Besluit van het Europees Parlement van 17 december 2024 houdende verkiezing van de Europese Ombudsman ()
Het Europees Parlement,
—gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 24, derde alinea, en artikel 228,
—gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
—gezien zijn Verordening (EU, Euratom) 2021/1163 van 24 juni 2021 inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom(1),
1.verkiest Teresa ANJINHO om de functie van Europese Ombudsman uit te oefenen tot het eind van de zittingsperiode;
2.verzoekt Teresa ANJINHO voor het Hof van Justitie de eed af te leggen;
3.verzoekt zijn Voorzitter het besluit als bijlage bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie;
4.verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en het Hof van Justitie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 17 december 2024
houdende verkiezing van de Europese Ombudsman
HET EUROPEES PARLEMENT,
gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel24, derde alinea, en artikel 228,
gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
gezien zijn Verordening (EU, Euratom) 2021/1163 van 24 juni 2021 inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom(3),
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 december 2024 over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EU) nr.524/2013 en tot wijziging van de Verordeningen (EU)2017/2394 en (EU)2018/1724 wat betreft het stopzetten van het Europese platform voor onlinegeschillenbeslechting (14152/1/2024 – C10-0199/2024 – )
–gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (14152/1/2024 – C10‑0199/2024),
–gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 februari 2024(1),
–gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (),
–gezien artikel294, lid7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien artikel68 van zijn Reglement,
–gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie juridische zaken (10‑0028/2024),
1.hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad in eerste lezing;
2.constateert dat de handeling is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;
3.verzoekt zijn Voorzitter de handeling samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel297, lid1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te ondertekenen;
4.verzoekt zijn secretaris-generaal de handeling te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
5.verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 december 2024 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2023/1115 wat betreft de bepalingen betreffende de datum van toepassing ( – C10-0119/2024 – )
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
–gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (),
–gezien artikel294, lid2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C10-0119/2024),
–gezien artikel294, lid3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 23 oktober 2024(1),
–na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
–gezien het op grond van artikel 75, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brieven van 16 oktober 2024 en 4 december 2024 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,
–gezien de artikelen60 en 170 van zijn Reglement,
1.stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast(2);
2.neemt kennis van de verklaring van de Commissie die als bijlage bij deze resolutie is gevoegd;
3.verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
4.verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 december 2024 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2024/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2023/1115 wat betreft de bepalingen betreffende de datum van toepassing
P10_TC1-COD(2024)0249
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2024/3234.)
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
Verklaring van de Commissie naar aanleiding van de vaststelling van Verordening 2024/3234 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2023/1115 wat betreft de bepalingen betreffende de datum van toepassing(3)
De Commissie blijft zich inzetten om de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten door de administratieve verplichtingen te beperken en onnodige bureaucratie weg te nemen.
In het kader van Verordening (EU) 2023/1115 betekent dit dat de Commissie meer verduidelijkingen zal geven en zal kijken naar verdere vereenvoudiging, en de rapportage- en documentatieverplichtingen zal stroomlijnen om deze zoveel mogelijk te beperken, helemaal in lijn met de doelstellingen van de verordening. Met dit voor ogen en om deze problemen aan te pakken, zal de Commissie een bijgewerkte versie van de richtsnoeren en veelgestelde vragen publiceren. De Commissie zal ook blijven reageren op feedback van belanghebbenden en lidstaten, en de handelaren en marktdeelnemers bij de uitvoering bijstaan, met name wat betreft de verplichting om voor de hele waardeketen zorgvuldigheidsverklaringen in te dienen.
De Commissie zet vaart achter de inwerkingstelling van het informatiesysteem om handelaren en marktdeelnemers, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten, in staat te stellen aan de vereisten van de verordening te voldoen. Daarnaast is de benchmarking van risicocategorieën cruciaal voor de nodige voorspelbaarheid bij de toepassing van de verordening voor marktdeelnemers, handelaren, producerende landen en bevoegde autoriteiten. De Commissie maakt zich er sterk voor dat het informatiesysteem en de voorgestelde risicoclassificatie zo snel mogelijk beschikbaar zijn, uiterlijk zes maanden voordat de verordening van toepassing wordt.
In het kader van de algemene evaluatie van de verordening, die tegen 30juni 2028 wordt verwacht, onderzoekt de Commissie aanvullende maatregelen om de administratieve lasten te vereenvoudigen en te beperken, al dan niet op basis van een effectbeoordeling. Hierbij wordt ook ingegaan op de behoefte aan en de haalbaarheid van minder strenge eisen voor inkoop uit landen of delen daarvan die positief presteren, in lijn met de doelstellingen van de verordening.
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 december 2024 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad RESTORE — Regionale noodhulp voor wederopbouw tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1057 ( – C10-0147/2024 – )
–gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (),
–gezien artikel294, lid2, en artikel164, artikel 175, lid 3, en artikel 178 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C10‑0147/2024),
–gezien artikel294, lid3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien de begrotingsbeoordeling door de Begrotingscommissie,
–gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 4 december 2024(1),
–gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 21 november 2024(2),
–gezien de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 6 december 2024 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,
–gezien de artikelen60, 59 en 58 van zijn Reglement,
–gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie regionale ontwikkeling (10‑0031/2024),
1.stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2.verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3.verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 december 2024 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2024/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1057 en (EU) 2021/1058 wat betreft regionale noodhulp voor wederopbouw (RESTORE)
P10_TC1-COD(2024)0275
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2024/3236.)
Specifieke maatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) voor lidstaten die zijn getroffen door natuurrampen
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 december 2024 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2020/2220 wat betreft specifieke maatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) om aanvullende bijstand te verlenen aan lidstaten die zijn getroffen door natuurrampen ( – C10-0148/2024 – )
–gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (),
–gezien artikel294, lid2, en artikel43, lid2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C10‑0148/2024),
–gezien artikel294, lid3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien de begrotingsbeoordeling door de Begrotingscommissie,
–gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 4 december 2024(1),
–gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 21 november 2024(2),
–gezien de schriftelijke toezegging van de vertegenwoordiger van de Raad van 11november 2024 om het standpunt van het Europees Parlement goed te keuren, overeenkomstig artikel294, lid4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien de artikelen60 en58 van zijn Reglement,
–gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A10-0026/2024),
1.stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2.verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3.verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 december 2024 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2024/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2020/2220 wat betreft specifieke maatregelen in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling om aanvullende bijstand te verlenen aan lidstaten die zijn getroffen door natuurrampen
P10_TC1-COD(2024)0274
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2024/3242.)
