ONTWERPRESOLUTIEover een Europese sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen
11.3.2019-()
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Marietje Schaake, Petras Auštrevičius, Beatriz Becerra Basterrechea, Izaskun Bilbao Barandica, Gérard Deprez, Marian Harkin, Ivan Jakovčić, Ilhan Kyuchyuk, Louis Michel, Javier Nart, Urmas Paet, Maite Pagazaurtundúa Ruiz, Carolina Punset, Jozo Radoš, Frédérique Ries, Jasenko Selimovic, Pavel Telička, Ivo Vajgl, Matthijs van Miltenburg, Hilde Vautmansnamens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutieRC-B8-0177/2019
8‑0180/2019
Resolutie van het Europees Parlement over een Europese sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen
()
Het Europees Parlement,
–gezien zijn eerdere resoluties waarin ertoe wordt opgeroepen om een voor de hele EU geldend mechanisme tot stand te brengen voor het opleggen van gerichte sancties aan personen die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen, met inbegrip van zijn aanbeveling aan de Raad van 2april 2014 over de instelling van gemeenschappelijke visumbeperkingen voor Russische functionarissen die betrokken zijn bij de zaak-Magnitski[1],
–gezien titelV, hoofdstuk2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) over de vaststelling van sancties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB),
–gezien artikel215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) over de vaststelling van sancties jegens zowel derde landen als personen, groepen en niet-statelijke entiteiten,
–gezien de verklaring die voorzitter Jean-Claude Juncker naar aanleiding van zijn toespraak over de Staat van de Unie heeft gedaan op 12september 2018, waarin hij voorstelt dat de lidstaten gebruikmaken van de bestaande EU-regels om met betrekking tot bepaalde gebieden van het GBVB van de EU – zoals het collectief reageren op mensenrechtenschendingen en het uitvoeren van doeltreffende sancties – stemming met gekwalificeerde meerderheid in plaats van eenparigheid van stemmen toe te passen,
–gezien de verklaring van 10december 2018 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid na afloop van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU,
–gezien de resolutie van 22januari 2019 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa getiteld "Sergei Magnitsky and beyond – fighting impunity by targeted sanctions",
–gezien de studie getiteld "Targeted sanctions against individuals on grounds of grave human rights violations – impact, trends and prospects at EU level" (Gerichte sancties tegen personen op grond van ernstige mensenrechtenschendingen – gevolgen, trends en vooruitzichten op EU-niveau) die op 26april 2018 werd gepubliceerd door zijn directoraat-generaal Extern Beleid[2],
–gezien het voorstel van 14november 2018 over een Europese commissie voor het instellen van een inreisverbod wegens mensenrechtenschendingen,
–gezien de vergadering van 20november 2018 in Nederland over de EU-sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen wereldwijd,
–gezien artikel123, lid2, van zijn Reglement,
A.overwegende dat EU-sancties (ook bekend als beperkende maatregelen) de voorbije twee decennia een integraal onderdeel zijn geworden van het EU-instrumentarium op het gebied van externe betrekkingen, en dat er momenteel meer dan 40verschillende beperkende maatregelen jegens 34landen zijn ingesteld; overwegende dat naar schatting twee derde van de landspecifieke sancties van de EU werd opgelegd ter ondersteuning van doelstellingen op het gebied van mensenrechten en democratie;
B.overwegende dat de EU naast landspecifieke sancties, die gericht zijn op een gedragsverandering van een staat, onlangs ook beperkende maatregelen tegen de verspreiding en het gebruik van chemische wapens en cyberaanvallen heeft ingevoerd, alsook specifieke maatregelen ter bestrijding van terrorisme;
C.overwegende dat de bestaande EU-sancties gericht zijn tegen zowel statelijke als niet-statelijke actoren, zoals terroristen en terroristische groeperingen;
