, aangezien een regering van één lidstaat hierdoor de EU-besluitvorming kan blokkeren, hetgeen in veel gevallen indruist tegen het Europees belang;
H.overwegende dat het belangrijk is dat de EU-instellingen meer rekening houden met de rol van het Comité van de Regio’s (CvdR) en het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) als vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden en het maatschappelijk middenveld in het kader van de wetgevingsprocedure;
I.overwegende dat het voorzitterschap van de Conferentie van de voorzitters van de parlementen van de Europese Unie (EUSC), die op 24 en 25april 2023 in Praag werd gehouden, in zijn conclusies aangaf ingenomen te zijn met het tijdens de vergadering van de Conferentie van parlementaire commissies voor Unieaangelegenheden (Cosac) door het Europees Parlement genomen initiatief om “gezamenlijk te werken aan het versterken van de rol van parlementen in een functionerende democratie en na te denken over manieren om het moderne parlementarisme te verbeteren, en de resultaten hiervan mee te delen tijdens de volgende bijeenkomst van de EUSC in Madrid”(19); overwegende dat Cosac tijdens de 69evergadering, die van 14 t/m 16mei 2023 in Stockholm werd gehouden, kennis heeft genomen van deze conclusies van de EUSC, met name van het verzoek aan Cosac om uitwisseling van beste praktijken voor te stellen en na te denken over manieren om het moderne parlementarisme te verbeteren(20);
J.overwegende dat tijdens de Conferentie ter gelegenheid van de Internationale Dag van het Parlementarisme, die op 30juni en 1juli 2023 in León werd gehouden, de Verklaring van León over parlementarisme is aangenomen; overwegende dat in deze verklaring het initiatief van het Europees Parlement wordt ondersteund om een handvest op te stellen over de rol van het parlementarisme in een goed werkende democratie; overwegende dat de definitieve goedkeuring van dit handvest naar verwachting zal plaatsvinden tijdens de EUSC van 21 tot en met 23april 2024 in Madrid(21);
K.overwegende dat in de conclusies van de Conferentie over de toekomst van Europa wordt opgeroepen tot meer Europese democratie, tot verbetering van het EU-besluitvormingsproces om ervoor te zorgen dat de EU in staat is op te treden, en tot versterking van de representatieve democratie, die moet worden aangevuld en verbeterd door meer participatie van de burgers, een betere toegang tot informatie en een nauwere betrokkenheid van jongeren; overwegende dat in de conclusies van de Conferentie over de toekomst van Europa ook wordt opgeroepen tot versterking van het Europees burgerschap, bijvoorbeeld door de opstelling van een statuut voor Europees burgerschap waarin specifieke rechten en vrijheden worden vastgelegd;
L.overwegende dat uit de Conferentie over de toekomst van Europa en andere bestaande succesvolle burgerparticipatieprojecten blijkt dat de burgers geïnteresseerd zijn om op regelmatige basis betrokken te worden bij het democratisch bestel van de Unie; overwegende dat via de Conferentie over de toekomst van Europa ervaring is opgedaan met burgerparticipatie op grote schaal en dat hieruit lering kan worden getrokken;
M.overwegende dat aan het EU-burgerschap en de aan dit burgerschap verbonden rechten, zoals ingevoerd bij het Verdrag van Maastricht en verder versterkt in het Verdrag van Lissabon, slechts ten dele uitvoering wordt gegeven; overwegende veel EU-burgers vaak onvoldoende bekend zijn met hun rechten uit hoofde van het burgerschap van de Unie;
N.overwegende dat een persoon die het burgerschap van een lidstaat verwerft automatisch het EU-burgerschap verwerft, maar dat de EU zelf daar slechts in beperkte mate controle op uitoefent;
O.overwegende dat diverse lidstaten nog steeds beschikken over “gouden visum”-regelingen en investeerdersregelingen waarmee mensen de nationaliteit van de betreffende lidstaat en daarmee ook automatisch het EU-burgerschap kunnen verwerven;