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 december 2024 over het gewijzigde voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2008/971/EG van de Raad wat betreft het bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “getest”, de etikettering ervan en de namen van de voor de goedkeuring van en het toezicht op de productie ervan verantwoordelijke autoriteiten ( – C10-0167/2024 – )
–gezien het gewijzigd voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (),
–gezien artikel294, lid2, en artikel43, lid2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C10‑0167/2024),
–gezien artikel294, lid3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
–gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 4 december 2024(1),
–gezien artikel60 van zijn Reglement,
–gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A10-0022/2024),
1.stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;
2.verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3.verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 17 december 2024 met het oog op de vaststelling van Besluit (EU) 2024/... van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2008/971/EG van de Raad wat betreft het bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “getest”, de etikettering ervan en de namen van de voor de goedkeuring van en het toezicht op de productie ervan verantwoordelijke autoriteiten
P10_TC1-COD(2024)0214
(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Besluit (EU) 2024/3244.)
Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering: aanvraag EGF/2024/002 BE/Limburg machinery and paper – België
Resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2024 over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (aanvraag van België–EGF/2024/002 BE/Limburg machinery and paper) ( – C10-0166/2024 – )
–gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad ( – C10‑0166/2024),
–gezien Verordening(EU)2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening(EU) nr.1309/2013(1) (de “EFG-verordening”),
–gezien Verordening (EU, Euratom)2020/2093 van de Raad van 17december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren2021-2027(2), zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom)2024/765 van de Raad(3), en met name artikel8,
–gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen(4), en met name punt9,
–gezien de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de doelstellingen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten,
–gezien de brief van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,
–gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A10-0019/2024),
A.overwegende dat de Unie wetgevings- en begrotingsinstrumenten in het leven heeft geroepen om extra steun te verlenen aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of de wereldwijde financiële en economische crisis ondervinden, en om hen bij te staan bij hun re-integratie op de arbeidsmarkt; overwegende dat deze bijstand wordt verleend in de vorm van financiële steun aan de werknemers en aan de ondernemingen waarvoor zij hebben gewerkt;
B.overwegende dat België aanvraagEGF/2024/002 BE/Limburg machinery and paper heeft ingediend voor een financiële bijdrage uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) naar aanleiding van 681ontslagen(5) in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev.2-afdelingen17 (Vervaardiging van papier en papierwaren) en28 (Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen) in de provincie Limburg binnen een referentieperiode voor de aanvraag van 31december 2023 tot 30april 2024;
C.overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op 567ontslagen werknemers in de onderneming SappiLanakenNV (papier) en 114ontslagen werknemers in de onderneming PurmoGroupBelgiumNV (machines);
D.overwegende dat de aanvraag gebaseerd is op de criteria voor steunverlening van artikel4, lid2, puntc), van de EFG-verordening, waarin is bepaald dat ten minste 200werknemers moeten worden ontslagen binnen een referentieperiode van viermaanden in ondernemingen die actief zijn in dezelfde of verschillende economische sectoren en die gelegen zijn in dezelfde regio;
E.overwegende dat de COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne het economisch concurrentievermogen hebben verminderd en negatieve gevolgen hebben voor de economische groei in België;
F.overwegende dat SappiLanaken gespecialiseerd was in de productie van houtvrij gestreken papier; overwegende dat de afnemende vraag naar grafische werken als gevolg van de toegenomen digitalisering heeft geleid tot een toenemende overcapaciteit van de Europese industrie van houtvrij gestreken papier; overwegende dat de productie in SappiLanaken niet kon worden overgeschakeld naar andere papierwaren waarnaar meer vraag is zonder daarbij flinke investeringen uit te voeren, en dat SappiGroup bijgevolg heeft besloten de productie in Lanaken stop te zetten en de fabriek te sluiten, aangezien er geen geschikte koper kon worden gevonden vanwege de structurele overcapaciteit in de sector;
G.overwegende dat de omvang van de productie van paneelradiatoren door PurmoGroup in de periode2018-2023 gestaag is gedaald, van 820000eenheden in2018 naar 320000 in2023, oftewel een daling van 60%; overwegende dat bij de vergelijking van de productiekosten van de verschillende fabrieken van PurmoGroup in Europa de vestiging in Zonhoven zich in een nadelige positie bevindt, aangezien de kosten daar 17% tot 35% hoger liggen; overwegende dat PurmoGroup heeft besloten de productie van 50mm-paneelradiatoren in haar fabriek in Zonhoven stop te zetten en de desbetreffende productielijn te sluiten; overwegende dat het, na de onverwachte situatie met betrekking tot de beschikbaarheid en de prijzen van gas, als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, en volgend op de wetgeving van de Unie ten gunste van verwarmingssystemen op lage temperatuur en ten nadele van paneelradiatoren, onwaarschijnlijk is dat de vraag naar paneelradiatoren zich zal herstellen, aangezien de markt hiervoor steeds meer zal worden beperkt tot de vervanging van gebruikte eenheden;
H.overwegende dat de twee ondernemingen overeenkomstig de Belgische wetgeving de verplichte procedure voor het informeren en raadplegen van werknemersvertegenwoordigers hebben gevolgd en een tewerkstellingscel hebben opgericht, die het doel heeft om werknemers die in het kader van collectief ontslag zijn ontslagen outplacementdiensten aan te bieden;
I.overwegende dat financiële bijdragen uit het EFG in de eerste plaats gericht moeten zijn op actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen en op gepersonaliseerde steunmaatregelen die tot doel hebben de begunstigden snel te re-integreren in degelijke en duurzame banen op of buiten hun oorspronkelijke werkterrein, en hen voor te bereiden op een groenere en digitalere Europese economie;