D.overwegende dat er de laatste paar maanden tal van gevallen zijn geweest waarin Europese bedrijven of zelfs EU-lidstaten de EU-sancties niet hebben nageleefd; overwegende dat deze niet-naleving onder meer wordt geïllustreerd door het bezoek van de gesanctioneerde Syrische veiligheidsfunctionaris Ali Mamlouk aan Italië, Belgische bedrijven die bestanddelen van gifgas aan Syrië leveren, Nederlandse bedrijven die helpen bij de constructie van de gecontesteerde Kertsj-brug, propellers van Duitse makelij die terechtkomen in Russische militaire drones en het Nederlandse bedrijf Damen dat patrouilleboten levert aan de Libische kustwacht;
E.overwegende dat deze voorbeelden aantonen dat het toepassingsgebied en de reikwijdte van de sancties die momenteel van kracht zijn verder moeten worden verduidelijkt, net als de mate waarin landen en bedrijven ervoor verantwoordelijk zijn te waarborgen dat het eindgebruik of de eindbestemming van hun goederen en diensten niet onder de sancties vallen;
F.overwegende dat dergelijke maatregelen weliswaar op Europees niveau worden genomen, maar dat de desbetreffende autoriteiten van de EU-lidstaten verantwoordelijk zijn voor de handhaving van sancties; overwegende dat intensievere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen deze autoriteiten en de instelling van een Europees handhavingsmechanisme van essentieel belang zijn om een uniforme handhaving en interpretatie van de geldende beperkende maatregelen van de EU te waarborgen en ervoor te zorgen dat Europese bedrijven onder gelijke voorwaarden zaken kunnen doen;
G.overwegende dat het Parlement meermaals heeft aangedrongen op de instelling van een EU-sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen wereldwijd, om samenhang en doeltreffendheid te waarborgen met betrekking tot de bevriezing van vermogensbestanddelen, visumverboden en andere sancties die door de lidstaten en op EU-niveau worden opgelegd aan personen en entiteiten;
H.overwegende dat er bij de invoering van een sanctieregeling over moet worden gewaakt dat de opstelling van de lijst met gesanctioneerde personen en entiteiten, de herziening ervan en eventuele schrappingen van deze lijst op transparante wijze verlopen;
I.overwegende dat een aantal landen, waaronder de VS, Canada, Estland, Litouwen en het VK, op de zaak-Magnitski gebaseerde wetgeving hebben vastgesteld die voortbouwt op specifiek op mensenrechten gerichte sanctieregelingen;
J.overwegende dat een aantal activisten uit het maatschappelijk middenveld actief heeft bijgedragen aan de invoering van deze regelingen, met name de in de VS geboren zakenman William Browder, naar aanleiding van de dood van zijn advocaat Sergej Magnitski tijdens diens opsluiting in een Russische gevangenis;
K.overwegende dat de Nederlandse overheid in november 2018 een debat tussen de EU-lidstaten op gang heeft gebracht over een gerichte sanctieregeling op EU-niveau voor mensenrechtenschendingen en de politieke opportuniteit van een dergelijke regeling; overwegende dat er op het niveau van de werkgroepen van de Raad nog steeds voorafgaande besprekingen hierover plaatsvinden;
1.veroordeelt met klem alle mensenrechtenschendingen wereldwijd; verzoekt de Raad met spoed een autonome, flexibele en responsieve sanctieregeling op EU-niveau tot stand te brengen waarmee gerichte sancties kunnen worden uitgevaardigd tegen personen, statelijke en niet-statelijke actoren en andere entiteiten die verantwoordelijk zijn voor of betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen en praktijken van systemische corruptie; is er vast van overtuigd dat een dergelijke regeling essentieel is als onderdeel van het bestaande EU-instrumentarium inzake mensenrechten en buitenlands beleid en dat de EU hierdoor op het wereldtoneel een grotere rol kan spelen in verband met mensenrechtenkwesties, met name in de strijd tegen straffeloosheid en de ondersteuning van slachtoffers van misbruik en van mensenrechtenverdedigers overal ter wereld;