P.overwegende dat burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten, ondanks het bestaan van Richtlijn 93/109/EG van de Raad(22) en Richtlijn 94/80/EG van de Raad(23), die betrekking hebben op de deelname van burgers die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn aan de verkiezingen voor het Europees Parlement respectievelijk gemeenteraadsverkiezingen, nog steeds tegen allerlei obstakels aanlopen als zij willen deelnemen aan verkiezingen voor het Europees Parlement;
Q.overwegende dat overeenkomstig artikel10, lid3, VEU burgers het recht hebben aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen en dat de besluitvorming op een zo open mogelijke wijze plaatsvindt, en zo dicht bij de burgers als mogelijk is; overwegende dat participerende democratie wordt beschouwd als een van de manieren om het politieke bewustzijn en de dialoog met alle burgers van de Unie te verbeteren;
R.overwegende dat de burgers nog altijd onvoldoende bekend zijn met de bestaande participatie-instrumenten, zoals het Europees burgerinitiatief, de mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen bij het Europees Parlement of een klacht bij de Europese Ombudsman, openbare raadplegingen en burgerdialogen; overwegende dat de participerende democratie in de EU gekenmerkt wordt door een hoge mate van versnippering van de participatie-instrumenten en een gebrekkige follow-up, waardoor die slechts in beperkte mate succesvol zijn en geen omvattende en efficiënte participatie-infrastructuur kunnen vormen;
S.overwegende dat bij maatregelen ter versterking van de burgerparticipatie en de democratie de digitale kloof in de EU en de daaruit voortvloeiende problemen wat betreft burgerparticipatie in aanmerking moeten worden genomen;
T.overwegende dat de nieuwe burgerpanels die de Commissie heeft voorgesteld als follow-up van de Conferentie over de toekomst van Europa slechts beperkte bevoegdheden hebben en niet voldoen aan de verwachtingen van de burgers zoals die tot uiting zijn gebracht tijdens de Conferentie;
U.overwegende dat het referendum als instrument voor directe democratie momenteel op EU-niveau niet bestaat; overwegende dat het Europees Parlement er herhaaldelijk op heeft aangedrongen om het gebruik van EU-brede referenda over fundamentele kwesties die een paradigmaverandering teweeg zouden brengen in het optreden en beleid van de EU, zoals een Verdragshervorming, nader te onderzoeken;
V.overwegende dat er sprake is van een enorme gedragsverandering in het mediagebruik, met name onder jongeren, die negatieve gevolgen kan hebben voor de toegang tot op feiten gebaseerde, goed onderzochte informatie en tegelijkertijd de beschikbaarheid van gepolariseerde inhoud van slechte kwaliteit kan vergroten, waardoor samenlevingen versnipperd kunnen raken en democratieën kunnen worden ondermijnd; overwegende dat toegang tot onafhankelijke, pluralistische mediadiensten van hoge kwaliteit de hoeksteen is van een goed functionerende democratie;
Parlementarisme
1.erkent dat de liberale parlementaire democratie momenteel onder druk staat vanwege gemeenschappelijke en ongekende uitdagingen en dringend moet worden ondersteund, versterkt en verder ontwikkeld; wijst erop dat parlementen binnen de Europese democratie centraal staan en een zeer belangrijke rol spelen als rechtstreeks door de burgers gekozen kamers, als wetgevers en als controleurs van de uitvoerende macht; wijst erop dat de liberale democratie zich alleen maar kan bewijzen als het parlementarisme goed functioneert; onderstreept de noodzaak van een gemeenschappelijke visie, van fundamentele beginselen en van een definitie van liberale parlementaire democratie; is dan ook ingenomen met het initiatief van het Europees Parlement om samen met de parlementen van de EU-lidstaten een gemeenschappelijk “Handvest inzake de rol van parlementen in een functionerende liberale democratie” te ontwikkelen;
2.denkt dat de huidige tendens binnen de EU om over te stappen van een “parlementaire” naar een “regeringsdemocratie” alle parlementen in het besluitvormingsproces verzwakt; betreurt dat de machtsongelijkheid toeneemt doordat de Raad en de Europese Raad steeds meer macht krijgen en dat de institutionele structuur van de EU, zoals vastgelegd in de Verdragen, wordt uitgehold; is daarbij van mening dat, met het oog op de democratische legitimiteit, het evenwicht moet worden hersteld door het Parlement gelijkwaardige rechten toe te kennen; is van oordeel dat de praktijk van de Europese Raad om “de Raad en de Commissie opdrachten te geven” verder gaat dan de rol van strategische sturing die hem door de Verdragen is toebedeeld, en dus indruist tegen zowel de letter als de geest van de Verdragen; acht het noodzakelijk dat de bevoegdheidsverdeling en het subsidiariteitsbeginsel zoals vastgelegd in de Verdragen worden geëerbiedigd;