J.overwegende dat het EFG een jaarlijks maximumbedrag van 30miljoenEUR (in prijzen van2018) niet mag overschrijden, zoals vastgesteld in artikel8 van Verordening(EU, Euratom)2020/2093 van de Raad zoals gewijzigd bij Verordening(EU, Euratom)2024/765 van de Raad;
1.is het met de Commissie eens dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel4, lid2, puntc), van de EFG-verordening en dat België op grond van die verordening recht heeft op een financiële bijdrage van 704135EUR, wat overeenkomt met 60% van de totale kosten van 1173559EUR, bestaande uit uitgaven ten bedrage van 1126559EUR voor gepersonaliseerde steunmaatregelen en uitgaven ten bedrage van 47000EUR voor activiteiten inzake voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, controle en rapportage;
2.neemt er nota van dat de Belgische autoriteiten de aanvraag op 19juli 2024 hebben ingediend en dat de Commissie, nadat België aanvullende gegevens had verstrekt, haar beoordeling op 5november 2024 heeft afgerond en het Parlement hiervan diezelfde dag nog in kennis heeft gesteld;
3.stelt vast dat de aanvraag betrekking heeft op 567ontslagen werknemers in de onderneming SappiLanaken en 114 ontslagen werknemers in de onderneming PurmoGroupBelgium; merkt bovendien op dat in totaal 632werknemers, waarvan bijna uitsluitend mannen, beoogde begunstigden zullen zijn;
4.wijst erop dat de arbeidsmarkten van Lanaken en Zonhoven benadeeld zijn in vergelijking met Limburg als geheel of met Vlaanderen, aangezien de verhouding tussen de beroepsbevolking en de beschikbare banen er aanzienlijk lager is dan in Limburg als geheel of in Vlaanderen; onderstreept dat het aantal beschikbare banen in de industrie in Limburg in2023 met 15% gedaald is;
5.wijst erop dat de profielen van de ontslagen werknemers, waarvan eenderde 55jaar of ouder en 30% laagopgeleid is, leiden tot ernstige belemmeringen op de arbeidsmarkt; benadrukt dat de werknemers, rekening houdend met de neerwaartse tendens met betrekking tot vacatures en de geografische spreiding ervan, extra op maat gesneden ondersteuning nodig zullen hebben om de overgang naar werk tot een goed einde te brengen;
6.wijst erop dat de Belgische autoriteiten moeten erkennen dat de Unie aan de oorsprong van de financiering staat, daaraan zichtbaarheid moeten geven en de meerwaarde van de Unie voor de steunverlening moeten benadrukken door aan meerdere doelgroepen samenhangende, effectieve en gerichte informatie te verstrekken, waaronder gerichte informatie aan de beoogde begunstigden, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, de media en het grote publiek;
7.is van mening dat het een sociale verantwoordelijkheid van de Unie en de lidstaten is om de betrokken werknemers de mogelijkheid te bieden de nodige kwalificaties voor toekomstig werk te verwerven, aangezien de digitale en ecologische transitie aanzienlijke gevolgen heeft voor de sectoren waarin zij werkzaam zijn en leidt tot een daling van de vraag; is ingenomen met het feit dat België het gecoördineerde pakket van gepersonaliseerde steunmaatregelen heeft opgesteld in overleg met de beoogde begunstigden, hun vertegenwoordigers en de sociale partners;
8.benadrukt dat de steun uit het EFG moet worden geïntegreerd in een bredere strategie voor de betrokken werknemers en de regio en wel op alle politieke niveaus, onder meer via de ondersteuning van de betreffende financieringsinstrumenten van de Unie, met als doel ervoor te zorgen dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten bij de digitale en klimaattransitie;
9.merkt op dat de gepersonaliseerde steunmaatregelen die aan de betrokken werknemers moeten worden verstrekt het volgende omvatten: ondersteuning van een sociale interventieadviseur, loopbaanbegeleiding, counseling en beroepsoriëntatie, actieve ondersteuning bij het zoeken naar werk, opleiding, omscholing en beroepsopleiding, met inbegrip van opleiding op het gebied van digitale vaardigheden, evenals opleiding op de werkplek;
10.stelt vast dat België op 26december 2023 is begonnen met het verlenen van gepersonaliseerde steunmaatregelen aan de beoogde begunstigden, wat betekent dat vanaf die datum tot 24maanden na de datum van inwerkingtreding van het financieringsbesluit aanspraak kan worden gemaakt op een financiële bijdrage uit het EFG;
11.merkt op dat België op 20november 2023 de eerste administratieve uitgaven heeft gedaan met het oog op de uitvoering van het EFG, en dat deze uitgaven bijgevolg vanaf die datum tot 31maanden na de datum van inwerkingtreding van het financieringsbesluit in aanmerking komen voor een financiële bijdrage uit het EFG;
12.onderstreept dat de Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie zullen worden geëerbiedigd bij de toegang tot de voorgestelde maatregelen en de uitvoering ervan, en dat eventuele dubbele financiering zal worden voorkomen;
13.wijst er nogmaals op dat steun uit het EFG niet in de plaats mag komen van maatregelen die op grond van nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van ondernemingen vallen, of van welke vergoedingen of rechten ten behoeve van de ontslagen werknemers dan ook, en dat de toewijzing dus geheel en al aanvullend moet zijn; herinnert eraan dat de lidstaten die financiële steun uit het EFG aanvragen, ervoor moeten zorgen dat aan de voorschriften van de nationale en Uniewetgeving inzake collectief ontslag is voldaan en dat de onderneming in kwestie dienovereenkomstig voorzieningen heeft getroffen voor haar werknemers;
14.dringt er bij de Belgische autoriteiten en andere lidstaten op aan op proactieve wijze preventieve maatregelente nemen om het bedrijfsleven aan te passen aan de globalisering en aan technologische en klimaatveranderingen, en om werknemers te beschermen tegen het verlies van hun baan en andere negatieve gevolgen van de globalisering;
15.hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit;
16.verzoekt zijn Voorzitter dit besluit samen met de voorzitter van de Raad te ondertekenen en zorg te dragen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
17.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, met inbegrip van de bijlage, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers naar aanleiding van een aanvraag van België (EGF/2024/002 BE/Limburg machinery and paper)
(De tekst van de bijlage wordt hier niet weergegeven, aangezien deze overeenkomt met de definitieve handeling: Besluit (EU) 2025/47.)
Verordening(EU, Euratom)2024/765 van de Raad van 29februari 2024 tot wijziging van Verordening(EU, Euratom)2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren2021-2027 (PBL, 2024/765, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj).
