Bestrijding van armoede, sociale uitsluiting en discriminatie
Door de lidstaten te steunen bij de bestrijding van armoede, sociale uitsluiting en discriminatie wil de Europese Unie de inclusiviteit van de Europese samenleving versterken, de samenhang vergroten en iedereen gelijke toegang tot de beschikbare kansen en middelen geven.
Rechtsgrond
Artikel3, lid3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie(VEU), de artikelen19 en 145t/m161 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie(VWEU), en titel III van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Doelstellingen
Armoede en sociale uitsluiting bestrijden behoort tot de specifieke doelstellingen van de EU en haar lidstaten op het gebied van sociaal beleid. Overeenkomstig artikel 153VWEU dient sociale inclusie uitsluitend te worden verwezenlijkt op grond van samenwerking van niet-wetgevende aard — de open coördinatiemethode (OCM) — terwijl artikel 19VWEU de EU in staat stelt maatregelen te nemen om discriminatie te bestrijden, zowel door mogelijke slachtoffers juridische bescherming te bieden als door stimuleringsmaatregelen te nemen.
Resultaten
A. Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting
Tussen 1975 en 1994 heeft de Europese Economische Gemeenschap diverse proefprojecten en -programma’s uitgevoerd om armoede en uitsluiting tegen te gaan. Wegens het ontbreken van een rechtsgrond werd er op dit gebied echter voortdurend bezwaar gemaakt tegen de activiteiten van de Gemeenschap.
Deze situatie veranderde in 1999 met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, waarin de uitbanning van sociale uitsluiting als doelstelling van het sociaal beleid van de Gemeenschap werd verankerd. In 2000 werd het Comité voor sociale bescherming opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten onderling en met de Commissie te bevorderen (artikel160 VWEU).
Met de Lissabonstrategie die in 2000 in het leven werd geroepen, is een monitoring- en coördinatiemechanisme opgezet om doelstellingen vast te stellen en armoede te meten aan de hand van een reeks indicatoren. Die strategie bevatte ook richtsnoeren voor de lidstaten en nationale actieplannen tegen armoede en stelde een nieuw kader voor samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten vast: de open coördinatiemethode (OCM), een vrijwillig proces voor politieke samenwerking op basis van overeengekomen gemeenschappelijke doelstellingen en indicatoren. Belanghebbenden, waaronder de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, werken ook mee aan dit proces. Sinds 2006 is er een nieuw kader voor sociaal beleid: de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en integratie (sociale OCM). Dit kader omvat drie afzonderlijke OCM’s: voor sociale inclusie, gezondheidszorg en langdurige zorg, en pensioenen.
In haar van oktober2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, stelde de Commissie dat de lidstaten een geïntegreerde alomvattende strategie voor de actieve inclusie van de personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, moeten ontwerpen en ten uitvoer moeten leggen, waarin passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten worden gecombineerd.
De Europa2020-strategie bevatte een nieuw gemeenschappelijk streefdoel in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting: het aantal Europeanen dat onder de nationale armoedegrens leeft uiterlijk in 2020 met25% verminderen en ruim 20miljoen mensen een uitweg uit de armoede bieden. Deze doelstelling is niet gehaald. In het van maart 2021 heeft de Commissie een nieuw kerndoel vastgesteld: vermindering van het aantal mensen dat in armoede leeft met ten minste 15 miljoen (waaronder ten minste 5miljoen kinderen) uiterlijk in 2030. De bijbehorende nationale streefdoelen zijn in juni2022 gepresenteerd.
In december2010 heeft de Commissie als een van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa2020-strategie het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting opgezet. Daarnaast heeft ze een lijst van belangrijke initiatieven opgesteld, waaronder een beoordeling van strategieën voor actieve inclusie op nationaal niveau en een .
Na de invoering van het Europees Semester in 2010 kwam de Commissie in 2013 met een om de sociale dimensie in het bestuur van de economische en monetaire unie te versterken, naar aanleiding van oproepen van de Europese Raad en het Parlement. Een van de belangrijkste aspecten van dit voorstel was het sociaal scorebord, dat bestaat uit een reeks indicatoren, waaronder indicatoren met betrekking tot inkomensongelijkheid, het beschikbare inkomen van huishoudens, het percentage van de bevolking dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd, het percentage jongeren dat geen baan heeft en geen onderwijs of opleiding volgt en de gevolgen van sociale overdrachten voor de terugdringing van armoede.