2.neemt kennis van de "Global Magnitsky Act" die door het Amerikaanse Congres in 2016 is aangenomen en die voortbouwt op de "Sergei Magnitsky Rule of Law Accountability Act" van 2012, en wijst erop dat deze laatste bedoeld was om sancties uit te vaardigen tegen de verantwoordelijken voor de dood van anticorruptieactivist en advocaat Sergej Magnitski tijdens zijn voorarrest in een Russische gevangenis, waar hij onmenselijke omstandigheden, opzettelijke verwaarlozing en foltering heeft doorstaan;
3.benadrukt dat een EU-sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen moet voortbouwen op de Magnitski-resolutie van het Parlement van 2april 2014, waarin een oproep wordt gedaan aan de Raad om een gemeenschappelijke EU-lijst op te stellen van functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de dood van Sergej Magnitski en voor de daaropvolgende gerechtelijke doofpotoperatie en intimidatie van zijn familie; benadrukt de noodzaak van een EU-sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen om sancties te kunnen opleggen aan personen die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen overal ter wereld, en meent dat deze regeling uitdrukkelijk en bij wijze van symbool moet worden vernoemd naar Sergej Magnitski; is verheugd dat aan de overzijde van de Atlantische Oceaan vergelijkbare wetgeving is vastgesteld die zich specifiek richt op mensenrechtenschenders overal ter wereld; benadrukt de noodzaak van trans-Atlantische samenwerking om mensenrechtenschenders ter verantwoording te roepen; spoort andere democratieën ertoe aan om vergelijkbare instrumenten te ontwikkelen;
4.beklemtoont dat het met deze regeling mogelijk moet worden beperkende maatregelen op te leggen – meer bepaald bevriezing van vermogensbestanddelen en EU-inreisverboden – jegens elke persoon of entiteit die verantwoordelijk is voor, betrokken is bij, medeplichtig is aan, financiering heeft verstrekt voor of heeft bijgedragen aan de planning, aansturing of het plegen van grove mensenrechtenschendingen, misbruiken en praktijken van systemische corruptie; benadrukt dat er een duidelijke omschrijving moet komen van de reikwijdte van schendingen, die onder meer betrokkenheid bij folterpraktijken, gedwongen verdwijning, mensensmokkel, politieke detentie en daden van corruptie kan omvatten, en dat er passende juridische kanalen tot stand moeten worden gebracht om opname in de lijst te kunnen aanvechten;
5.is ervan overtuigd dat deze nieuwe regeling het gedrag van de personen en entiteiten in kwestie zal beïnvloeden en een afschrikkend effect zal hebben; benadrukt dat alle EU-lidstaten met het oog hierop de toepassing van sancties op dezelfde, consequente manier moeten interpreteren, uitleggen en handhaven; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan intensiever samen te werken en informatie uit te wisselen, en een Europees toezichts- en handhavingsmechanisme in de vorm van een onafhankelijk orgaan op te zetten, zoals een gerechtshof of tribunaal inzake sancties, als mogelijke oplossing voor de huidige situatie waarin sancties voortdurend worden overtreden, waardoor de geloofwaardigheid van het buitenlands beleid van de EU in het gedrang komt;
6.is verheugd over het voorstel van de voorzitter van de Commissie om bij de besluitvorming in de Raad op het gebied van het GBVB niet langer eenparigheid van stemmen toe te passen, en dringt er bij de Raad op aan bij de vaststelling van dit nieuwe sanctie-instrument te voorzien in een regeling van gekwalificeerde meerderheid om het opleggen van sancties in de Raad goed te keuren;
7.steunt de voorafgaande besprekingen op het niveau van de Raad over de totstandbrenging van een dergelijke sanctieregeling; dringt er bij de hoge vertegenwoordiger en haar diensten op aan een constructieve en proactieve houding aan te nemen om deze besprekingen tot een goed einde te brengen en rekent erop dat ze verslag uitbrengt bij het Parlement; onderstreept het belang van de controlerende taak van het Parlement met betrekking tot deze toekomstige regeling, met name wat betreft de reikwijdte en de vaststelling van criteria om in de lijst te worden opgenomen, alsook wat betreft de mogelijkheden om hoger beroep aan te tekenen;