3.is er stellig van overtuigd dat parlementen in een democratie deel moeten uitmaken van elk besluitvormingsproces; benadrukt dat het Europees Parlement, als enige rechtstreeks verkozen EU-instelling, het algemeen rechtstreeks recht van wetgevingsinitiatief, het enquêterecht en volledige bevoegdheid over de begroting moet krijgen, en dat het, als door de EU-burgers gekozen kamer, de drijvende kracht achter de strategische prioriteiten van de Europese wetgevingsagenda moet zijn; pleit in dit kader voor wijziging van de artikelen 225 en 226 VWEU;
4.herhaalt zijn voorstel om de Raad om te vormen tot een echte wetgevende kamer door het aantal Raadsformaties bij besluit van de Europese Raad terug te brengen, om op die manier een wetgevingssysteem te creëren dat daadwerkelijk uit twee kamers bestaat waarbij het Europees Parlement en de Raad betrokken zijn en waarbij de Commissie als uitvoerende macht optreedt; is van mening dat het roulerende voorzitterschap van de Raad van de EU moet worden hervormd om het wetgevingsproces binnen een tweekamerstelsel efficiënter te maken; stelt voor om de Raad Algemene Zaken om te vormen tot een wetgevende raad die in het openbaar vergadert, net als de plenaire vergadering van het Europees Parlement, en om alle andere Raadsformaties om te vormen tot transparante voorbereidende structuren die op gezette tijden in het openbaar vergaderen en een werkwijze hanteren die vergelijkbaar is met die van de commissies in het Europees Parlement;
5.doet nogmaals de oproep die het al vele malen aan de Raad heeft gedaan om over te stappen van besluitvorming met eenparigheid van stemmen op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, en dit op korte termijn te doen waar dit op grond van de Verdragen mogelijk is, bijvoorbeeld door toepassing te geven aan de diverse passerelle-clausules in de Verdragen, en dit permanent mogelijk te maken door de Verdragen daartoe te wijzigen, om het blokkeren van wetgeving door lidstaten te voorkomen, het vermogen van de EU om op te treden te vergroten en de besluitvorming inde EU efficiënter, doeltreffender en democratischer te maken;
6.acht het noodzakelijk dat het Parlement zijn taken op het gebied van politieke controle op de Commissie versterkt, onder meer door de mogelijkheid in te voeren om moties van afkeuring tegen individuele commissarissen in te dienen;
7.benadrukt dat bijzondere wetgevingsprocedures waarbij het recht van wetgevingsinitiatief door de Verdragen aan het Parlement is toegekend, moeten voorzien in onderlinge gedachtewisselingen over de vaststelling van een wetgevingskalender voor de desbetreffende initiatieven, om te waarborgen dat het beginsel van loyale samenwerking tussen alle drie instellingen wordt geëerbiedigd; verwacht in dit verband dat er een nieuwe impuls zal worden gegeven aan de interinstitutionele besprekingen tussen het Parlement en de Raad over de broodnodige hervorming van de Europese kieswet en over het enquêterecht van het Europees Parlement;
8.roept het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op betere modaliteiten te blijven creëren voor de samenwerking met het CvdR en het EESC, ook tijdens de voorbereiding van de wetgeving, om te waarborgen dat gedurende de volledige wetgevingsprocedure rekening gehouden wordt met hun adviezen en beoordelingen; pleit er met name voor dat de informele samenwerking op zowel het niveau van de commissies als fracties tussen de betrokken actoren van de drie instellingen wordt geïntensiveerd, en dat de rapporteurs van het CvdR en het EESC in voorkomend geval worden uitgenodigd om deel te nemen aan de behandeling van ontwerpverslagen in de parlementaire commissies en aan debriefings over interinstitutionele onderhandelingen;