In ԴDZ2017 zegden de drie voornaamste EU-instellingen in een gezamenlijke verklaring hun steun toe aan de . In deze pijler worden sociale bescherming en inclusie als een van drie kerndoelstellingen beschouwd (2.3.1 Sociaal en werkgelegenheidsbeleid: algemene beginselen). De Europese pijler van sociale rechten is ingezet voor een reeks wetgevings- en beleidsinitiatieven, zoals betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, en voor de ontwikkeling van het pakket sociale rechtvaardigheid, dat onder andere bestaat uit tot oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit en de van 8november2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen, alsook betreffende toereikende minimumlonen met als doel armoede onder werkenden tegen te gaan.
Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten van maart 2021 omvatte een aantal initiatieven: de , de , , de , de en een , die 21aanbevelingen heeft geformuleerd om de socialezekerheidsstelsels en de welvaartsstaten te versterken. In juni2021 hebben de ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken hun goedkeuring gehecht aan een herziene lijst van kernindicatoren van het sociaal scorebord.
B. Antidiscriminatiewetgeving
Het jaar1997 kan worden beschouwd als een keerpunt. Toen werd namelijk een nieuw artikel (nuartikel19VWEU) toegevoegd aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, waarin de Raad in staat werd gesteld maatregelen te nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden. In 2003 werd dit artikel bij het Verdrag van Nice gewijzigd om het treffen van stimuleringsmaatregelen mogelijk te maken. In2009 is het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in werking getreden, dat diverse artikelen over gelijkheid en non-discriminatie bevat. In 2011 werd de EU voor het eerst in de geschiedenis partij bij een internationaal mensenrechtenverdrag: het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD). In de Europese pijler van sociale rechten van 2017 werden de beginselen van gendergelijkheid en gelijke kansen bekrachtigd.
Op het gebied van gendergelijkheid en gelijke kansen zijn een aantal richtlijnen vastgesteld:
- de (2000/43/EG);
- de (2000/78/EG);
- de (2006/54/EG), waarin een aantal eerdere richtlijnen met betrekking tot gelijke kansen voor mannen en vrouwen werden samengevoegd;
- betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, waarin wordt uitgegaan van een breder perspectief voor de verdeling van zorgtaken tussen vrouwen en mannen;
- inzake het verbeteren van het genderevenwicht bij bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen;
- richtlijnen over normen voor organen voor gelijke behandeling;
- ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Daarnaast is over een voorstel uit 2008 voor een (de horizontale antidiscriminatierichtlijn) in de Raad nog steeds geen consensus bereikt.
C. EU-financiering
Het belangrijkste financieringsinstrument is het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) dat EU-middelen beschikbaar stelt voor de medefinanciering van maatregelen die erop gericht zijn armoede, uitsluiting en discriminatie te bestrijden en de meest kansarme groepen te helpen om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt (2.3.2 Europees Sociaal Fonds).
Voor de periode 2021-2027 beschikt het ESF+ over een totale begroting van bijna 99,3miljardEUR. In de is bepaald dat 25% van de middelen bestemd is voor sociale inclusie, dat er ten minste 3% moet worden besteed aan voedselhulp en fundamentele materiële bijstand voor de meest behoeftigen, en dat in de lidstaten waar het aantal kinderen met een grote kans op armoede boven het EU-gemiddelde ligt, ten minste 5% van de ESF+- middelen moet worden besteed aan maatregelen om de gelijke toegang voor kinderen tot gratis gezondheidszorg, onderwijs en kinderopvang, fatsoenlijke huisvesting en adequate voeding te verbeteren.
Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) werd in2014 opgericht met . Het fonds ondersteunt maatregelen van de lidstaten om materiële bijstand aan de meest behoeftigen te bieden, in combinatie met maatregelen om sociale inclusie te bevorderen. In de huidige programmeringsperiode is dit fonds geïntegreerd in het ESF+.