–gezien het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2023,
–gezien artikel10, lid3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),
–gezien artikel15, artikel24, lid3, artikel228 en artikel298, lid1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
–gezien Verordening (EU, Euratom)2021/1163 van het Europees Parlement van 24juni 2021 inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van Besluit94/262/EGKS, EG, Euratom(1),
–gezien de artikelen11, 41, 42 en43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
–gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,
–gezien de Europese Code van goed administratief gedrag, aangenomen door het Parlement op 6september 2001,
–gezien de raamovereenkomst inzake samenwerking die op 15maart 2006 werd gesloten tussen het Parlement en de Europese Ombudsman, en die op 1april 2006 in werking is getreden,
–gezien zijn eerdere resoluties over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman,
–gezien artikel55 en artikel148, lid2, van zijn Reglement,
–gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (10‑0016/2024),
A.overwegende dat het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2023 op 18april 2024 officieel werd ingediend bij de voorzitter van het Europees Parlement en dat de ombudsman, mevrouwEmilyO’Reilly, haar verslag op 4september 2024 in Brussel aan de Commissie verzoekschriften heeft gepresenteerd;
B.overwegende dat de Europese Ombudsman krachtens de artikelen20, 24 en228VWEU de bevoegdheid heeft kennis te nemen van klachten over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak;
C.overwegende dat in artikel15 van het VWEU wordt bepaald: “Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, werken de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid” en “Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat heeft recht op toegang tot documenten van de instellingen, organen en instanties van de Unie”;
D.overwegende dat artikel41 van het Handvest van de grondrechten bepaalt dat “eenieder (…) er recht op (heeft) dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen, organen en instanties van de Unie worden behandeld”;
E.overwegende dat artikel43 van het Handvest bepaalt dat iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de Europese Ombudsman te wenden in verband met gevallen van wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak;
F. overwegende dat overeenkomstig artikel298, lid1,VWEU de instellingen, organen en instanties van de Unie bij de vervulling van hun taken op een open, efficiënt en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat steunen;
G.overwegende dat de Europese Ombudsman aanbevelingen, corrigerende maatregelen en verbeteringen kan voorstellen om verschillende aspecten van wanbeheer op te lossen;
H.overwegende dat de Ombudsman in2023 398onderzoeken heeft geopend, waarbij het in 393gevallen ging om een onderzoek naar aanleiding van een klacht en in 5gevallen om een onderzoek op eigen initiatief, en dat de Ombudsman in dat jaar 372onderzoeken heeft afgesloten (369onderzoeken naar aanleiding van een klacht en 3onderzoeken op eigen initiatief);
I.overwegende dat het grootste deel van de onderzoeken in 2023 betrekking had op de Commissie (250onderzoeken, oftewel 62,81%), gevolgd door onderzoeken met betrekking tot het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) (47onderzoeken, oftewel 11,81%), het Europees Parlement (16onderzoeken, oftewel 4,02%) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) (11onderzoeken, oftewel 2,76%); overwegende dat het in de overige gevallen ging om onderzoeken met betrekking tot: de Raad van de Europese Unie (7onderzoeken of 1,76%), het Europees Bureau voor fraudebestrijding (7onderzoeken of 1,76%), de Europese Dienst voor extern optreden (6onderzoeken of 1,51%), de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (6onderzoeken of 1,51%), het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (5onderzoeken of 1,26%), andere EU-agentschappen (33onderzoeken of 8,27%) en andere EU-instellingen of ‑organen (12onderzoeken of 3,01%);
J.overwegende dat in 2023 het grootste percentage onderzoeken betrekking had op het optreden van de Commissie en dat er voor de administratieve activiteiten van de Commissie een aanzienlijke publieke belangstelling bestaat, aangezien de Commissie de uitvoerende macht van de EU is;
K.overwegende dat in 99 van de onderzoeken die in 2023 door de Ombudsman werden afgesloten (d.w.z. 26,6%) geen wanbeheer werd geconstateerd, dat het in 206gevallen (d.w.z. 55,4%) lukte om met de betrokken instelling tot een (gedeeltelijke) oplossing te komen of de zaak te schikken, dat in 46 gevallen (d.w.z. 12,4%) verder onderzoek niet gerechtvaardigd werd geacht en dat in 27 gevallen (d.w.z. 7,3%) wanbeheer werd geconstateerd;
L.overwegende dat bij de door de Ombudsman in 2023 afgesloten onderzoeken de volgende drie punten van zorg het vaakst aan de orde kwamen: transparantie en verantwoordingsplicht (bijvoorbeeld toegang tot informatie en documenten) (34,2%), de dienstencultuur (21,5%) en aanwerving (15,3%); overwegende dat andere punten van zorg waren: goede afhandeling van personeelskwesties, het juiste gebruik van discretionaire bevoegdheden (onder meer bij inbreukprocedures), behoorlijk bestuur bij inbreukprocedures, eerbiediging van de grondrechten, eerbiediging van procedurele rechten, subsidies, aanbestedingen, contracten, ethiek, inspraak van de burgers bij EU‑besluitvormingsprocessen en goed financieel beheer;
M.overwegende dat de Ombudsman in 2023 ook bredere strategische onderzoeken heeft uitgevoerd en strategische initiatieven heeft ontplooid met betrekking tot systemische problemen binnen de EU-instellingen, waarbij onder meer aandacht werd besteed aan de toegang tot documenten, grondrechten, ethische kwesties, verantwoordingsplicht in verband met besluitvorming en de aanwerving van EU-ambtenaren;
N.overwegende dat EU-burgers ruime rechten hebben inzake toegang tot documenten die in het bezit zijn van de EU-administratie; overwegende dat de Ombudsman op eigen initiatief een onderzoek heeft ingesteld waarin de Commissie werd verzocht dringend iets te doen aan de systemische vertragingen bij de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten, om ervoor te zorgen dat zij de in de EU-wetgeving inzake toegang van het publiek (Verordening (EG) nr.1049/2001(2)) vastgestelde termijnen in acht neemt; overwegende dat uit dit onderzoek is gebleken dat wanneer personen verzoeken om herziening van een toegangsbesluit, bekend als een confirmatief verzoek, de Commissie in 85% van de gevallen de in de wet vastgestelde termijnen niet haalt, waarbij de meeste antwoorden na 60 dagen binnenkomen; overwegende dat deze vertragingen er vaak toe leidden dat de verkregen informatie niet langer nuttig was voor de aanvragers, waardoor zij op relevante tijdstippen geen inspraak hadden in het besluitvormingsproces;