8.verzoekt alle lidstaten ervoor te zorgen dat zowel hun autoriteiten als de op hun grondgebied ingeschreven bedrijven de besluiten van de Raad over beperkende maatregelen jegens personen en entiteiten volledig naleven, met name in het geval van bevriezing van vermogensbestanddelen van personen die in de lijst zijn opgenomen en beperkingen inzake toegang tot hun respectieve grondgebied als gevolg van mensenrechtenschendingen; uit zijn bezorgdheid over recente meldingen van schendingen van deze besluiten en herinnert de lidstaten eraan dat ze uit hoofde van het internationaal recht verplicht zijn op hun grondgebied aanwezige personen die verdacht worden van het plegen van misdrijven die gepaard gaan met wreedheden te arresteren en op te sluiten;
9.dringt aan op een consequentere toepassing van sancties in het kader van de buitenlandse betrekkingen van de EU, met inbegrip van grotere transparantie binnen de Raad en de Commissie in het proces dat voorafgaat aan de vaststelling van sancties, zodat de geloofwaardigheid van de opgelegde sancties wordt vergroot;
10.hamert erop hoe belangrijk het is dat de toekomstige EU-sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen in samenhang is met het bestaande EU-beleid en bestaande landspecifieke en horizontale beperkende maatregelen en hier een aanvulling op vormt; dringt er in dit verband op aan dat de nieuwe regeling niet in de plaats komt van het mensenrechtenaspect in het toepassingsgebied van de huidige landspecifieke maatregelen; is voorts van mening dat eventuele toekomstige behoeften in verband met de regeling een aanvulling moeten vormen op het bestaande internationale kader inzake sancties en hiermee in samenhang moeten zijn, met name wat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties betreft;
11.waarschuwt dat de politieke legitimiteit van deze regeling hoofdzakelijk zal afhangen van het vermogen van de Raad om bij het opstellen van lijsten strikt op rechten gebaseerde bepalingen te hanteren;
12.onderstreept dat de regeling juridisch sluitend moet zijn en de hoogst mogelijke normen in acht moet nemen wat de bescherming en eerbiediging van het recht op een eerlijke procesgang van de betrokken personen of entiteiten betreft; dringt er in dit verband op aan dat besluiten om personen of entiteiten op de lijst te plaatsen of van de lijst te schrappen gebaseerd moeten zijn op duidelijke en precieze criteria, en rechtstreeks verband moeten houden met het gepleegde misdrijf, zodat een grondige rechterlijke toetsing wordt gewaarborgd;
13.benadrukt dat de strafrechtelijke vervolging van plegers van grove mensenrechtenschendingen via nationale of internationale rechtspraak het hoofddoel moet blijven van alle inspanningen die de EU en de lidstaten leveren om straffeloosheid tegen te gaan; wijst in dit verband nogmaals op het beginsel van universele rechtsmacht; verzoekt de Raad grensoverschrijdende schendingen op te nemen in het toepassingsgebied van de regeling;
14.verzoekt de Commissie voldoende middelen en deskundigheid in te zetten om de regeling, zodra deze is vastgesteld, te kunnen handhaven en monitoren, en om er in het bijzonder op te letten dat burgers zowel in de EU als in de betrokken landen worden ingelicht over de sanctielijsten;
15.brengt hulde aan de niet-aflatende inspanningen van activisten van het maatschappelijk middenveld om de invoering van op individuele daders gerichte sancties te bepleiten; beveelt aan een adviserend comité op EU-niveau op te richten, bestaande uit deskundigen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, dat een rol kan spelen bij de lopende besprekingen in de Raad over een toekomstige sanctieregeling voor mensenrechtenschendingen;
16.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de secretaris-generaal van de Raad van Europa.