9.benadrukt dat parlementen een sleutelrol spelen in het hart van de democratie en acht het noodzakelijk dat de duidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende niveaus van de Europese liberale democratie, te weten het lokaal, het regionaal, het nationaal en het Europees niveau, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals vastgelegd in artikel5 VEU, wordt geëerbiedigd, teneinde de democratische legitimiteit en een efficiënt besluitvormingsproces te waarborgen en het vertrouwen in en de samenwerking tussen parlementen op verschillende niveaus te verbeteren; wijst er in dit verband op dat de nationale parlementen het beste in staat zijn om het optreden van hun overheden op het gebied van Europese aangelegenheden te controleren, en dat de Europese uitvoerende macht democratische verantwoording verschuldigd is aan het Europees Parlement, hetgeen ook de legitimiteit daarvan waarborgt; wijst op de noodzaak van regelmatig politiek overleg en contact tussen de parlementen om het inzicht in en de kennis over de parlementaire werkzaamheden en besluiten te vergroten, onder meer in het kader van de EUSC en de Cosac;
10.wijst er andermaal op dat in het kader van de werkzaamheden van de EU-instellingen zorgvuldiger toepassing moet worden gegeven aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, met name door samen te werken met de nationale parlementen in overeenstemming met de prerogatieven die de Verdragen reeds bieden, en dat nationale parlementen en vertegenwoordigers op lokaal niveau een prominentere rol moeten gaan spelen in het besluitvormingsproces om te komen tot “actieve subsidiariteit” en zo hun betrokkenheid bij het EU-beleid te vergroten;stelt daarnaast voor de “actieve subsidiariteit” te versterken door de nationale parlementen het recht te geven voorstellen in te dienen bij het Europees Parlement; steunt in dat verband het programma Bouwen aan Europa met lokale entiteiten, dat bedoeld is om een Europees netwerk van lokale gekozen politici op te zetten dat overleg voert met de Europese Unie;
11.onderstreept dat een parlement dat fysiek bijeenkomt voor een levendige parlementaire democratie zorgt; wijst erop dat de digitalisering en de pandemie hebben bijgedragen tot de digitale transformatie van parlementen en leden die anders zouden zijn uitgesloten in staat hebben gesteld deel te nemen aan het parlementaire bestel; benadrukt dat gedigitaliseerde processen niet in de plaats mogen komen van stemmingen, debatten en onderhandelingen met fysieke aanwezigheid, behalve in specifieke omstandigheden; merkt op dat een intensiever gebruik van digitale technologieën kan bijdragen tot sterkere politieke banden tussen de parlementen op nationaal, regionaal en Europees niveau, tot een betere communicatie, informatie-uitwisseling en bewustmaking, tot minder uitstoot door vervoer en reizen en tot nauwere contacten met de burgers;
12.maakt zich ernstig zorgen over de snelle en grootschalige opkomst van gerichte desinformatiecampagnes en het misbruik van generatieve artificiële intelligentie om burgers te beletten weloverwogen keuzes te maken en uiteindelijk democratische processen binnen de Unie te ondermijnen; roept de nationale parlementen van de lidstaten op om in het kader van de interparlementaire samenwerking in Cosac-verband regelmatige uitwisselingen te organiseren met het Europees Parlement over de bescherming van hun democratie tegen buitenlandse inmenging en informatiemanipulatie; pleit voor een gecoördineerde EU-strategie die gericht is op de aanpak van bedreigingen voor de onafhankelijkheid van de media en voor de oprichting van een permanent EU-fonds voor redactionele en nieuwsmedia dat over aanzienlijke middelen beschikt;
13.benadrukt dat het vertrouwen van de kiezers in verkiezingsprocessen moet worden vergroot door ervoor te zorgen dat alle verkiezingen vrij en eerlijk verlopen; verzoekt de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa in dit verband verkiezingswaarnemingsmissies te organiseren tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2024; moedigt de lidstaten aan wederom van deze mogelijkheid gebruik te maken;
Europees burgerschap