O.overwegende dat de Ombudsman in 2023 een speciaal verslag publiceerde naar aanleiding van haar strategisch onderzoek naar de tijd die de Europese Commissie nodig heeft voor de behandeling van verzoeken om toegang van het publiek tot documenten; overwegende dat het Bureau van de Ombudsman dit verslag heeft toegezonden aan het Europees Parlement, teneinde het Parlement om steun te vragen om de Commissie ertoe te bewegen gevolg te geven aan zijn aanbevelingen, aangezien zij van mening is dat burgers betere praktijken mogen verwachten van een open, moderne en servicegerichte EU‑administratie;
P.overwegende dat het speciaal verslag is besproken in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Parlement en heeft geleid tot een op 14maart 2024 aangenomen resolutie van het Europees Parlement getiteld “De tijd die de Europese Commissie erover doet om verzoeken om toegang tot documenten te behandelen”(3), waarin het Parlement zijn grote bezorgdheid uitte over de extreme vertragingen in de procedure van de Commissie voor het verlenen van toegang van het publiek tot gevraagde documenten en de Commissie verzocht deze stelselmatige en aanzienlijke vertragingen te verhelpen; overwegende dat het Parlement erop heeft gewezen dat het zal overwegen alle beschikbare parlementaire instrumenten te gebruiken om deze kwestie aan te pakken; overwegende dat in de resolutie ook wordt verwezen naar de onderhandelingen over de aankoop van COVID‑19-vaccins en wordt opgeroepen tot passende openbaarmaking door de Commissie, tot meer proactieve transparantie met meer specifieke personele middelen voor de behandeling van confirmatieve verzoeken en tot een meer open en constructieve houding ten aanzien van verzoekers;
Q.overwegende dat de Ombudsman heeft benadrukt dat de toepassing van de nieuwe ethische regels van het Parlement naar behoren moet worden gemonitord en gehandhaafd;
R. overwegende dat de Ombudsman weliswaar heeft erkend dat de strengere regels rondom ethiek in het Parlement naar aanleiding van Qatargate een aanzienlijke vooruitgang zijn, maar ook zijn bezorgdheid heeft geuit over de uitvoering en handhaving van die regels; overwegende dat de Ombudsman een specifiek onderzoek heeft ingesteld naar de reiskosten die derden sinds 2021 voor de Commissie hebben betaald;
S.overwegende dat transparantie een essentieel onderdeel is van een democratische samenleving en een belangrijk instrument in de strijd tegen corruptie; overwegende dat EU-burgers recht hebben op het hoogste niveau van transparantie en overwegende dat het hoogste niveau van toegankelijkheid van openbare documenten essentieel is om de verantwoordingsplicht te waarborgen;
T.overwegende dat het Bureau van de Ombudsman in 2023 het publiek verder bewust heeft gemaakt van de rol van de Ombudsman bij het handhaven van strenge arbeidsnormen in de EU-administratie en bij de bescherming van de rechten en fundamentele vrijheden van burgers;
1.hecht zijn goedkeuring aan het jaarverslag over 2023 dat de Europese Ombudsman heeft overgelegd, en prijst de excellente presentatie van de belangrijkste feiten en cijfers over de werkzaamheden van de Ombudsman in 2023;
2.feliciteert EmilyO’Reilly met haar opmerkelijke werk en haar niet-aflatende inspanningen om de democratie te ondersteunen door de verantwoordingsplicht en transparantie van de instellingen, organen en instanties van de EU te vergroten en ervoor te zorgen dat de EU-administratie de bezorgdheid van de burgers ernstig neemt;
3.spreekt zijn waardering uit voor de constructieve samenwerking tussen de Europese Ombudsman en het Europees Parlement, met name de Commissie verzoekschriften, alsmede andere EU‑instellingen;
4.is ingenomen met de publicatie door de Ombudsman van een gids over toegang tot EU‑documenten, die tot doel heeft burgers bewuster te maken van hun recht op toegang tot documenten en hen in staat te stellen de besluitvorming van de EU te controleren; is van mening dat het van essentieel belang is burgers passende informatie te blijven verstrekken over de rol en de reikwijdte van de activiteiten van de Ombudsman en hoe deze de ontwikkeling van de EU-instellingen beïnvloedt;
5.is ingenomen met de aanbevelingen naar aanleiding van het initiatiefonderzoek van de Ombudsman naar de tijd die de Commissie nodig heeft voor de behandeling van verzoeken om toegang van het publiek tot documenten; verzoekt de Commissie de behandeling van dergelijke verzoeken te verbeteren, haar systemische vertragingen met spoed aan te pakken en de termijnen in acht te nemen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr.1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; onderschrijft het standpunt van de Ombudsman dat documenten en gevraagde informatie vaak voor een beperkte tijd relevant zijn, en aan relevantie voor de aanvragers kunnen verliezen wanneer vertraging optreedt; is van mening dat de Commissie proactief documenten en statistieken moet publiceren over de wijze waarop zij omgaat met verzoeken om toegang tot documenten, aangezien dergelijke informatie van groot belang is om de transparantie op dit gebied te verbeteren en de verantwoordingsplicht van de Commissie jegens burgers te versterken; onderstreept dat de transparantie van het besluitvormingsproces centraal staat in veel onderzoeken van de Ombudsman, met name met betrekking tot lobbyactiviteiten;
6. onderstreept dat toegang van het publiek tot documenten een grondrecht van EU‑burgers is, en een hoeksteen van de Europese democratie; herinnert eraan dat de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen sinds de vaststelling van Verordening(EG) nr.1049/2001 een aanpassing aan de nieuwe digitale context noodzakelijk maken; erkent de noodzaak tot herziening van de verordening en dringt er bij de Raad op aan onverwijld constructieve onderhandelingen te beginnen met het Parlement en de Commissie over deze herziening, teneinde deze drie belangrijke EU‑instellingen om te vormen tot modellen van transparantie en publieke verantwoording voor de hele EU; is er stellig van overtuigd dat onderhandelingen over de herziening van Verordening (EG) nr.1049/2001 gebaseerd moeten zijn op het reeds door het Parlement aangenomen standpunt en dat het toepassingsgebied ervan moet worden uitgebreid tot alle instellingen, organen en agentschappen van de EU, waardoor de verantwoordingsplicht van het besluitvormingsproces wordt versterkt; herinnert in dit verband aan het standpunt van het Parlement dat onder “document” moet worden verstaan: iedere gegevensinhoud, ongeacht de drager ervan (op papier, in elektronische vorm, als geluids-, beeld- of audiovisuele opname), betreffende een materie die tot de bevoegdheid van een instelling, orgaan of instantie van de Unie behoort(4); benadrukt dat het van essentieel belang is dat de instellingen transparant zijn in hun betrekkingen met burgers, zoals ook wordt erkend door de Ombudsman in haar onderzoek naar de transparantie van trialogen(5), waarin de Ombudsman begrip toonde voor de specifieke uitdagingen en gevoeligheden binnen het EU-systeem van interinstitutionele onderhandelingen, maar de instellingen verzocht zich in te spannen om dergelijke uitdagingen te overwinnen, zodat burgers hun democratische rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen;