In september2020 werd het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) ingesteld, teneinde de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om het hoofd te bieden aan de COVID-19-pandemie en om banen en inkomens veilig te stellen, met name door middel van regelingen voor arbeidstijdverkorting. Toen het instrument op 31december 2022 afliep, had het de lidstaten 98,4miljardEUR aan back-to-backleningen verstrekt.
De is in februari2021 in werking getreden met als doel tot eind2026 maximaal 723,8miljardEUR aan financiering ter beschikking te stellen om de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis te verzachten. Twee van de zes pijlers van de faciliteit dragen bij aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
In maart2022 heeft de Commissie na de Russische invasie van Oekraïne een voorstel ingediend voor cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE) om de regels van het cohesiebeleid voor de periode2014-2020 flexibeler te maken. De lidstaten kunnen deze middelen gebruiken om noodmaatregelen te financieren en onmiddellijke steun te verlenen op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie. Met de wordt de bestaande steun in het kader van CARE uitgebreid.
In het kader van de transitie naar een klimaatneutrale economie heeft de Europese Unie een reeks maatregelen vastgesteld om ervoor te zorgen dat de armoede en sociale uitsluiting niet verder toenemen. Voorbeelden daarvan zijn het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, met inbegrip van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, en het sociaal klimaatfonds.
D. EU-strategieën voor specifieke groepen
In 2021 presenteerde de Commissie een nieuwe . Vijf van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de strategie zijn uitgevoerd, waaronder het Europees kenniscentrum AccessibleEU, het gehandicaptenplatform en de Europese gehandicaptenkaart. De uitvoering van de strategie kan worden gevolgd op de van de Commissie.
De Commissie-Von der Leyen heeft het bouwen aan een Unie van gelijkheid een hoofdprioriteit gemaakt, wat tot een aantal nieuwe initiatieven heeft geleid:
- de die voortbouwt op het strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019;
- ;
- het ;
- het ;
- de ;
- de ;
- het , dat voorstellen bevat op vier terreinen (onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en gezondheid) met als doel de integratie en sociale inclusie van migranten en mensen met een migratieachtergrond te bevorderen;
- de .
EU-maatregelen zijn vaak gericht op jongeren. Met het oog op het hoge aantal werkloze jongeren heeft de Commissie in 2012 een werkgelegenheidspakket voor jongeren voorgesteld. In 2013 volgde de jongerengarantie. Een ander initiatief om nieuwe kansen voor jongeren te creëren was het Europees Solidariteitskorps dat in december2016 door de Commissie in het leven werd geroepen. Als reactie op de COVID-19-pandemie en de onevenredige gevolgen daarvan voor jongeren deed de Commissie een voorstel voor het , met onder andere een . De Commissie lanceerde in het kader van het ESF+ een nieuw initiatief voor arbeidsbemiddeling onder de naam ALMA (Aim, Learn, Master, Achieve) om kwetsbare jonge Europeanen te bereiken die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen en ze te helpen hun weg te vinden naar de arbeidsmarkt. De eerder genoemde omvat maatregelen om armoede, racisme en discriminatie van kinderen aan te pakken en de heeft tot doel sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden door te waarborgen dat kinderen in nood toegang hebben tot een reeks essentiële diensten. Om de verwezenlijking van de doelstellingen van de kindergarantie te ondersteunen, heeft de Commissie in januari2024 een nieuw monitoringkader gepresenteerd dat door de lidstaten moet worden gehanteerd als onderdeel van het Europees Semester.
Onder andere sinds de vaststelling in 2016 van een op de arbeidsmarkt wordt in het beleid ook aandacht besteed aan personen die kampen met langdurige werkloosheid.
Rol van het Europees Parlement
Het Parlement heeft diverse resoluties aangenomen om de EU-maatregelen te versterken teneinde armoede terug te dringen en de omstandigheden en vooruitzichten van kansarmen te verbeteren, bijvoorbeeld in toen het zijn bezorgdheid uitsprak over de verwoestende sociale gevolgen van de COVID-19-crisis, en in. In deze resoluties pleitte het Parlement voor robuuste stelsels van sociale voorzieningen en voor een Europese werkloosheidsherverzekering. In februari2021 herhaalde het Parlement dit laatste verzoek in een . In diezelfde resolutie drong het Parlement ook aan op een overkoepelende Europese armoedebestrijdingsstrategie en verzocht het de Commissie een EU-kader voor het minimuminkomen te presenteren. Het verzoek van het Parlement van 2015 om een Europese kindergarantie werd ingewilligd met een aanbeveling van de Raad van juni 2021.