14.pleit ervoor dat er een EU-burgerschapsstatuut wordt gecreëerd om de burgerschapsspecifieke rechten en vrijheden te verduidelijken en consolideren die de burgers in de Unie met elkaar verbinden; verzoekt de Raad en de Commissie concrete stappen te ondernemen om burgerschapsspecifieke rechten en vrijheden volgens de procedure van artikel25 VWEU uit te breiden; onderstreept dat het statuut de beginselen en waarden van de Unie tastbaarder zal maken en de burgers ook nieuwe middelen zal bieden om deze te beschermen en te handhaven;
15.wijst erop dat er een nauw verband is tussen doeltreffende burgerdialogen en actieve burgerparticipatie en de Europese dimensie van burgerschapseducatie; wijst er daarom op dat de Europese dimensie van burgerschapseducatie in lesprogramma’s en buitenschoolse activiteiten moet worden versterkt om ervoor te zorgen dat burgers zich actief opstellen en zich informeren, zodat ze in staat zijn ten volle deel te nemen aan het maatschappelijk en sociaal leven op Europees en nationaal niveau en aan het democratisch bestel van de Unie; dringt er bij de Commissie op aan een omvattende Europese strategie te ontwikkelen ter versterking van de burgerschapscompetenties in de EU en ondersteunende maatregelen te ontwikkelen die erop gericht zijn gelijke toegang tot burgerschapseducatie te bieden; wijst erop dat het maatschappelijk middenveld en universiteiten en andere onderzoeksorganisaties in een dergelijke strategie een belangrijke rol moeten spelen;
16.verzoekt de Commissie en de lidstaten EU-burgers uit andere lidstaten (d.w.z. burgers van de Unie die in een lidstaat verblijven waarvan zij geen onderdaan zijn) beter te informeren over hun recht om te stemmen of zich kandidaat te stellen bij de gemeenteraads- en Europese verkiezingen; benadrukt dat overwogen moet worden het actief en passief kiesrecht van die “mobiele” EU-burgers uit te breiden tot de regionale en nationale verkiezingen in de lidstaten; wijst erop dat de Raad en de Commissie dergelijke rechten in het leven kunnen roepen door toepassing te geven aan de procedure van artikel25 VWEU en deze rechten op termijn vast te leggen in artikel22 VWEU door middel van een Verdragswijziging; acht het noodzakelijk dat er samen met het maatschappelijk middenveld bewustmakingscampagnes over deze rechten worden opgezet; wijst erop dat alle nog bestaande administratieve belemmeringen moeten worden weggenomen en dat ervoor moet worden gezorgd dat mobiele EU-burgers, met name kwetsbare en gemarginaliseerde groepen, niet meer worden gediscrimineerd, maar gelijke mogelijkheden hebben;
17.herhaalt zijn pleidooi voor de invoering van een geharmoniseerde leeftijd voor het actief en passief kiesrecht in alle lidstaten teneinde discriminatie te voorkomen; beveelt aan een minimumleeftijd van 16jaar in te voeren, zonder afbreuk te doen aan de bestaande grondwettelijke orde, zodat wordt aangesloten bij de huidige rechten en plichten van Europese jongeren in sommige lidstaten;
18.herinnert eraan dat het Europees Parlement herhaaldelijk zijn bezorgdheid heeft geuit over het feit dat nationale regelingen waarbij het EU-burgerschap direct of indirect wordt verkocht, het concept zelf van het Europese burgerschap ondergraven; verzoekt de betrokken lidstaten een einde te maken aan dergelijke praktijken;
19.is zeer bezorgd over de praktijk van sommige lidstaten om hun burgers hun kiesrecht bij de nationale parlementsverkiezingen te ontnemen wanneer zij in het buitenland wonen; dringt er bij deze lidstaten op aan een einde te maken aan deze vorm van ontneming van het kiesrecht;
Aanvulling op de representatieve democratie door meer burgerparticipatie
20.wijst er nogmaals op dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zich er overeenkomstig de oprichtingstekst van de Conferentie over de toekomst van Europa toe hebben verbonden effectief gevolg te geven aan de conclusies van de Conferentie, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en in overeenstemming met de Verdragen; pleit ervoor dat er met spoed en op consistente wijze een follow-up wordt gegeven aan het eindverslag van de Conferentie, waarin door de Europese burgerpanels van de Conferentie 49voorstellen worden gepresenteerd en 326 concrete maatregelen worden voorgesteld; stelt nogmaals voor een Conventie bijeen te roepen met het oog op een herziening van de Verdragen;