7.onderschrijft de conclusies van het speciaal verslag van de Ombudsman(6) aan het Europees Parlement over de tijd die de Europese Commissie nodig heeft voor de behandeling van verzoeken om toegang van het publiek tot documenten, en is bezorgd door de beoordeling van de Ombudsman dat deze systemische en aanzienlijke vertragingen bij de behandeling door de Commissie van verzoeken om toegang van het publiek tot documenten neerkomen op wanbeheer; onderstreept dat het belangrijk is dat de Commissie meer middelen uittrekt voor de behandeling van confirmatieve verzoeken uit hoofde van Verordening (EG) nr.1049/2001 alsook de noodzaak voor een proactievere benadering wat betreft transparantie en een constructievere houding jegens aanvragers; verzoekt de Commissie deze situatie met voorrang te corrigeren middels een hervorming van haar handelswijze ten aanzien van toegang tot documenten; herinnert de Commissie aan het recht van het Parlement om tegen de Commissie beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ‑EU) en verwacht een duidelijke en ondubbelzinnige toezegging van het nieuwe college van commissarissen om deze situatie te verhelpen;
8.neemt kennis van het onderzoek van de Ombudsman naar de mate waarin het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie het EU‑recht en de besluiten van het HvJ‑EU toepassen met betrekking tot verzoeken om toegang van het publiek tot wetgevingsdocumenten, waarin de Ombudsman benadrukte dat tijdige toegang van het publiek tot wetgevingsdocumenten gewaarborgd moet zijn alsook dat de deelname van de EU-burgers aan het wetgevingsproces van de EU moet worden vergemakkelijkt; erkent het belang van de tijdige behandeling van verzoeken om toegang tot documenten door alle instellingen om een gevoel van vertrouwen in het wetgevingsproces van de EU te bevorderen, dat gebaseerd is op de hoofdbeginselen van transparantie en toegang van het publiek tot informatie, zoals bevestigd door de jurisprudentie van het HvJ‑EU; herinnert eraan dat de EU-instellingen volgens de jurisprudentie van het HvJ‑EU alleen in uitzonderlijke omstandigheden kunnen weigeren wetgevingsdocumenten openbaar te maken en dat hun motivering daarvoor gebaseerd moet zijn op specifieke en concrete feiten;
9. neemt kennis van het voornemen van de Ombudsman om een breder onderzoek in te stellen naar de manier waarop de Commissie de begrippen milieu-informatie en informatie met betrekking tot emissies in het milieu interpreteert; is met name bezorgd over het feit dat de Ombudsman heeft vastgesteld dat er sprake is van wanbeheer bij de weigering van de Commissie om toegang te verlenen tot documenten over de broeikasgasemissies van de keramische industrie die zijn gerapporteerd in het kader van het EU-emissiehandelssysteem; betreurt het dat de Commissie de door de Ombudsman voorgestelde oplossing heeft verworpen en er niet in is geslaagd de vereiste transparantie te waarborgen en volledige uitvoering te geven aan Verordening (EG) nr.1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6september2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen(7) en het Verdrag van Aarhus; verzoekt de Commissie de toegang van het publiek tot milieu-informatie te waarborgen, in overeenstemming met het EU-recht en de desbetreffende jurisprudentie van het HvJ‑EU, en de inspraak van het publiek bij de besluitvorming met betrekking tot het milieu te bevorderen; is bezorgd over het feit dat de weigering van de Commissie om toegang te verlenen tot alle verzochte documenten betreffende de broeikasgasemissies die in het kader van het EU‑emissiehandelssysteem zijn gerapporteerd, zich ook uitstrekt tot industriële installaties die niet tot de keramische industrie behoren, en verzoekt de Ombudsman de bevindingen van de onderzoeken onder de aandacht te blijven brengen teneinde de transparantie te vergroten; herinnert eraan dat een aanzienlijk aantal verzoekschriften aan het Europees Parlement betrekking heeft op het niet of beperkt toegankelijk zijn van milieu-informatie;
10.verzoekt de Raad het publiek volledige toegang te verlenen tot een juridisch advies inzake Richtlijn (EU)2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19oktober2022(8) betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie, in overeenstemming met de aanbeveling van de Ombudsman, waarin wanbeheer in deze kwestie wordt vastgesteld;
11. schaart zich achter de Ombudsman bij haar inspanningen om verder bij te dragen aan de verduidelijking van wat een EU-document is en benadrukt dat de EU‑instellingen gevolg moeten geven aan de aanbevelingen van de Ombudsman en hun administratieve praktijken aanpassen aan de veranderende communicatiemiddelen; benadrukt dat het recht van burgers op toegang van het publiek tot informatie van toepassing is op geschreven fysieke en elektronische documenten, alsook op audio- en audiovisuele opnamen die verband houden met beleid, activiteiten en besluiten van de instellingen, en herinnert eraan dat werkgerelateerde tekst- en instant messaging-berichten worden beschouwd als “documenten” in de zin van Verordening (EG) nr.1049/2001; betreurt de gevallen waarin de Commissie het publiek geen toegang heeft verleend tot documenten in de vorm van e‑mails of tekstberichten, zoals die met betrekking tot ontwerpstrategieën van de EU inzake bodem, bossen en aanpassing aan de klimaatverandering of uitwisselingen tussen de voorzitter van de Commissie en de CEO van een farmaceutisch bedrijf in verband met de aankoop van COVID‑19-vaccins;
12.waardeert de inzet van de Ombudsman voor het handhaven van de grondrechten in het kader van activiteiten op het gebied van migratie; merkt op dat de Ombudsman de Commissie om nadere uitleg heeft verzocht over de wijze waarop zij de eerbiediging van de mensenrechten wil waarborgen in het kader van het memorandum van overeenstemming tussen de EU en Tunesië, teneinde ervoor te zorgen dat de EU haar verplichtingen op het gebied van de mensenrechten nakomt; benadrukt dat alle instellingen, organen en agentschappen van de EU verplicht zijn de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te eerbiedigen, zoals uiteengezet in de Verdragen en het Handvest;