In het Verdrag van Lissabon (artikel19, lid1, VWEU) is bepaald dat het Parlement de bevoegdheid heeft zijn goedkeuring te geven voor de vaststelling van antidiscriminatiewetgeving. Het Parlement speelde een cruciale rol in de discussie die leidde tot de opname van dit artikel in het Verdrag en het heeft de Commissie en de lidstaten er herhaaldelijk toe opgeroepen toe te zien op de volledige en tijdige tenuitvoerlegging van de antidiscriminatierichtlijnen. In een gaf het Parlement uiting aan zijn teleurstelling over de geringe vooruitgang die geboekt is met de horizontale antidiscriminatierichtlijn en verzocht het de Commissie en de Raad om de onderhandelingen te hervatten. Het Parlement herhaalde deze verzoeken vervolgens in diverse resoluties en in oktober2019 volgde er een plenair debat over dit onderwerp.
Het Parlement heeft er eveneens op aangedrongen om gendergelijkheid te integreren in begrotingen en beleidsvorming en om bij de ontwikkeling van nieuw beleid telkens een gendereffectbeoordeling uit te voeren. In enkele resoluties is ook bezorgdheid geuit over de genderdimensie van armoede en de genderpensioenkloof (bijvoorbeeld die van en ). Een ging over het versterken van de positie van vrouwen en meisjes via de digitale sector. In een over armoede onder vrouwen in Europa onderkende het Parlement dat het wegnemen van bestaande belemmeringen voor gelijkheid op de arbeidsmarkt en bij de toegang tot betaalbare diensten, zoals langdurige zorg en kinderopvang, een essentiële strategie is om armoede onder vrouwen uit te bannen.
Het Parlement heeft gepleit voor de verbetering van de rechten van personen met een handicap. Het heeft onder andere om een ambitieuze Europese strategie inzake handicaps voor de periode na 2020 en heeft de andere EU-instellingen en de lidstaten ertoe hun engagement voor inclusieve gelijkheid voor personen met een handicap te bevestigen en het UNCRPD volledig ten uitvoer te leggen.
Het Parlement heeft tevens op de problemen van specifieke groepen tijdens de pandemie door op te roepen tot een alomvattende strategie voor armoedebestrijding. Op 8juli 2020 nam het Parlement een aan. In zich meer in te zetten voor de bestrijding van sociale uitsluiting van Roma-gemeenschappen en hun gezondheid tijdens de COVID-19-crisis te beschermen. De bezorgdheid van het Parlement over de toename van dakloosheid in de EU en het gebrek aan betaalbare huisvesting wordt alsmaar groter, zoals blijkt uit de resoluties van en . In deze resoluties verzoekt het Parlement de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat het recht op passende huisvesting door middel van Europese en nationale wetgeving wordt erkend en afdwingbaar is als fundamenteel mensenrecht.
Inoktober 2022, toen de crisis op het gebied van energie en kosten van levensonderhoud zich ontvouwde, nam het Parlement een resolutie over de reactie van de EU op de stijgende energieprijzen in Europa aan, waarin het er bij de lidstaten op aandrong te waarborgen dat mensen hun huizen konden verwarmen en te voorkomen dat kwetsbare huishoudens die hun rekeningen en huurkosten niet kunnen betalen uit huis werden gezet. In de resolutie werd benadrukt dat veel mensen zich al vóór de crisis in een kwetsbare situatie bevonden en werd ervoor gewaarschuwd dat inflatie de situatie voor huishoudens met een laag inkomen ondraaglijk kan maken, waarbij ook de middenklasse in toenemende mate wordt getroffen. Lidstaten werden ertoe aangespoord ten volle gebruik te maken van bestaande opties om de belastingen op energieproducten te verlagen en de Commissie werd verzocht te overwegen de lidstaten in staat te stellen aanvullende tijdelijke vrijstellingen of verlagingen van accijnzen en energiebelastingen in te voeren. In reactie daarop publiceerde de Commissie .
Meer informatie over dit onderwerp vindt u op de website van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken.
Samuel Goodger / Monika Makay