21.is van oordeel dat het verbeteren en ontwikkelen van participatiemechanismen binnen de EU een van de manieren is waarop tegemoet kan worden gekomen aan de verwachtingen van de Europese burgers ten aanzien van een regelmatigere en betekenisvollere betrokkenheid bij het democratisch bestel van de Unie(24);
22.benadrukt dat er in de EU een betere omvattende participatie-infrastructuur moet worden ontwikkeld, met een betere koppeling en integratie van bestaande participatie-instrumenten en betere mogelijkheden voor permanente participatie; benadrukt dat de versnippering van de participatie-infrastructuur van de EU moet worden aangepakt door een éénloketsysteem op te zetten voor alle Europese participatie-instrumenten, inclusief een institutioneel kader voor het beheer van het centrale punt en de betrekkingen ervan met de burgers;
23.wijst erop dat in een steeds complexer wordende wereld waar moet worden gezocht naar levensvatbare en democratische compromissen, mechanismen en instrumenten voor directe of participerende democratie een aanvulling kunnen vormen op maar geen vervanging mogen zijn van de representatieve liberale parlementaire democratie; merkt op dat mechanismen voor directe of participerende democratie nuttige instrumenten kunnen zijn, mits aan bepaalde vereisten wordt voldaan; stelt met name voor om de bestaande Europese participatie-instrumenten efficiënter te maken door te voorzien in een verplichte zinvolle follow-up;
24.wijst er nogmaals op dat een betere en verhoogde participatie alleen mogelijk zal zijn als het probleem van discriminatie, met name als gevolg van de digitale kloof en de daaruit voortvloeiende belemmeringen voor de burgerparticipatie in het democratische bestel van de Unie, wordt aangepakt; wijst er andermaal op dat digitale toepassingen ter bevordering van burgerparticipatie eenvoudig en intuïtief moeten zijn;
25.stelt voor om representatieve deliberatieve participatieprocessen naar het model van de Europese burgerpanels van de Conferentie over de toekomst van Europa te institutionaliseren; is van mening dat “minipublieken” met willekeurig geselecteerde deelnemers die subgroepen van de sociaal-economische structuur van de Unie en daarmee het hele maatschappelijke spectrum vertegenwoordigen, zodanig moeten worden georganiseerd, dat ongelijke toegang tot deelname aan het democratische bestel van de Unie wordt voorkomen doordat burgers die anders deze kans wellicht niet zouden krijgen, de gelegenheid wordt geboden hun standpunten te uiten;
26.acht het van belang dat actief burgerschap en een doeltreffende burgerparticipatie op EU-niveau worden versterkt en dat de burgers daarvoor specifieke kennis verwerven over de EU en over de Europese dimensie van de onderwerpen die ter tafel liggen; benadrukt dat het gebrek aan bekendheid met het beleid en de besluitvorming van de EU bij het grote publiek moet worden aangepakt door middel van beter onderwijs over de EU op scholen; dringt met name aan op specifieke scholing en een permanente overlegstructuur waarin de burgers in burgerpanels de nodige informatie krijgen, in voorkomend geval aangevuld met steun van deskundigen, om te kunnen deelnemen aan open debatten die tot aanbevelingen en conclusies kunnen leiden;
27.stelt met name voor om, in overeenstemming met het acquis van de EU, een gestructureerd participatiemechanisme in het leven te roepen, de Europese Agora genaamd, dat de jaarlijkse beleidscyclus van de EU volgt en in het kader waarvan overleg wordt gevoerd over de prioriteiten van de EU voor het komende jaar, waarvan de resultaten op 9mei 2023 worden gepresenteerd als input voor het raadplegingsproces over het jaarlijks werkprogramma van de Commissie; merkt op dat die resultaten ook een voorstel voor het specifieke thema van het Europees Jaar in de volgende jaarlijkse cyclus moeten omvatten; stelt voor dat vertegenwoordigers van het Europees Parlement geregeld worden geïnformeerd over de ontwikkelingen in het kader van dit overleg, zodat die daar rekening mee kunnen houden bij hun parlementaire werkzaamheden;