13.neemt kennis van het besluit van de Commissie om samen met de nationale en lokale autoriteiten het effect op de grondrechten te beoordelen van door de EU gefinancierde voorzieningen voor migratiebeheer, na een onderzoek ter zake op eigen initiatief van de Ombudsman;
14. is ingenomen met de onderzoeken van de Ombudsman naar aanleiding van Qatargate in het Parlement; staat volledig achter de conclusies van de Ombudsman dat de ethische en anticorruptieregels van de EU moeten worden nageleefd en versterkt door de EU‑instellingen en dat de uitvoering van hervormingen op dit gebied door het Parlement naar behoren moet worden gemonitord en gehandhaafd op alle niveaus; benadrukt dat het Parlement en de Commissie altijd bijzondere aandacht moeten besteden aan directe en indirecte lobbyactiviteiten om lacunes en zwakke punten vast te stellen die de transparantie en verantwoordingsplicht in het gedrang kunnen brengen en het risico op potentiële belangenconflicten kunnen vergroten; is ingenomen met de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de huidige gedragscode voor leden van het Europees Parlement met betrekking tot integriteit en transparantie, en moedigt de Ombudsman aan om in voorkomend geval het uitvoeringsproces daarvan te blijven monitoren; onderstreept dat ethische regels strikt moeten worden nageleefd om het vertrouwen van burgers in de Europese instellingen te vergroten;
15.benadrukt de cruciale rol van transparantie, goed bestuur en institutionele checks-and-balances in het werk van de EU-instellingen;
16.neemt kennis van de onderzoeken van de Ombudsman naar risico’s van belangenconflicten binnen de Commissie, met name op het gebied van het Europees Defensiefonds (EDF), mede gezien het feit dat de Commissie niet verplicht is de namen bekend te maken van de deskundigen die zij raadpleegt over EDF-gerelateerde projecten; wijst in dit verband op de suggestie van de Ombudsman dat de Commissie de belangenverklaringen van de leden van de Raad voor regelgevingstoetsing proactief moet publiceren en, indien nodig, de desbetreffende regels voor de raad moet wijzigen;
17.neemt kennis van de oproep van de Ombudsman aan de Europese Investeringsbank (EIB) om haar regels inzake belangenconflicten te verbeteren en de toezichthoudende rol van haar Commissie ethiek en compliance te versterken, na de beslissing van haar vicevoorzitter om de functie van CEO te gaan bekleden bij een nationale stimuleringsbank; moedigt de Ombudsman in dit verband aan zich te blijven richten op de kwestie van afkoelingsperioden en draaideurbewegingen door hooggeplaatste personeelsleden van alle EU-instellingen, ‑agentschappen en ‑organen, teneinde de strengste ethische normen op het gebied van transparantie en publieke verantwoording te waarborgen;
18.is ingenomen met de wijzigingen die de Commissie heeft aangebracht in haar interne richtsnoeren inzake overheidsopdrachten, die in het kader van het onderzoek van de Ombudsman positief zijn beoordeeld en die haar omgang met potentiële professionele belangenconflicten bij aanbestedingen verbeteren;
19.moedigt de Commissie aan haar inspanningen op te voeren om de transparantie met betrekking tot de herstel- en veerkrachtfaciliteit te vergroten en verzoekt de Commissie om haar behandeling van verzoeken om toegang van het publiek tot documenten in verband met de herstel- en veerkrachtfaciliteit te verbeteren en voorlopige beoordelingen van de betalingsverzoeken van de lidstaten te blijven publiceren;
20.is ingenomen met het besluit van de Ombudsman om op eigen initiatief een onderzoek in te stellen naar de vertragingen van de Commissie bij het risicobeheer van gevaarlijke chemische stoffen, teneinde de vertragingen te onderzoeken bij de invoering van beperkingen om de risico’s van specifieke chemische stoffen terug te brengen tot een minimum en bij het plaatsen van chemische stoffen op de lijst van stoffen waarvoor voorafgaande toestemming vereist is;
21.is bezorgd over het feit dat de Ombudsman verschillende transparantieproblemen heeft vastgesteld in de interacties van de Commissie met de tabaksindustrie; merkt echter op dat de Commissie zich ertoe heeft verplicht de blootstelling van haar diensten aan lobbyactiviteiten door de tabaksindustrie verder te beoordelen; herinnert de Commissie eraan dat de EU en al haar lidstaten het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik hebben ondertekend en dat zij daarom verplicht zijn om bij de vaststelling en uitvoering van hun volksgezondheidsbeleid met betrekking tot de bestrijding van tabaksgebruik maatregelen te nemen om dit beleid te beschermen tegen commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie;
22.herinnert aan de dwingende verplichting van de EU-instellingen om te zorgen voor een dienstverlening door onafhankelijke en goed gekwalificeerde ambtenaren die worden aangeworven op een open manier waarbij wordt gestreefd naar een passend geografisch evenwicht tussen nationaliteiten en talen; wijst erop dat de Ombudsman een onderzoek heeft uitgevoerd naar de wijze waarop het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) preselectietests heeft uitgevoerd in het kader van een procedure voor de aanwerving van nieuw personeel voor het ambtenarenapparaat van de EU, en problemen heeft vastgesteld met betrekking tot de organisatie van tests die uitsluitend worden uitgevoerd op afstand; verzoekt EPSO zijn aanwervingsprocedures te verbeteren door ervoor te zorgen dat technische vereisten geen nadeel opleveren voor bepaalde kandidaten, en aan de kandidaten duidelijke informatie te verstrekken; is van mening dat kandidaten de mogelijkheid moeten krijgen om desgewenst aan deze tests deel te nemen terwijl zij fysiek aanwezig zijn in een testcentrum, zoals gebruikelijk was vóór de COVID‑19-pandemie;
23.is ingenomen met het feit dat het Bureau van de Europese Ombudsman in 2023 zijn rol is blijven bekendmaken en zijn werkzaamheden bij een zo breed mogelijk publiek is blijven promoten en dat het heeft deelgenomen aan het Europees Jongerenevenement (EYE2023); benadrukt het belangrijke karakter van het door de Ombudsman georganiseerde debat, met deelname van de Commissie en het Parlement, over de naleving van het integriteitskader van de EU‑administratie;
24.juicht de onderzoeken van de Ombudsman toe naar aanleiding van klachten van personen met een handicap, en moedigt haar aan in haar werk als actief deelnemer aan het EU-kader voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap; acht het persistente toezicht van de Ombudsman op de uitvoering door de EU‑administratie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap belangrijk, en verzoekt alle EU-instellingen de grootst mogelijke aandacht te besteden aan de door de Ombudsman in haar onderzoeken naar de rechten van personen met een handicap geformuleerde aanbevelingen; waardeert het voorzitterschap van de Ombudsman in 2023 van het EU-kader voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en haar voortdurende werkzaamheden als lid van dat kader;