28.benadrukt dat de burgers in de Europese Agora het hele jaar door overleggen over onderwerpen in verband met het specifieke thema van het Europees Jaar, en dat hun voorstellen en conclusies aan het eind van het jaar moeten worden gepresenteerd; is van mening dat er verschillende mogelijkheden voor de follow-up door het Parlement moeten worden vastgesteld, rekening houdend met de grootte van de meerderheden die deze conclusies in het panel steunen, en dat deze follow-up debatten, hoorzittingen, parlementaire vragen of verslagen kan omvatten;
29.stelt voor om een jongerencomponent van de Agora een Europese Jongerenvergadering te laten vormen, die de toepassing van de “jongerentoetsing” in het hele wetgevingsproces van de EU kan monitoren, zoals door de Conferentie over de toekomst van Europa is verzocht; stelt voor dat het Europees Parlement in contact treedt met het Comité van de Regio’s en het Economisch en Sociaal Comité om een mechanisme op te zetten met vertegenwoordigers zoals jonge lokale verkozen politici, vertegenwoordigers van het jongerenmiddenveld en de sociale partners dat nauw samenwerkt met de Jongerenvergadering om de jongerentoetsing uit te voeren; wijst er in dit verband op dat het noodzakelijk is om specifiek met jongeren in contact te treden over de toekomst van Europa, omdat de besluiten die nu worden genomen hun toekomst zullen bepalen;
30.herhaalt zijn al vaak gedane oproep om te onderzoeken of de EU-Verdragen kunnen worden gewijzigd, zodat er EU-brede referenda kunnen worden gehouden over fundamentele aangelegenheden die kunnen leiden tot paradigmaverschuivingen in het optreden en het beleid van de Europese Unie, zoals een hervorming van de EU-Verdragen; onderstreept in dit verband dat de uitslag van het referendum alleen mag worden aangenomen als er een dubbele meerderheid voor is, die een meerderheid van de lidstaten en een meerderheid van de stemmers vertegenwoordigt; stelt voor dat een dergelijk EU-breed referendum gelijktijdig met de verkiezingen voor het Europees Parlement zou kunnen worden gehouden, waarbij er een extra stembriefje ingevuld zou moeten worden voor de fundamentele constitutionele kwestie waarop het referendum betrekking heeft; wijst erop dat Europese referenda in de hele Unie idealiter op dezelfde dag moeten worden gehouden;
31.stelt voor pan-Europese onlineburgerraadplegingen in te voeren, die door het Europees Parlement worden georganiseerd; denkt dat als alle burgers de kans krijgen om hun mening te geven over actuele Europese aangelegenheden, dit hun vertrouwen en inzicht in het Europese besluitvormingsproces zal vergroten; meent dat dit nieuwe participatiemechanisme de rol van het Parlement ten opzichte van de andere instellingen versterkt;
32.wijst op het potentieel voor de uitoefening van het Europees burgerschap door middel van online-instrumenten zoals onlineraadplegingen en het online verzamelen van handtekeningen voor Europese burgerinitiatieven; wijst erop dat elektronische identificatie het gebruik van dergelijke instrumenten op Europees niveau kan vergemakkelijken en allerlei opties voor toegang tot openbare diensten kan bieden; adviseert de lidstaten om op lokaal en nationaal niveau voorzieningen voor e-democratie in te voeren en deze op de juiste wijze in het politieke proces te integreren;
33.pleit ervoor dat in het programma Digitaal Europa en andere programma’s ter bevordering van digitalisering in de EU de doelstelling wordt opgenomen om de toegang tot overheidsinstanties te vereenvoudigen via de verschillende diensten of het gebruik van toepassingen voor burgerparticipatie; dringt aan op onderzoek naar en investeringen in het vergemakkelijken van deze toegang, om de digitale kloof zo veel mogelijk te verkleinen en de sociale en democratische kwaliteit zo veel mogelijk te vergroten;
o oo
34.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Commissie, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa.
Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PB L329 van 30.12.1993, blz.34).
Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten (PBL368 van 31.12.1994, blz.38).