25.benadrukt dat de “Europese toegankelijkheidswet”(9) op 17april2019 is aangenomen en dat de uiterste datum voor de omzetting ervan door de lidstaten 28juni2022 was; onderstreept dat het belangrijkste doel van de Europese toegankelijkheidswet erin bestond het leven voor ten minste 87miljoen personen met een handicap gemakkelijker te maken en hun toegang tot onder meer openbaar vervoer, bankdiensten, computers, tv’s, e‑boeken en onlinewinkels te vergemakkelijken; betreurt ten zeerste dat geen van de lidstaten erin is geslaagd deze richtlijn volledig en consistent om te zetten en dat zij hierbij steeds weer vertraging oplopen, zoals wordt bevestigd door de lopende inbreukprocedures die door de Commissie tegen alle lidstaten zijn ingeleid; verzoekt de Ombudsman deze zeer ernstige schending van het EU-recht, welke de rechten van personen met een handicap ernstig ondermijnt, aan de orde te stellen als onderdeel van de activiteiten die zij in het EU-kader voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap verricht, teneinde deze kwestie met voorrang te helpen oplossen;
26.is ingenomen met het onderzoek van de Ombudsman naar de wijze waarop de Commissie de regel in het Statuut van de ambtenaren van de EU toepast met betrekking tot de verdubbeling van de kindertoelage om te helpen bij de zorg voor kinderen met een handicap; is in dit verband ingenomen met het initiatief van de Commissie om de toepasselijke regels voor de gehele EU-administratie te herzien, om te zorgen voor een individuele inhoudelijke beoordeling van alle aanvragen voor dit soort vergoedingen;
27.benadrukt het feit dat het Europees netwerk van ombudsmannen (ENO) en de jaarlijkse bijeenkomsten via het ENO met nationale en regionale ombudsmannen belangrijk zijn om het bewustzijn te vergroten van wat de Europese Ombudsman voor de Europese burgers kan doen; moedigt de Ombudsman aan om aan de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken met nationale ombudsmannen via het ENO te blijven deelnemen; neemt kennis van het feit dat in de jaarlijkse ENO-conferentie van 2023 gefocust werd op de bescherming van de mensenrechten en de aanpak van de voor- en potentiële nadelen van het gebruik van AI in het openbaar bestuur;spoort maatschappelijke organisaties aan om beter gebruik te maken van de diensten van de Europese Ombudsman om de EU-instellingen te controleren, transparantie te waarborgen en gevallen van niet-naleving van het EU-recht te behandelen; is ingenomen met het feit dat het Instituut van de Mensenrechtenombudsman van Bosnië en Herzegovina is toegetreden tot het ENO; verzoekt de Ombudsman de samenwerking met de kantoren van de nationale ombudsmannen van de kandidaat-lidstaten van de EU te versterken om de overheidsinstanties van die landen beter in staat te stellen op één lijn te komen met de EU‑normen inzake goed bestuur, integriteit en verantwoordingsplicht;
28.dringt aan op voortzetting van de nauwe samenwerking tussen de Ombudsman en de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement, die de gedeelde taak hebben de EU-instellingen dichter bij de burgers te brengen; spreekt zijn grote waardering uit voor de aandacht en follow-up die de Ombudsman geeft aan alle klachten, met inbegrip van de doorverwijzing van klachten die buiten het mandaat van de Ombudsman vallen en die gaan over de uitvoering van EU-wetgeving, naar een andere relevante instantie of naar de Commissie verzoekschriften van het Parlement; moedigt het bureau van de Ombudsman aan zich daartoe te blijven inspannen, aangezien samenwerking met de Commissie verzoekschriften, tijdige informatie en toegang tot documenten in alle 24officiële EU-talen de effectieve deelname van burgers en het maatschappelijk middenveld aan het besluitvormingsproces kan vergroten;
29.spreekt zijn waardering uit voor het feit dat het aanvaardingspercentage van de EU-instellingen, d.w.z. het aantal positieve reacties in verhouding tot het totaal aantal door de Ombudsman gedane voorstellen om hun administratieve praktijken te corrigeren of te verbeteren, in 2023 81% bedroeg, hetgeen een verbetering is ten opzichte van het voorgaande jaar; is er echter vast van overtuigd dat de instellingen, organen en instanties van de Unie volledig en consequent gevolg moeten geven aan alle oplossingen, aanbevelingen en suggesties van de Ombudsman;
30.prijst de Ombudsman voor haar permanente constructieve werkrelatie met de Commissie, de EU-instelling waarop de meeste onderzoeken van de Ombudsman betrekking hebben; merkt op dat deze relatie de Commissie helpt haar administratieve procedures efficiënter en transparanter te maken;
31.waardeert en verwelkomt de inspanningen van de Ombudsman en haar bureau om hun interne procedures voortdurend te verbeteren, teneinde ervoor te zorgen dat klagers een optimale ervaring hebben en dat klachten zo efficiënt mogelijk worden behandeld; moedigt de inspanningen van de Ombudsman aan om de zichtbaarheid van haar activiteiten verder te verbeteren en is ingenomen met de verbeteringen in het online klachtensysteem van de Ombudsman, waardoor dit gebruiksvriendelijker is geworden; is ingenomen met de meertalige website van de Ombudsman, die het engagement van de Ombudsman weerspiegelt om bijstand te verlenen in de 24officiële talen van de EU;benadrukt dat het belangrijk is te waarborgen dat personen met een handicap volledige toegang hebben tot het complete scala aan middelen dat de EU haar burgers biedt, met name door middel van systematische vertaal- en tolkdiensten in alle officiële talen, en ook voor gebarentaal;
32.verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ombudsmannen of soortgelijke organen in de lidstaten.
Verordening (EG) nr.1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PBL145 van 31.5.2001, blz.43, ELI:http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1049/oj).
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15december2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (herschikking), artikel3: /doceo/document/TA-7-2011-0580_NL.pdf.
Speciaal verslag van de Europese Ombudsman in het kader van het strategisch onderzoek naar de tijd die de Europese Commissie nodig heeft voor de behandeling van verzoeken om toegang van het publiek tot documenten (OI/2/2022/OAM).
Richtlijn(EU)2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17april2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten, (PBL151 van7.6.2019, blz.70, ELI:http://data.europa.eu/eli/dir/2019/882/oj).